Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4785, 02/996010-10
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-07-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:4785, 02/996010-10
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 16 juli 2014
- Datum publicatie
- 16 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:4785
- Zaaknummer
- 02/996010-10
Inhoudsindicatie
“Verdachte heeft namens een besloten vennootschap meermalen een onjuiste aangifte omzetbelasting ingediend, aan welke aangiften valselijk opgemaakte facturen en fictieve leveringen ten grondslag hebben gelegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte feitelijk leiding gegeven aan die verboden gedragingen omdat er naar het oordeel van de rechtbank sprake was van een vooropgezet plan tussen hem en zijn medeverdachte.”
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 996010-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 juli 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. Beugelsdijk, advocaat te Oosterhout
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2014 en gesloten op 2 juli 2014, waarbij de officier van justitie, mr. Bliek, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
[bedrijf 1], verder te noemen [bedrijf 1], op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2010 tot en met 20
april 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van de maand januari 2010 tot en met april 2010 in de gemeente(n) Breda en/of
Oosterhout en/of Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting
over het/de aangiftetijdvak(ken) 4e kwartaal 2009 en/of 1e kwartaal 2010
(D-044 en D-045) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf 1]
(telkens) opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Breda en/of Apeldoorn, althans in Nederland ingediende
aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een
te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting en/of (telkens) een te laag
bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) er
toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, (telkens) opdracht gegeven tot dat/die strafbare
feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en);
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 51 Wetboek van
Strafrecht)
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2010
tot en met 20 april 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
de periode van de maand januari 2010 tot en met april 2010 in de gemeente(n)
Breda en/of Oosterhout en/of Apeldoorn, althans in Nederland, (telkens)
tezamen en in vereniging met [bedrijf 1] en/of een of meer
ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het/de
aangiftetijdvak(ken) 4e kwartaal 2009 en/of 1e kwartaal 2010 ten name van [bedrijf 1]
(D-044 en D-045) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
(telkens) opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Breda en/of Apeldoorn, althans in Nederland ingediende
aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een
te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting en/of (telkens) een te laag
bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) er
toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van
Strafrecht)
2.
[bedrijf 2] (voorheen genaamd [bedrijf 2]),
verder te noemen [bedrijf 2], op of omstreeks 13 januari 2010, althans op enig
tijdstip in of omstreeks de maand januari 2010 in de gemeente(n) Breda en/of
Oosterhout en/of Apeldoorn en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de
omzetbelasting over het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2009 (D-031) onjuist en/of
onvolledig heeft gedaan, immers heeft [bedrijf 2] opzettelijk op de bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Breda en/of Apeldoorn,
althans in Nederland ingediende aangifte omzetbelasting over genoemd
aangiftetijdvak een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting en/of
een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit
er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, opdracht gegeven tot dat strafbare feit en/of
feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 51 Wetboek van
Strafrecht)
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 13 januari 2010, althans op enig tijdstip in of omstreeks
de maand januari 2010 in de gemeente(n) Breda en/of Oosterhout en/of Apeldoorn
en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
[bedrijf 2], althans [bedrijf 2] en/of een of
meer ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene
aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een
aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2009
(D-031) ten name van [bedrijf 2], althans [bedrijf 2]
, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij,
verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) opzettelijk op de bij
de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Breda en/of Apeldoorn,
althans in Nederland ingediende aangifte omzetbelasting over genoemd
aangiftetijdvak een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting en/of
een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit
er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van
Strafrecht)
3.
[bedrijf 3] (voorheen genaamd [bedrijf 3]), verder te
noemen [bedrijf 3], op of omstreeks 23 april 2010, althans op enig tijdstip in
of omstreeks de maand april 2010 in de gemeente(n) Oosterhout en/of Oss en/of
Apeldoorn, althans in Nederland, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene
aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een
aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak 1 januari 2010 tot en
met 31 maart 2010 (D-118-1) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers
heeft [bedrijf 3] opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de
Belastingdienst te Oss en/of Apeldoorn, althans in Nederland ingediende
aangifte omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak een te hoog bedrag aan
terug te vragen omzetbelasting en/of een te laag bedrag aan te betalen
omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig
belasting werd geheven,
hebbende hij, verdachte, opdracht gegeven tot dat strafbare feit en/of
feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 51 Wetboek van
Strafrecht)
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 april 2010, althans op enig tijdstip in of omstreeks de
maand april 2010 in de gemeente(n) Oosterhout en/of Oss en/of Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [bedrijf 3],
althans [bedrijf 3] en/of een of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de
omzetbelasting over het aangiftetijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 maart
2010 ten name van [bedrijf 3], althans [bedrijf 3]
(D-118-1) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte
en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) opzettelijk op de bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Oss en/of Apeldoorn,
althans in Nederland ingediende aangifte omzetbelasting over genoemd
aangiftetijdvak een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting en/of
een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit
er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van
Strafrecht)
4.
