Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3306, 373932 / HA ZA 20/372
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:3306, 373932 / HA ZA 20/372
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 juni 2021
- Datum publicatie
- 6 juli 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2021:3306
- Zaaknummer
- 373932 / HA ZA 20/372
Inhoudsindicatie
Commissionairsovereenkomst tussen aanbieder vakantiewoningen en verhuurorganisatie. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat aanbieder vakantiewoningen ten tijde van Covid-19 werd gehouden aan haar verplichtingen op grond van de overeenkomst. Verhuur via een boekingskanaal andere reisorganisatie niet toegestaan. Verhuurorganisatie heeft haar inspanningsverplichting niet verzaakt. Ontbinding en opzegging door aanbieder vakantiewoningen niet rechtsgeldig. Gevolgen niet rechtsgeldige ontbinding: vergoeding positief contractsbelang.
Uitspraak
vonnis
Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/373932 / HA ZA 20/372
Vonnis van 30 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] ,
gevestigd te Wissenkerke,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.W.E. Evers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 7 oktober 2020
- -
-
de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte uitlating producties en akte overlegging producties in conventie en in reconventie (met producties 28 t/m 37)
- -
-
de akte overlegging producties van [gedaagde] (met productie 110)
- -
-
de akte overlegging productie 41 in conventie en in reconventie van [eiser]
- -
-
de akte overlegging producties van [gedaagde] (met productie 111)
- -
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 februari 2021
- -
-
de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van beide partijen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Eind 2016/begin 2017 hebben [eiser] en [gedaagde] gesprekken gevoerd over een samenwerking. [eiser] was geïnteresseerd in verhuur van accommodaties van [gedaagde] en [gedaagde] was geïnteresseerd in de verwerving van locaties van [eiser] voor de ontwikkeling en realisatie van accommodaties voor recreatief gebruik.
Bij e-mail van 15 februari 2017 heeft de heer [naam A] van [eiser] [gedaagde] in dit kader (onder andere) bericht:
“(…) Wat we nog zouden kunnen voorstellen is een zuivere bemiddelingsovereenkomst waarbij we 100% volle bak aan de slag kunnen om zo op korte termijn maximale omzet te genereren. (…)
[eiser] en [gedaagde] hebben op 13 maart 2017 een overeenkomst, genaamd commissionairsovereenkomst, gesloten. In de commissionairsovereenkomst staat onder andere:
“Overwegende dat:
(…)
- -
-
[gedaagde] een hogere bezettingsgraad van de accommodaties op de hiervoor vermelde resorts ambieert;
- -
-
Zowel [eiser] als [gedaagde] het realiseren van groei ambiëren;
- -
-
Partijen met het oog op deze ambities met elkaar willen samenwerken, waarbij [eiser] als commissionair op haar naam en voor rekening en risico van [gedaagde], de accommodaties op de hiervoor vermelde resorts van [gedaagde] en op toekomstig door [gedaagde] te realiseren resorts voor recreatieve doeleinden aan derden verhuurt.
- -
-
Deze verhuur exclusief aan [eiser] wordt opgedragen, met dien verstande dat [gedaagde] gerechtigd is ook zelf de verhuur te realiseren;
- -
-
[eiser] voor de uitvoering van de aan haar opgedragen verhuur derden kan inschakelen (…)
Artikel 2 – De opdracht tot verhuur
[gedaagde] draagt hierbij aan [eiser] op, die verklaart te aanvaarden, de opdracht tevens het exclusieve recht, om via het Boekingskanaal van [eiser] met daarbij behorende markettingtools, als commissionair voor rekening en risico van [gedaagde], de Accomodaties te verhuren aan Huurder.
(…)
Artikel 4 – Taken en verplichtingen [eiser]
De werkzaamheden van [eiser] bestaan uit het naar eigen inzicht uitvoeren van de volgende taken.
a. Het maken van de nodige publiciteit en het verzorgen van de PR en marketing teneinde de Accommodaties te verhuren. [eiser] kan daartoe, naar eigen inzicht, één of meer van de volgende tools inzetten:
- -
-
het opnemen van Accommodaties in het totale aanbod van [eiser] op de website www.[eiser].nl/be/de/fr en op de website www.roompotbusiness.nl;
- -
-
E-mail marketing;
- -
-
SEA/SEO;
- -
-
Bannering;
- -
-
Affillate;
- -
-
Review Marketing;
- -
-
Inzet van haar netwerk van samenwerkingspartners.
b. (…) het sluiten van Huurovereenkomsten (…)
c. Het innen van de Huurpenningen van de door [eiser] gerealiseerde boekingen.
d. Het maandelijks achteraf, afrekenen van de Huurpenningen met [gedaagde] overeenkomstig hetgeen hierna is bepaald in artikel 8.
e. Het maandelijks informeren van [gedaagde] over de Huuromzet c.q. de ontwikkeling daarvan per Resort en over (de berekening van) aan [gedaagde] door te betalen bedragen zoals hierna bedoeld in artikel 8, gebaseerd op Newyse.
