Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8750, 02/688066-16
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:8750, 02/688066-16
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 december 2016
- Datum publicatie
- 20 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2016:8750
- Zaaknummer
- 02/688066-16
Uitspraak
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/688066-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 december 2016, waarbij de officier van justitie mr. I.H.C.M. van Dorst en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt, waarna het onderzoek ter terechtzitting formeel is gesloten op 5 december 2016.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 november 2014 te Vlissingen
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1997
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
het zich laten pijpen door die [slachtoffer] .
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op het aanvullende verhoor van het slachtoffer, het onderzoek naar de vermissing van het slachtoffer, het onderzoek van de telefoon van het slachtoffer, het onderzoek naar de daarop aangetroffen WhatsAppberichten alsook de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 1 december 20161; - de aangifte van [slachtoffer]2;
- het aanvullende verhoor van [slachtoffer]3;- een afschrift van de akte van geboorte van [slachtoffer]4;
- het onderzoek aan de telefoon van het slachtoffer5.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op of omstreeks 14 november 2014 te Vlissingen
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1997
die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontucht bestond uit:
het zich laten pijpen door die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.