Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-01-2013, BZ1034, 12/705399-12

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-01-2013, BZ1034, 12/705399-12

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
31 januari 2013
Datum publicatie
7 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ1034
Zaaknummer
12/705399-12

Inhoudsindicatie

Artikel 6 Wegenverkeerswet. Strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Middelburg

parketnummer: 12/705399-12

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 31 januari 2013

in de strafzaak tegen

[naam],

geboren op [1938] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

ter terechtzitting verschenen,

raadsman mr. Van Hevele, advocaat te Terneuzen,

ter terechtzitting aanwezig.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 januari 2013, waarbij de officier van justitie mr. Huiskamp en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij, op of omstreeks 30 december 2011, te Sluiskil, in de gemeente Terneuzen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een (electrische) fiets,

zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank,

met die (electrische) fiets rijdende over de weg, een fietspad, gelegen aan en behorende tot, de N-252, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig,

- geen gevolg te geven aan een aldaar geplaatst, in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor hem, verdachte, bestemd, verkeersbord, van het model "C-15" van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aanduidende:

"gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen",

doch op dat fietspad, "tegen het verkeer in", te gaan en/of te blijven rijden

en/of

- naderend een hem, verdachte, over dat fietspad tegemoetrijdende bestuurder van een bromfiets/bromscooter, niet, althans niet behoorlijk, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "rechts" te gaan en/of te blijven rijden, althans uit te wijken,

doch naar, althans in de richting van, die hem, verdachte, over dat fietspad naderende, bestuurder van die bromfiets/bromscooter te gaan en/of te blijven rijden,

(mede) tengevolge waarvan hij in botsing/aanrijding is gekomen met die

bromfiets/bromscooter en/of de bestuurder (genaamd: [slachtoffer]), van die bromfiets/bromscooter, waardoor genoemde bestuurder (genaamd [slachtoffer]) van die bromfiets/bromscooter zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten: een breuk van het schouderblad links, met meerdere botfragmenten en/of letsel van/aan de linkerheup, zulks terwijl hij, verdachte, toen daar, die (electrische) fiets heeft bestuurd na zoanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachte's, bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,93 milligram, in elk geval meer dan 0,50 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,

zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;

art 6 Wegenverkeerswet 1994

en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij, op of omstreeks 30 december 2011, te Sluiskil, in de gemeente Terneuzen, als bestuurder van een voertuig (electrische fiets),

zulks terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcoholhoudende

drank, met dat voertuig (electrische fiets) rijdende over de weg, een fietspad,

gelegen aan en behorende tot, de N-252, geen gevolg heeft gegeven aan een aldaar geplaatst, in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor hem, verdachte, bestemd, verkeersbord, van het model "C-15" van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aanduidende: "gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen",

doch op dat fietspad, "tegen het verkeer in", heeft gereden en/of niet, althans niet behoorlijk, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, "rechts" heeft gereden en/of niet, althans niet behoorlijk, uit is geweken, op het moment dat een hem, verdachte, over dat fietspad tegemoetrijdende bestuurder van een bromfiets/bromscooter, hem, verdachte, tot op korte afstand was genaderd, doch naar, althans in de richting van, die hem, verdachte, over dat fietspad

naderende bestuurder van die bromfiets/bromscooter is gereden, waarna hij, verdachte, tegen die bromfiets/bromscooter en/of tegen de bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) is gebotst/gereden, waarna (vervolgens) die besturuder van die bromfiets/bromscooter ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op (genoemd fietspad van) die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op (genoemd fietspad van) die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 5 Wegenverkeerswet 1994

en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat

hij, op of omstreeks 30 december 2011, te Sluiskil, in de gemeente Terneuzen, als bestuurder van een voertuig (electrische fiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0.93 milligram, in elk geval hoger dan 0,50 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;

art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994

en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een

veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat

hij, op of omstreeks 30 december 2011, te Sluiskil, in de gemeente Terneuzen, als bestuurder van een voertuig (electrische fiets), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;