(…)
Artikel 5 – Exclusiviteit en garantie
Eurparcs verleent [eiser] Vakanties in de functie van commissionair het exclusieve recht tot verhuur van de Accommodaties op de Resorts en verklaart gedurende de duur van de Overeenkomst met geen andere verhuurorganisatie samen te werken dan met [eiser].
(…)
[eiser] heeft de exclusieve bevoegdheid om naar eigen inzicht derden (zoals touroperators) in te schakelen, teneinde Boekingen te realiseren.
[gedaagde] behoudt de mogelijkheid om via haar eigen callcenter en haar eigen website www.[gedaagde].nl, rechtstreeks reserveringen en Boekingen voor de Resorts te maken (…)
[gedaagde] staat er voor in dat zij geen andere boekingskanalen zal aanmaken of gebruiken. (…)
[eiser] is en blijft bevoegd om verhuur(bemiddeling)- en overige diensten, voor andere partijen – de vennootschappen die deel uitmaken van en/of gelieerd zijn aan de [eiser] Group daaronder begrepen – uit te voeren.
(…)
Artikel 8 – Financiële afwikkeling
[eiser] Vakanties keert binnen vier weken na afloop van een kalendermaand aan [gedaagde] de Huuromzet uit, voor zover deze bestaat uit de in die kalendermaand vertrokken Huurders ter zake van de gehele verblijfsduur, op basis van de hierna vermelde staffel.
Voor haar dienstverlening als commissionair heeft [eiser] recht op de volgende vergoeding die zij zal inhouden bij de maandelijkse financiële afwikkeling:
- Tot een Huuromzet van EUR 8.000.000 inclusief 6% BTW per Boekingsjaar; 15% exclusief BTW van de Huuromzet exclusief BTW, [eiser] is gerechtigd tot een extra 2% exclusief BTW van de Huuromzet exclusief BTW voor die boekingen die worden gerealiseerd via tussenkomt van andere touroperators.
- Bij een Huuromzet van meer dan EUR 8.000.000 inclusief 6% BTW per Boekingsjaar; 17% exclusief BTW van de totale Huuromzet exclusief BTW.
- Bij een Huuromzet van meer dan 10.000.000 inclusief 6% BTW per Boekingsjaar; 18% exclusief BTW van de totale Huuromzet exclusief BTW.
(…)
Partijen komen overeen dat voor het park [naam park] altijd een percentage geldt van 15% exclusief BTW (…)
Artikel 9 – Duur en beëindiging
De Overeenkomst treedt in werking op 3 april 2017 en wordt voor bepaalde tijd aangegaan, nl. tot en met de eerste Wisseldag van 2023. Daarna wordt de Overeenkomst steeds verlengd met een periode van vijf jaar, tenzij deze wordt opgezegd tegen het einde van de overeengekomen termijn met inachtneming van een opzegtermijn van negen maanden.
Deze Overeenkomst kan door [gedaagde] met inachtneming van een opzegtermijn van negen maanden tussentijds worden opgezegd indien en voor zover de ontwikkelingsovereenkomst, hierbij aangehecht als Bijlage 6 op voet van het bepaalde in artikel 3.3 door haar wordt opgezegd, althans indien deze niet wordt verlengd, alsmede onder opgave van een zwaarwegende reden als bedoeld in artikel 11.1 waardoor voortzetting van de samenwerking niet langer van de opzeggende partij gevergd kan worden.
(…)
Bij de beëindiging van de Overeenkomst, na verlenging op voet van het bepaalde in artikel 9.1, is [gedaagde] geen vergoeding voor de website en Newyse aan [eiser] verschuldigd, met uitzondering van de marktconforme maandelijkse kosten die verschuldigd zijn aan de beheerders bij voortzetting van het gebruik van het systeem en de website door [gedaagde].
(…)
Artikel 11 – Tussentijdse ontbinding
Deze Overeenkomst kan worden opgezegd wegens zwaarwichtige redenen, waaronder in elk geval wordt verstaan:
(…)
- Indien één der partijen in verzuim treedt om geheel of gedeeltelijk en/of tijdig haar verplichtingen uit deze overeenkomst jegens de andere partij na te komen.
