Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-06-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2687, C/02/367822 FARK 20-227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-06-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:2687, C/02/367822 FARK 20-227

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 juni 2020
Datum publicatie
25 juni 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:2687
Zaaknummer
C/02/367822 FARK 20-227

Inhoudsindicatie

Verzoek vernietiging erkenning door meerderjarige verzoekster waarbij het verzoek is gedaan buiten de daarvoor geldende termijnen. Op grond van artikel 8 EVRM heeft de rechtbank de dienaangaande geldende termijn niet gehandhaafd en sluit aan bij de zaak Paulik/SlowakijeEHRM 10 oktober 2006, zaaknr. 10699/05. Vervolgens is het vaderschap vastgesteld van de reeds overleden biologische vader van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Breda

Enkelvoudige Kamer

Zaaknummer: C/02/367822 FA RK 20-227

beschikking vernietiging van een erkenning en gerechtelijke vaststelling vaderschap,

in de zaak van

[naam 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen verzoekster,

advocaat mr. A.J.W. Vugs,

ter (telehoor)zitting bijgestaan door mr. W.C.G.M. van Hoof.

1 Het verloop van het geding

Dit blijkt uit de volgende stukken:

- het op 14 januari 2020 ontvangen verzoek met bijlagen;

- een afschrift van de geboorteakte van verzoekster;

- het proces-verbaal van de (telehoor)zitting van 1 mei 2020.

Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:

1. mevrouw [naam 2] , hierna te noemen de moeder van verzoekster,

2. de heer [naam 3] , hierna te noemen de juridische vader van verzoekster.

Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkenen op 1 mei 2020 telefonisch zijn gehoord en niet in persoon. De verzoekster bijgestaan door haar advocaat en de belanghebbenden zijn tijdens het telefonisch horen in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen kenbaar te maken. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkenen in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat partijen, geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze manier van horen.

2 Het verzoek

De verzoekster verzoekt, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. het vaderschap van de heer [naam 3] ten aanzien van haar te ontkennen;

2. en tevens – onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot vernietiging erkenning van verzoekster door de heer [naam 3] in kracht van gewijsde is gegaan – vast te stellen het ouderschap van de heer [initialen naam 4] [naam 4] ten aanzien van verzoekster;

3. waarbij de griffier wordt opgedragen om op grond van artikel 1: 20e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van de in deze te wijzen beschikking en indien daartegen geen appel is ingesteld – een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Oisterwijk.

3 De beoordeling

3.1

Blijkens de inhoud van de stukken staat het navolgende vast.

- Verzoekster is op [geboortedatum 3] te Oisterwijk geboren.

- De moeder van verzoekster is mevrouw [naam 2] .

- Verzoekster is op [datum 4] erkend door de heer [naam 3] .

- De biologische vader van verzoekster is de heer [initialen naam 4] [naam 4] .

- Op [datum 1] is het levenloze lichaam van de heer [initialen naam 4] [naam 4] aangetroffen in zijn woning.

- Verzoekster, de moeder en de juridische vader hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.2

Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij op [datum 2] is erkend door de juridische vader en met deze erkenning ook de geslachtsnaam [geslachtsnaam naam 3] heeft verkregen. Aan verzoekster is verteld dat de erkenning door de juridische vader nodig was voor als er iets met haar moeder zou gebeuren. Op [datum 3] zijn de moeder en de juridische vader met elkaar gehuwd, waardoor verzoekster is gewettigd en vanaf dat moment tot de juridische vader in familierechtelijke relatie is komen te staan.

Verzoekster is niet opgegroeid bij de moeder en de juridische vader. Van haar zevende tot zeventiende jaar heeft zij in verschillende internaten verbleven. Verzoekster is er mee bekend dat de juridische vader niet haar biologische vader is. Zij heeft rond haar achttiende jaar contact opgenomen met haar biologische vader, de heer [initialen naam 4] [naam 4] . Haar biologische vader bleek te kampen met jarenlange alcoholverslaving en de daarmee gepaard gaande gezondheidsproblematiek. Het contact tussen verzoekster en haar biologische vader was niet intensief.