[bedrijf 4] (voorheen genaamd [bedrijf 4]), verder te noemen
[bedrijf 4]', op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30
maart 2010 tot en met 2 april 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de maand(en) maart 2010 en/of april 2010 in de gemeente(n) Apeldoorn
en/of Oosterhout en/of Breda, althans in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of
vervalst(e) formulier(en) 'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' (D-124 tot en
met D-126 en D-128 tot en met D-130), (telkens) terzake wijziging van het
(oude) rekeningnummer van de/het op die/dat formulier(en) vermelde
onderneming(en) waarop die wijziging (telkens) betrekking had in het nieuwe
rekeningnummer 4387667 op naam van [bedrijf 4] - (elk) zijnde
(een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware(n) die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat die/dat formulier(en)
'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' voornoemd (telkens) zijn toegezonden
aan de Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn en bestaande die
valsheid of vervalsing hierin dat -zakelijk weergegeven- die/dat formulier(en)
'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' (telkens) in werkelijkheid geen
betrekking had(den) op en/of niet waren/was ingevuld en/of ondertekend door de
onderneming(en) op wie de in die/dat voornoemde formulier(en) vermelde
wijziging(en) van het rekeningnummer (telkens) betrekking had(den),
hebbende hij, verdachte, (telkens) opdracht gegeven tot die/dat strafbare
feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en);
(art. 225 lid 2 jo art. 51 Wetboek van Strafrecht)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2010
tot en met 2 april 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
de maand(en) maart 2010 en/of april 2010 in de gemeente(n) Apeldoorn en/of
Oosterhout en/of Breda, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
formulier(en) 'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' (D-124 tot en met D-126
en D-128 tot en met D-130), (telkens) terzake wijziging van het (oude)
rekeningnummer van de/het op die/dat formulier(en) vermelde onderneming(en)
waarop die wijziging (telkens) betrekking had in het nieuwe rekeningnummer
4387667 op naam van [bedrijf 4] - (elk) zijnde (een)
geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen
- als ware(n) die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande
dat gebruikmaken (telkens) hierin dat die/dat formulier(en) 'Wijziging
rekeningnummer Ondernemers' voornoemd (telkens) zijn toegezonden aan de
Belastingdienst/Centrale administratie te Apeldoorn en bestaande die valsheid
of vervalsing hierin dat -zakelijk weergegeven- die/dat formulier(en)
'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' (telkens) in werkelijkheid geen
betrekking had(den) op en/of niet waren/was ingevuld en/of ondertekend door de
onderneming(en) op wie de in die/dat voornoemde formulier(en) vermelde
wijziging(en) van het rekeningnummer (telkens) betrekking had(den);
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft als preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte ter zake feit 1 wegens schending van het vertrouwensbeginsel, behorende bij de beginselen van behoorlijke strafrechtspleging omdat op het strafblad van verdachte vermeld is dat het onder 1 ten laste gelegde is geseponeerd. Ook met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman een niet-ontvankelijkheidsverweer gevoerd, inhoudende dat de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, vierde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) vervolging van verdachte op grond van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht belet.
Bij pleidooi heeft de raadsman deze niet-ontvankelijkheidsverweren herhaald.
De officier van justitie is van mening dat het eerste verweer van de raadsman moet worden verworpen omdat het feit waar de raadsman over spreekt, is geseponeerd enkel omdat er sprake was van een dubbele registratie van hetzelfde feit.
Met betrekking tot het tweede niet-ontvankelijkheidsverweer is de officier van justitie van mening dat dat de vervolgingsuitsluitingsgrond van artikel 69, tweede lid, van Awr niet op deze situatie van gebruik van een vals geschrift ziet.
De rechtbank is van oordeel dat beide niet-ontvankelijkheidverweren van de verdediging moeten worden verworpen. Allereerst blijkt uit het door de raadsman genoemde strafblad van verdachte uitdrukkelijk dat het niet de bedoeling van het openbaar ministerie was om verdachte niet voor dit feit te vervolgen en dat dit feit zou worden afgedaan middels een sepot. Er is enkel sprake geweest van een dubbele registratie van hetzelfde feit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het feit dat het Uittreksel justitiële documentatie op dit punt wellicht niet geheel duidelijk is, daaraan niet het gerechtvaardigde vertrouwen kan worden ontleend dat voor het betreffende feit geen vervolging plaats zou vinden.
Aan verdachte is onder 4 ten laste gelegd het verstrekken van inlichtingen aan de belastingdienst in die zin dat middels een formulier 'Wijziging rekeningnummer Ondernemers' aan de belastingdienst de informatie werd verstrekt op welk rekeningnummer een belastingteruggaaf diende te worden overgemaakt. Bij artikel 69 van de Awr gaat het echter in de kern om de vraag of door het niet of onjuist verstrekken van inlichtingen aan de belastingdienst te weinig belasting wordt geheven.
Dat is bij het onder 4 ten laste gelegde niet aan de orde nu de daar verstrekte inlichtingen niet van invloed kunnen zijn op de door de belastingdienst te heffen belastingen.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.