In het geval er sprak is van verzuim zoals hiervoor bedoeld zal de ontbinding eerst plaats kunnen vinden nadat de andere partij schriftelijk in gebreke is gesteld en een redelijke termijn voor herstel heeft gekregen die zonder resultaat is verstreken. De ontbinding kan alsdan worden ingeroepen door middel van een aangetekende brief aan de andere partij waarin de ontbinding wordt medegedeeld (…)
Artikel 13 – Beperking aansprakelijkheid [gedaagde]
Iedere aansprakelijkheid van [gedaagde] en/of derden voor schade, voortvloeiende uit of verband houdende met de uitvoering van de Overeenkomst of voortvloeiende uit onrechtmatige daad is steeds beperkt tot het bedrag waarop de aansprakelijkheidsverzekering van [gedaagde] in het desbetreffende geval maximaal aanspraak geeft, vermeerderd met het bedrag van het eigen risico volgens de desbetreffende polis.
Indien en voor zover om welke reden dan ook geen uitkering krachtens bedoelde verzekering mocht plaatsvinden, is iedere aansprakelijkheid van [gedaagde] beperkt tot voormeld eigen risico onder voormelde verzekering, behoudens ingeval van opzet of grove schuld van [gedaagde].
(…)
Artikel 14 – Geheimhouding
Ieder der Partijen zal de informatie die zij (in welke vorm dan ook) van de andere partij ontvangt en alle andere informatie betreffende de andere partij waarvan zij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze geheim of vertrouwelijk is dan wel informatie waarvan zij kan verwachten dat de verspreiding daarvan de andere partij schade kan berokkenen, geheim houden en de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat haar personeel de genoemde informatie geheim zal houden.
(…)
De in lid 1 genoemde geheimhoudingsplicht geldt niet voor informatie: (…)
d. informatie die door de ontvangende partij openbaar wordt gemaakt op grond van een wettelijke plicht.
Deze verplichting is van toepassing tot drie jaar na de beëindiging van deze overeenkomst.
Indien een partij het hiervoor in lid 1 geheimhoudingsverplichting niet nakomt c.q. deze schendt, verbeurt zij, ongeacht of dit aan haar kan worden toegerekend en zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke procedure, ten behoeve van de andere partij een onmiddellijk opeisbare boete van € 50.000,-- (…) voor elke overtreding. (…)
Artikel 19 – Boetebepaling
Indien [gedaagde] de in artikel 5 (Exclusiviteit en garantie) omschreven verplichtingen en garanties niet nakomt c.q. deze schendt, verbeurt [gedaagde], ongeacht of dit aan haar kan worden toegerekend en zonder voorafgaande ingebrekestelling of gerechtelijke procedure, ten behoeve van [eiser] een onmiddellijk opeisbare boete van € 100.000,-- (…) voor elke overtreding en daarnaast een bedrag van
€ 1.000,-- (…) voor elke dag dat die overtreding voortduurt, zonder dat sprake hoeft te zijn van enige vorm van schade en onverminderd de overige rechten van [eiser], waaronder haar recht om naast de boete schadevergoeding te vorderen.
(…)”
Naast de commissionairsovereenkomst zijn de aan [eiser] gelieerde onderneming [naam onderneming] (hierna [naam onderneming]) en [gedaagde] omstreeks 13 maart 2017 een overeenkomst, genaamd ontwikkelingsovereenkomst, aangegaan.
De ontwikkelingsovereenkomst vermeldt onder meer:
[eiser] verplicht zich jegens [gedaagde] om verblijfsrecreatieve ontwikkelingen (…) die op terreinen in eigendom van [eiser] of aan haar gelieerde vennootschappen, plaats gaan vinden, dan wel door [eiser] worden verkregen, dan wel waarvan [eiser] overweegt die te verkrijgen (….) als eerste aan [gedaagde] aan te bieden (…), indien en voor zover [eiser] er van afziet om de desbetreffende projectontwikkeling zelf uit te voeren (…)
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van zes jaar, met dien verstande dat de overeenkomst start op de datum van ondertekening en eindigt op 31 december 2022. (…)
Indien onderhavige overeenkomst niet wordt verlengd, heeft [gedaagde] het recht om de Commissionairsovereenkomst op te zeggen met inachtneming van minimaal 9 maanden zonder enige vergoeding aan [eiser] of aan [eiser] gelieerde ondernemingen verschuldigd te zijn. (…)
[naam onderneming] en [gedaagde] hebben verder een overeenkomst gesloten, genaamd garantieovereenkomst. Daarin staat (onder andere):
“(…) Artikel 1 – de garantieregeling
[eiser] garandeert (…) gedurende looptijd van de commissionairsovereenkomst, een minimale (bruto) Huuromzet van € 6.000.000 Euro, (…) inclusief BTW, per Boekingsjaar, op basis van de huidige beschikbare Accommodaties anno 2017 (…)”
In aanvulling op de commissionairsovereenkomst hebben [naam onderneming] en [gedaagde] drie addenda gesloten.