De erkenning en de wettiging van verzoekster vond plaats onder de bepalingen van het oude afstammingsrecht. Uit hoofde van het overgangsrecht had de verzoekster binnen drie jaar na het bereiken van de meerderjarigheid om vernietiging van de erkenning moeten verzoeken. Verzoekster is daar nooit van op de hoogte geweest. Nadat op basis van DNA-onderzoek is komen vast te staan dat de heer [naam 4] haar biologische vader is, is verzoekster stappen gaan ondernemen. Verzoekster had voorafgaand aan het DNA-onderzoek geen twijfel over het biologische vaderschap van de heer [naam 4] . Verzoekster en de heer [naam 4] hadden al eerder voorgenomen een verwantschapsonderzoek te laten doen, maar doordat de heer [naam 4] bang was de confrontatie aan te gaan, heeft hij een verwantschapsonderzoek steeds uitgesteld. Het is de verzoekster er echter veel aan gelegen dat de juridische vader niet langer als haar vader op haar geboorteakte vermeld staat. Verzoekster wil emotioneel heel graag dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de genetische en sociale werkelijkheid. Toepassing van de gestelde termijn zou in haar optiek naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging betekenen in haar familie- en gezinsleven. Het belang van biologische en maatschappelijke werkelijkheid moet prevaleren boven het belang van de strikte hantering van de in artikel 1:205 lid 4 BW gestelde termijn. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat zowel de moeder als de stiefvader geen bezwaar hebben tegen het verzoek tot vernietiging van de erkenning. De rechtszekerheid die de grondslag vormt voor de termijnstelling in artikel 1:205 lid 4 BW mag niet prevaleren boven het belang van verzoekster om de biologische werkelijkheid in overeenstemming te krijgen met de juridische werkelijkheid. Daarbij speelt tevens dat verzoekster geen band heeft met de juridische vader. Zij heeft ook geen contact meer met hem of met haar moeder. Indien nodig doet verzoekster een beroep op de openbare orde en/of een beroep op de werking van artikel 8 EVRM en artikel 3 en 7 IVRK.

Begin oktober 2019 kreeg verzoekster het bericht dat haar (toen nog vermeende) biologische vader levenloos was gevonden in zijn woning. In het kader van de identificatie van de heer [naam 4] heeft verzoekster meegewerkt aan een DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de heer [naam 4] de biologische vader van verzoekster is. Zodra de vernietiging van de erkenning door de stiefvader in rechte onherroepelijk vast staat, wenst verzoekster dat in recht wordt vastgesteld dat wijlen de heer [initialen naam 4] [naam 4] haar vader is.

Tevens is het de intentie van verzoekster om - zodra de erkenning door de stiefvader en de vaststelling van het vaderschap van de heer [naam 4] vast staan – ingevolge artikel 1:7 BW een verzoek te doen tot wijziging van haar geslachtsnaam.

3.3

De moeder van verzoekster maakt geen bezwaar tegen de verzoeken. Zij merkt hierbij wel op dat verzoekster geen respect heeft voor de juridische vader. De verzoekster weet niet beter dan dat de juridische vader haar vader is, aldus de moeder.

3.4

De juridische vader maakt eveneens geen bezwaar tegen de verzoeken. Hij erkent dat verzoekster niet zijn biologische kind is. Als verzoekster zich er gelukkig bij voelt als de erkenning wordt vernietigd en het vaderschap van de biologische vader wordt vastgesteld, maakt hij hier geen bezwaar tegen. Hij vermoedt echter wel dat verzoekster is gekomen tot onderhavige verzoek om recht te maken op de erfenis van haar biologische vader.

Vernietiging erkenning

3.5

Ingevolge artikel 1:205 BW kan - voor zover hier van belang - een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader is van het kind, door het kind zelf bij de rechtbank worden ingediend. Dit verzoek moet door het kind worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet haar biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende haar minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.

