Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1632, AWB- 20_5435 VV

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-04-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1632, AWB- 20_5435 VV

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
3 april 2020
Datum publicatie
9 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:1632
Zaaknummer
AWB- 20_5435 VV

Inhoudsindicatie

Afwijzen aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 20/5435 VOG VV

gemachtigde: mr. K. Cras,

en

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 januari 2020 van de minister (bestreden besluit) waarbij de aanvraag van verzoeker om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) is afgewezen. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft geen zitting plaatsgevonden. Omdat de overgelegde stukken in deze zaak naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende inzicht bieden in de standpunten van partijen en partijen niet in hun belangen worden geschaad, zal de voorzieningenrechter, gelet op het aanwezige spoedeisend belang, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak doen zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.

De minister heeft op 28 augustus 2019 een aanvraag voor een de afgifte van een VOG ontvangen voor de functie van integraal begeleider via Meteenzorg te Culemborg.

Bij brief van 10 september 2019 heeft de minister laten weten voornemens te zijn deze aanvraag af te wijzen. Hiertegen heeft verzoeker zijn zienswijze naar voren gebracht.

Bij primair besluit van 3 oktober 2019 heeft de minister de aanvraag afgewezen.

Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van verzoeker ongegrond verklaard.

2.1.

Het verzoek strekt er volgens het verzoekschrift toe om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over (de rechtmatigheid van) het bestreden besluit nu het niet kunnen overleggen van een VOG een beletsel is voor verzoeker om (verder) aan de slag te komen in de zorg.

Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter alleen onderzocht of er aanleiding bestaat om het bestreden besluit, in afwachting van de uitspraak in de beroepsprocedure, te schorsen en verzoeker bij wijze van voorlopige voorziening tijdelijk een VOG te verlenen.

2.2.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet te verwachten dat het bestreden besluit in beroep niet in stand zal blijven, althans dat zal blijken dat de minister niet heeft mogen weigeren verzoeker de gevraagde VOG te verlenen. Daartoe wordt overwogen dat de minister, naar wederom voorlopig oordeel, het gevoerde beleid niet onjuist heeft toegepast en verzoeker geen zodanig bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd dat geoordeeld moet worden dat de minister in verband daarmee in redelijkheid niet onverkort aan het gevoerde beleid heeft kunnen vasthouden. Onder deze omstandigheden bestaat er, in het kader van de hier te maken belangenafweging, aanleiding het belang van de samenleving dat de wettelijke regeling over de VOG beoogt te beschermen te stellen boven het belang van verzoeker om op korte termijn over een VOG te kunnen beschikken. Gelet hierop zal het verzoek worden afgewezen.

2.3.

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 3 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Voorzieningenrechter

De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mee te ondertekenen.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.