In het concept van addendum I had [gedaagde] vermeld dat, indien de bezettingsgraad naar het oordeel van [gedaagde] achterbleef bij de vergelijkbare periode in het vorige jaar, [eiser] op eerste verzoek van [gedaagde] meer acties en acties bij andere touroperators diende uit te zetten. [eiser] heeft daarop laten weten dat deze in het concept opgenomen verplichting niet akkoord was. Daarbij heeft [eiser] (onder andere) vermeld:
“(…) De kern van de samenwerking is nu juist dat [eiser] de regisseur is die een optimale verhuuropbrengst (in het belang van beide partijen uiteraard) tracht te realiseren. (…) ”
In addendum I, gedateerd 2 juli 2019, staat onder andere:
“(…)
Artikel 1 – Vooruitbetaalde huursommen
[eiser] zal, uitdrukkelijk in afwijking van het geen in de Overeenkomst is opgenomen, met ingang van de datum van ondertekening van dit Addendum door Partijen, zeventig (70) procent van de door haar ontvangen vooruitbetaalde huursommen, indien van toepassing inclusief BTW, maandelijks uitbetalen aan [gedaagde] (…)
[eiser] zal het restant van de vooruitbetaalde huursommen (dertig (30) procent) onder zich houden en, na inhouding/verrekening van de door [eiser] aan de huursommen gerelateerde te ontvangen provisie, indien van toepassing inclusief BTW, uitbetalen aan [gedaagde], uiterlijk op de laatste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand van de vertrekdatum van de huurder van wie de huursom afkomstig is.
(…)
Staffel algemeen
Partijen gaan ter zake van de staffel uit van de Overeenkomst zoals die is gesloten en van het aantal objecten dat beschikbaar is voor de recreatieve verhuur. Per datum ondertekening van dit Addendum zullen Partijen jaarlijks het aantal voor de recreatieve verhuur beschikbare objecten per 1 augustus van dat jaar, op basis van een tijdig voor die datum door [gedaagde] aan te leveren rapportage, vergelijken met het aantal zoals opgenomen in de Overeenkomst, op basis waarvan de staffel bij akkoord tussen Partijen over de bedoelde rapportage aangepast zal worden (…)
Artikel 8 – Andere touroperators
[gedaagde] en [eiser] komen overeen een periodieke overlegstructuur op te zetten om de ontwikkeling van de boekingen te bespreken alsmede mogelijke acties om deze verder te verbeteren. Door [gedaagde] voorgestelde acties waar Partijen het met elkaar over eens zijn worden door [eiser] met bekwame spoed opgevolgd. De aard van de Overeenkomst brengt met zich dat [eiser] daarbij niet verplicht kan worden om acties bij andere touroperators uit te zetten. (…)”
Addendum II van 6 december 2019 vermeldt (onder andere) dat bij een huuromzet lager dan € 60,00 exclusief btw per boeking, als ondergrens voor de provisie bij acties via derden een bedrag van € 10,00 exclusief btw per boeking zal gelden.
In addendum III van 3 maart 2020 staat (onder andere) dat [eiser] bij de inzet van touroperators [touroperator A] en [touroperator B] een extra vergoeding van 4% exclusief btw toekomt, omdat de aan deze partijen verschuldigde commissie hoger ligt.
Op 23 maart 2020 zijn in verband met de Covid-19 maatregelen onder andere vakantieparken gesloten. Door die maatregelen is het aantal boekingen voor [gedaagde]-parken gedaald.
Bij brief van 17 april 2020 heeft [gedaagde] [eiser] bericht dat zij was benaderd door een aanbieder van pakketreizen over het inzetten van vouchers voor het huren van vakantiewoningen op parken van [gedaagde]. Op 22 april 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat deze aanbieder [naam aanbieder] was.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 23 april 2019 bericht dat een samenwerking met [naam aanbieder] in strijd is met de verplichtingen van [gedaagde] op grond van de commissionairsovereenkomst en een voorstel gedaan op basis waarvan zij de samenwerking met [naam aanbieder] desondanks wilde toestaan.