3.6

Op basis van de eigen stellingen van verzoekster, stelt de rechtbank vast dat verzoekster al gedurende haar minderjarigheid wist dat de juridische vader niet haar biologische vader is. Dit betekent dat het verzoek had moeten worden ingediend binnen drie jaren nadat verzoekster meerderjarig is geworden. Nu verzoekster op [geboortedatum 3] is geboren en het verzoek op 14 januari 2020 is ingediend, betekent dit dat het verzoek niet is gedaan binnen de daarvoor geldende termijnen.

3.7

Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat het vasthouden aan de wettelijke termijn voor vernietiging van de erkenning een ongerechtvaardigde inbreuk op haar familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM oplevert.

3.8

De rechtbank stelt voorop dat het stellen van termijnen noodzakelijk is om de rechtszekerheid te waarborgen en om de belangen van het kind te beschermen. Het enkele feit dat een termijn wordt gesteld aan het indienen van een verzoek tot vernietiging erkenning, levert geen ongerechtvaardigde inmenging op in het familie- en gezinsleven van verzoekster in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak sprake is van omstandigheden die maken dat het vasthouden aan de wettelijke termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid wel een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster oplevert en dat dit in zoverre strijdig is met artikel 8 EVRM. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat niemand kennelijk belang heeft bij handhaving van de in Nederland dienaangaande geldende termijn (de rechtbank zoekt op dat punt aansluiting bij de zaak Paulik/Slowakije, EHRM 10 oktober 2006, zaaknr. 10699/05). Dit betekent dat de rechtbank in het onderhavige geval de termijnstelling een ongerechtvaardigde inmenging acht als bedoeld in artikel 8 tweede lid EVRM op het familie- en gezinsleven van de verzoekster. Nu voorts aan de voorwaarde van artikel 1:205 lid 4 BW is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot vernietiging van de erkenning toewijzen.

3.9

Nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de erkenning door de juridische vader geacht nimmer gevolg te hebben gehad. Door de vernietiging van de erkenning staat verzoekster enkel in familierechtelijke betrekkingen tot de moeder en zij zal dan ook van rechtswege ingevolge artikel 1:5, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek de geslachtsnaam van de moeder ( [geslachtsnaam naam 2] ) dragen.

Vaststelling vaderschap

3.10

Ingevolge artikel 1:207 van het BW kan - voor zover hier van belang - het vaderschap van een man op de grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van het kind.

3.11

Uit de resultaten van het DNA-onderzoek en DNA-verwantschapsonderzoek door het Nederlands Forensische Instituut is gebleken dat het zeer aannemelijk is dat de heer [naam 4] de biologische vader is van verzoekster. Nu de rechtbank het in het belang van verzoekster acht dat haar juridische situatie in overeenstemming is met de feitelijke situatie, zal zij het verzoek toewijzen, met dien verstande dat pas nadat de vernietiging van de erkenning door de juridische vader is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, kan worden overgegaan tot de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [naam 4] .

3.12

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

4 De beslissing

De rechtbank

vernietigt de op [datum 4] in de gemeente Oisterwijk gedane erkenning van [naam 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 3] , door de heer [naam 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] , als aangetekend door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Oisterwijk op de akte van geboorte onder nummer [aktenummer] van het jaar 1975;

stelt, vanaf het moment waarop de vernietiging van de erkenning zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, het vaderschap vast van de heer [voornamen naam 4] [naam 4] , geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 4] , met betrekking tot [naam 1] , geboren te Oisterwijk op [geboortedatum 3] .

Deze beschikking is gegeven door mr. van Gessel en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.

IvD

Mededeling van de griffier:

Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeslissing betreft hoger beroep worden ingesteld:

a. door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden na de dagtekening van deze beschikking;

b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is.

Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te

's-Hertogenbosch.

verzonden op:

1