[gedaagde] heeft [eiser] bij brief van 28 april 2020 bericht dat een samenwerking met [naam aanbieder] niet in strijd is met de commissionairsovereenkomst, het voorstel van [eiser] van 23 april 2019 van de hand gewezen en een tegenvoorstel gedaan. [gedaagde] heeft [eiser] daarbij bericht dat [eiser] juist in strijd handelt met de commissionairsovereenkomst en de garantieovereenkomst. [gedaagde] heeft [eiser] in gebreke gesteld en tot 1 mei 2020 de tijd gegeven om de verplichtingen uit de commissionairsovereenkomst na te komen.
Mr. Boogaard heeft [gedaagde] namens [eiser] bij brief van 1 mei 2020 aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkomingen van [gedaagde] en medegedeeld dat van tekortkomingen aan de zijde van [eiser] geen sprake is.
Mr. Evers heeft [eiser] namens [gedaagde] bij brief van 4 mei 2020 nogmaals bericht dat [eiser] tekortschoot in de nakoming van de commissionairsovereenkomst. Hij heeft [eiser] tot 7 mei 2020 de tijd gegeven om haar verplichtingen na te komen en te reageren op het voorstel voor de samenwerking met [naam aanbieder]. Mr. Evers heeft [eiser] daarbij gesommeerd te bevestigen dat de huurgarantie als bedoeld in artikel 1.1 van de garantieovereenkomst nog geldt en zal worden gerespecteerd.
Bij e-mail van 7 mei 2020 heeft mr. Boogaard namens [eiser] het voorstel van [gedaagde] van de hand gewezen.
Bij brief van 14 mei 2020 heeft mr. Evers namens [gedaagde] mr. Boogaard verzocht om [gedaagde] uiterlijk 20 mei 2020 te informeren over het door [eiser] sinds 12 maart 2020 gevoerde beleid ten aanzien van de promotie van [eiser] parken in verhouding met de promotie van [gedaagde] parken. [eiser] heeft [gedaagde] hierover niet geïnformeerd.
Bij brief van 20 mei 2020 heeft [gedaagde] de commissionairsovereenkomst primair ontbonden en subsidiair opgezegd. In de brief staat (onder andere):
“(…) Op grond van, en vanwege, voormelde zwaarwichtige redenen, alle tekortkomingen van [eiser], het ingetreden verzuim en/of het vervroegd ingetreden zijn van de gevolgen van niet-nakoming, een en ander zoals is toegelicht en vastgesteld in de brieven van of namens [gedaagde] van 28 april 2020, 4 mei 2020, 14 mei 2020 en de onderhavige brief:
- -
-
i) primair: ontbindt [gedaagde] hierbij de Commissionairsovereenkomst; althans
- -
-
ii) subsidiair: zegt [gedaagde] hierbij de Commissionairsovereenkomst met onmiddellijke ingang op wegens zwaarwichtige redenen als bedoeld in artikel 11.1 Commissionairsovereenkomst (bestaande uit onder meer de ernstige vertrouwensbreuk aan de zijde van [gedaagde], de schending van de wettelijke en contractuele verplichtingen door [eiser] en het verzuim van [eiser] om geheel of gedeeltelijk en/of tijdig haar wettelijke en contractuele verplichtingen na te komen).(…)”
Bij brief van 20 mei 2020 hebben [eiser] en de [naam onderneming] aan [gedaagde] bericht dat de gemaakte verwijten een ontbinding niet kunnen rechtvaardigen en dat de opzegging niet rechtsgeldig is. [eiser] en [naam onderneming] hebben laten weten dat zij de commissionairsovereenkomst en de garantieovereenkomst evenwel als beëindigd beschouwen aangezien [gedaagde] de uitvoering daarvan onmogelijk had gemaakt.
Bij brief van 14 augustus 2020 heeft [naam onderneming] [gedaagde] bericht dat de beëindiging van de commissionairsovereenkomst ook leidt of heeft geleid tot beëindiging van de ontwikkelingsovereenkomst. Voor zover de ontwikkelingsovereenkomst niet ten einde is gekomen, heeft [naam onderneming] de ontwikkelingsovereenkomst opgezegd.
3 Het geschil
In conventie
Vorderingen [eiser]
vordert – samengevat – in conventie:
- -
-
te verklaren voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de commissionairsovereenkomst c.a. en uit dien hoofde schadeplichtig is jegens [eiser];
- -
-
primair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.913.206,98, te verminderen met de door [eiser] na 12 juni 2020 ten behoeve van [gedaagde] van derden ontvangen betalingen en te vermeerderen met de door [eiser] ten behoeve van [gedaagde] te verrichten betalingen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
subsidiair: [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] schadevergoeding te betalen nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
- -
-
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.775,00 aan buitengerechtelijke kosten;
- -
-
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
[eiser] legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
In de commissionairsovereenkomst is een vaste looptijd overeengekomen tot en met de eerste wisseldag van 2023. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiser] het exclusieve recht op verhuurbemiddeling van [gedaagde] accommodaties en is [gedaagde] gehouden om niet met andere verhuurorganisaties samen te werken dan met [eiser] en geen andere boekingskanalen te gebruiken dan de boekingskanalen van [eiser] en www.[gedaagde].nl. Door per 29 april 2020 een samenwerking aan te gaan met [naam aanbieder], waarbij de accommodaties rechtstreeks via de website van [naam aanbieder] konden worden geboekt, ook zonder voucher, heeft [gedaagde] in strijd met artikel 5.1 en 5.5 van de commissionairsovereenkomst gehandeld, als gevolg waarvan [eiser] schade heeft geleden.
[gedaagde] heeft de commissionairsovereenkomst bij brief van 20 mei 2020 op oneigenlijke gronden ontbonden dan wel opgezegd. [gedaagde] is door de niet rechtsgeldige ontbinding/opzegging tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en verkeert in verzuim. [gedaagde] dient de schade die het gevolg is van het niet verder uitvoeren van de overeenkomst te vergoeden. De schade bestaat uit het positieve contractsbelang. Indien [gedaagde] de commissionairsovereenkomst wel rechtsgeldig heeft opgezegd, is [gedaagde] op grond van artikel 7:411 lid 2 BW over de resterende looptijd van de commissionairsovereenkomst het volle loon aan [eiser] verschuldigd.
Er dient nog een definitieve afrekening plaats te vinden over de periode tot 20 mei 2020 (2019 en januari tot 20 mei 2020), waarbij [eiser] nog een vergoeding tegoed heeft van [gedaagde].
[gedaagde] heeft in de periode van 7 maart 2020 tot 24 april 2020 met huurders van [eiser] gesloten overeenkomsten ontbonden en deze huurders tegoedbonnen voor [gedaagde] accommodaties verstrekt. [gedaagde] dient de inkomsten die [eiser] hierdoor is misgelopen te vergoeden.
Als gevolg van het vervroegd eindigen van de commissionairsovereenkomst, heeft [eiser] de investeringen die zij heeft gedaan voor de website en Newyse vervroegd moeten afschrijven. [gedaagde] dient de schade die [eiser] hierdoor heeft geleden op grond van artikel 9.5 van de commissionairsovereenkomst aan [eiser] te vergoeden.
Omdat [gedaagde] door de samenwerking met [naam aanbieder] in strijd heeft gehandeld met artikel 5.1 en artikel 5.5 van de commissionairsovereenkomst en deze inbreuk 22 dagen heeft voortgeduurd, is [gedaagde] op grond van artikel 19.1 van de commissionairsovereenkomst een boete verschuldigd aan [eiser].
[eiser] heeft nog een bedrag onder zich aan huursommen dat (minus de vergoeding voor [eiser]) aan [gedaagde] toekomt. Dit bedrag dient verrekend te worden met de vorderingen van [eiser].
[gedaagde] is wettelijke handelsrente verschuldigd over de geleden schade en de verbeurde boete. [eiser] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. De kosten hiervoor komen voor vergoeding in aanmerking.
Verweer [gedaagde]
voert – samengevat – het volgende aan als verweer.
[gedaagde] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van artikel 5 van de commissionairsovereenkomst door een samenwerking aan te gaan met [naam aanbieder]. Indien sprake is van een schending van artikel 5 van de commissionairsovereenkomst, dan is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar wanneer [gedaagde] gelet op de omstandigheden als gevolg van Covid-19 aan de exclusiviteit zou worden gehouden. [gedaagde] verkeerde niet in (schuldeisers)verzuim.
[gedaagde] heeft de commissionairsovereenkomst bij brief van 20 mei 2020 op goede gronden primair ontbonden en subsidiair opgezegd. Op grond van artikel 11.1 van de commissionairsovereenkomst konden partijen de overeenkomst ontbinden dan wel opzeggen indien sprake was van zwaarwichtige redenen, waaronder in ieder geval moest worden verstaan dat een partij verzuimde zijn verplichtingen uit de overeenkomst na te komen. [eiser] kwam verschillende verplichtingen niet na. Ook een ernstige vertrouwensbreuk, zoals tussen partijen was ontstaan, is een zwaarwichtige reden.
Indien geen sprake is van een rechtsgeldige ontbinding heeft [gedaagde] de commissionairsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd. [eiser] heeft in dat geval op grond van artikel 7:411 lid 1 BW geen recht op provisie/loon, want zij heeft geen werkzaamheden verricht waar [gedaagde] voordeel van heeft gehad. [eiser] komt op grond van artikel 7:418 lid 2 BW daarnaast geen provisie/loon toe, aangezien [eiser] niet heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 7:418 lid 1 BW om [gedaagde] in kennis te stellen van het feit dat zij tegenstrijdig met de belangen van [gedaagde] heeft gehandeld door zoveel mogelijk boekingen voor de eigen [eiser]-parken te realiseren en daarbij [gedaagde]-parken achter te stellen. Voor zover [eiser] recht heeft op provisie/loon dienen de besparingen op grond van artikel 7:411 lid 2 BW daarop in mindering te worden gebracht.
Omdat [eiser] de boekingen die zij voor [gedaagde] deed, nu ergens anders kan uitzetten, heeft [eiser] geen schade geleden, althans dient het voordeel dat [eiser] hierdoor heeft gehad in mindering te worden gebracht op de schade. Voor zover [gedaagde] schadevergoeding dient te betalen aan [eiser], dient het bedrag op grond van artikel 13.1 en 13.2 van de commissionairsovereenkomst te worden beperkt tot het bedrag waarop de aansprakelijkheidsverzekering van [gedaagde] maximaal aanspraak geeft en voor zover de aansprakelijkheidsverzekering geen uitkering doet, tot het eigen risico onder de bedoelde verzekering. De schadevergoeding dient bovendien op grond van artikel 3.2 van de ontwikkelingsovereenkomst te worden beperkt tot de geleden schade over de periode van negen maanden na de beëindiging van de ontwikkelingsovereenkomst. [gedaagde] betwist de hoogte van het door [eiser] gevorderde bedrag aan schadevergoeding.
[gedaagde] heeft geen recht op provisie/loon voor de periode tot 20 mei 2020 nu zij geen mededeling heeft gedaan van tegenstrijdige belangen. Indien [eiser] recht heeft op provisie/loon, dan betwist [gedaagde] de hoogte van de door [eiser] gevorderde bedragen voor de afrekening tot 20 mei 2020.
[gedaagde] mocht de boekingen van huurders annuleren en hiervoor een voucher verstrekken voor [gedaagde]-parken. [gedaagde] betwist dat zij voor deze geannuleerde boekingen een vergoeding is verschuldigd aan [eiser] en betwist de hoogte van het gevorderde bedrag.
Uit artikel 9.5 van de commissionairsovereenkomst volgt niet dat [gedaagde] een vergoeding aan [eiser] verschuldigd is voor de versnelde afschrijvingen van investeringen voor Newyse en de website. [gedaagde] betwist daarnaast dat [eiser] investeringen heeft moeten doen voor Newyse en de website en betwist de hoogte van de gevorderde vergoeding.
Omdat [gedaagde] niet in strijd heeft gehandeld met artikel 5 van de commissionairsovereenkomst is zij geen boete verschuldigd. Indien [gedaagde] een boete is verschuldigd, doet zij een beroep op matiging.
[eiser] heeft geen aanspraak op wettelijke handelsrente, aangezien het gaat om schadevergoeding en omdat [eiser] zelf in verzuim is. [gedaagde] betwist dat er buitengerechtelijke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Indien sprake is van buitengerechtelijke kosten die voor vergoeding in aanmerking komen, verzoekt [gedaagde] deze kosten op grond van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te matigen.
In reconventie
Vorderingen [gedaagde] in reconventie
[gedaagde] vordert – samengevat – in reconventie:
- te verklaren voor recht dat [eiser] niet gerechtigd is de huursommen die zij onder zich houdt of in de toekomst onder zich zal houden en die toekomen aan [gedaagde], te verrekenen met een vermeende vordering op [gedaagde].
- [eiser] te veroordelen tot betaling van:
- -
-
€ 2.974.777,00 aan huursommen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
- -
-
alle na 25 augustus 2020 door [eiser] ontvangen en nog te ontvangen huursommen die toekomen aan [gedaagde];
- -
-
€ 1.337.944,00 aan commissie c.q. loon, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
- -
-
€ 50.000,00 aan verbeurde boete, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
- -
-
de door [gedaagde] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [eiser] van haar verplichtingen uit de commissionairsovereenkomst, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- -
-
€ 5.020,33 voor de gemaakte beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- -
-
€ 6.775,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- -
-
de proceskosten.
[gedaagde] legt – samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag.
[eiser] heeft na de ontbinding/opzegging van de commissionairsovereenkomst een bedrag aan huursommen onder zich gehouden, welk bedrag toekomt aan [gedaagde]. Het bedrag aan huursommen loopt nog steeds op. Aangezien [eiser] geen vordering heeft op [gedaagde], mag [eiser] de huursommen niet verrekenen.
[eiser] heeft tegenstrijdig met de belangen van [gedaagde] gehandeld door zoveel mogelijk boekingen voor de eigen [eiser]-parken te realiseren en daarbij [gedaagde]-parken achter te stellen. Zij heeft [gedaagde] niet in kennis gesteld van deze tegenstrijdige belangen en heeft daarmee in strijd gehandeld met artikel 7:418 lid 1 BW. [eiser] heeft daarom op grond van artikel 7:418 lid 2 BW geen recht op provisie/loon en dient het reeds ontvangen bedrag aan provisie/loon aan [gedaagde] terug te betalen.
[eiser] heeft op 30 juni 2020 het beslagverlof, inclusief de brief van [gedaagde] van 20 mei 2020 en de commissionairsovereenkomst, laten betekenen aan [naam aanbieder]. Hierdoor heeft [naam aanbieder] kennis genomen van geheime en vertrouwelijke informatie. [eiser] heeft hiermee artikel 14.1 van de commissionairsovereenkomst geschonden en is daarom op grond van artikel 14.5 van de commissionairsovereenkomst een boete verschuldigd van € 50.000,00.
[gedaagde] heeft de commissionairsovereenkomst moeten ontbinden/opzeggen omdat [eiser] haar verplichtingen uit die overeenkomst niet nakwam. [gedaagde] heeft hierdoor schade geleden. Omdat deze schade nog niet concreet kan worden begroot, verzoekt [gedaagde] verwijzing naar de schadestaatprocedure.
[gedaagde] heeft beslag gelegd en vordert op grond van artikel 706 Rv de kosten van de gelegde beslagen terug. [eiser] verkeert in verzuim en is wettelijke (handels)rente verschuldigd. Er zijn buitengerechtelijke werkzaamheden verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
Verweer [eiser]
voert – samengevat – het volgende aan als verweer.
[eiser] mag haar vordering op [gedaagde] verrekenen met de aan [gedaagde] toekomende huuromzet.
Voor zover [eiser] er belang bij heeft om geen boekingen te genereren voor [gedaagde], valt dit niet onder het bereik van artikel 7:418 lid 1 BW, aangezien het daarbij gaat om een belang bij het wél tot stand brengen van rechtshandelingen. [eiser] betwist dat sprake was van tegenstrijdige belangen op grond van artikel 7:418 lid 1 BW. Indien sprake was van tegenstrijdige belangen doordat [eiser] ook de verhuur(bemiddeling) verrichtte voor [eiser]-parken, was dit bekend bij [gedaagde].
[eiser] betwist dat zij geheime of vertrouwelijke informatie heeft gedeeld door het betekenen van het beslagverlof met bijlagen aan [naam aanbieder]. [eiser] was op grond van artikel 702 Rv en 719 Rv verplicht om een afschrift van het verlof en het verzoekschrift te betekenen aan [naam aanbieder]. Indien [eiser] de geheimhoudingsplicht heeft geschonden, geldt dat ook voor [gedaagde] en doet [eiser] een beroep op verrekening van de boetes.
[eiser] betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de commissionairsovereenkomst. Mocht [eiser] tekort zijn geschoten, dan kan dit niet aan [eiser] worden toegerekend aangezien de tekortkoming het gevolg is van de Covid-crisis. Indien al sprake was van enige tekortkomingen, dan waren deze van onvoldoende gewicht om de ontbinding te rechtvaardigen. [gedaagde] heeft de commissionairsovereenkomst dan ook niet rechtsgeldig ontbonden. [gedaagde] was bovendien niet gerechtigd om de commissionairsovereenkomst te ontbinden, aangezien zij in schuldeisersverzuim verkeerde. [eiser] betwist dat [gedaagde] schade heeft geleden als gevolg van enig tekortschieten van [eiser].
Volgens [eiser] was er geen sprake van een zwaarwichtige reden voor de opzegging. Indien hiervan sprake was, dan was de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
De beslagkosten en buitengerechtelijke kosten komen bij afwezigheid van een geldige rechtsgrond niet voor vergoeding in aanmerking. Van buitengerechtelijke werkzaamheden ter voorkoming van een procedure is geen sprake.