art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat door het rijgedrag van verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaats gevonden waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Zij merkt daarbij het rijgedrag van verdachte aan als in hoge mate onvoorzichtig en onachtzaam. Daarbij neemt zij in aanmerking dat in het bloed van verdachte 0,93 mg alcohol is aangetroffen en dat verdachte tegen het ter plaatse geldend verbod tegen het verkeer in heeft gereden. Vervolgens is hij, in plaats van voldoende rechts te houden, plotseling naar links gereden waardoor hij [slachtoffer] heeft aangereden. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van [slachtoffer], het proces-verbaal van aanrijding en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut inzake de hoeveelheid aangetroffen alcohol in het bloed van verdachte. Zij acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en het subsidiair tenlastegelegde. Op basis van de aangetroffen stukken in het dossier staat vast dat er een aanrijding heeft plaats gevonden tussen verdachte en [slachtoffer], dat verdachte tegen het verkeer in heeft gereden en dat verdachte zijn elektrische fiets heeft bestuurd terwijl hij alcoholhoudende drank had genuttigd. De veronderstelde toedracht van de aanrijding, er op neer komende dat verdachte niet voldoende rechts is gaan of blijven rijden maar in de richting van de naderende scooter is gaan of blijven rijden, is echter slechts gebaseerd op de verklaring van één persoon, zijnde het slachtoffer. Het proces-verbaal van aanrijding en de daarbij behorende situatietekening zijn ook gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer. Verdachte kan zich over de ware toedracht van het ongeval niets herinneren als gevolg van het verlies van bewustzijn en de opgelopen hersenschudding. Niet uitgesloten kan worden dat de scooter, die met een te hoge snelheid van 45 à 50 km per uur reed, plotsklaps richting verdachte is uitgeweken met de aanrijding tot gevolg. Ook gevaarzetting kan niet worden bewezen. Het brom/fietspad was immers breed genoeg om elkaar te kunnen passeren. Het enkel onder invloed van een geringe hoeveelheid alcohol tegen de rijrichting in rijden betekent niet dat hierdoor gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd. Van het primair en het subsidiair tenlastegelegde dient verdachte dan ook te worden vrij gesproken.

De verdediging acht het meer subsidiair tenlastegelegde wel bewezen.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Op grond van de in het dossier aanwezige stukken en het behandelde ter terechtzitting staat vast dat verdachte op 30 december 2011, te Sluiskil, met zijn elektrische fiets ondanks het ter plaatse geldende verbod, kenbaar gemaakt door een verkeersbord van het model “C-15” van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, tegen het verkeer in op het brom/fietspad naast de N252 heeft gereden terwijl hij onder invloed was van 0,93 mg alcohol in zijn bloed . Vervolgens heeft een aanrijding plaats gevonden tussen verdachte en [slachtoffer] die met zijn bromfiets/scooter op hetzelfde brom/fietspad reed in tegengestelde richting.

Naar het oordeel van de rechtbank is de feitelijke toedracht van het ongeval niet met zekerheid vast te stellen. De lezing dat verdachte het ongeval heeft veroorzaakt door plotseling naar links te rijden of onvoldoende rechts te houden is gebaseerd op één verklaring, te weten die van het slachtoffer [slachtoffer]. Het proces-verbaal van aanrijding en de situatietekening zijn op basis van de verklaring van [slachtoffer] tot stand gekomen. De verbalisanten arriveerden ter plaatse enige tijd nadat het ongeval had plaats gevonden. Zij vonden [slachtoffer] en zijn bromfiets op de grond aan de waterzijde van de weg terwijl verdachte en zijn elektrische fiets op de grond aan de andere kant van het brom/fietspad, aan de kant van de rijbaan, werden aangetroffen. Beiden werden derhalve rechts van hun eigen rijrichting aangetroffen. Verdachte kon en kan zich van het ongeval niets herinneren. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij na het nuttigen van drie of vier flesjes bier het bewuste brom/fietspad in de verkeerde richting is op gefietst. Hij wist dat hij daar niet mocht rijden. Vervolgens is hij in het ziekenhuis te Terneuzen weer bij bewustzijn gekomen. Van de tussenliggende periode is hem niets bekend. Van het ongeval zijn geen getuigen bekend. Een verkeersongevalanalyse is niet in het dossier aangetroffen. Nu de feitelijke toedracht van het ongeval niet met zekerheid kan worden vastgesteld, kan evenmin de schuld aan het ongeval worden vastgesteld. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door onder invloed van 0,93 mg alcohol in zijn bloed terwijl hij wist dat hij op het bewuste brom/fietspad in die richting niet mocht rijden, terwijl het donker was en de weg geen verlichting had, daar toch is gaan rijden , zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg is veroorzaakt en het ongeval heeft plaats kunnen vinden. Het is immers voorstelbaar dat op het tijdstip van het ongeval, omstreeks 19.40 uur, vanuit de tegengestelde richting op hetzelfde brom/fietspad (motor)voertuigen zouden rijden. Die voertuigen zouden elkaar ook kunnen inhalen. Door aldus te handelen heeft verdachte het gevaar op een reële kans op een ongeval veroorzaakt hetgeen hem is te verwijten.

Dat het brom/fietspad voldoende breed is om elkaar in tegengestelde richting te kunnen passeren zoals door de verdediging is gesteld, doet daaraan niet af. Er zijn immers andere omstandigheden zoals de verscheidenheid van (motor)voertuigen die van het brom/fietspad gebruik mogen maken en hun verschillende snelheden waardoor inhaalbewegingen zullen voorkomen die ertoe hebben geleid dat het brom/fietspad slechts in één richting mag worden bereden. Op die wijze wordt het reële gevaar op ongevallen door in tegengestelde richtingen te rijden, voorkomen. Dit verweer wordt verworpen. Het subsidiair tenlastegelegde zal derhalve bewezen worden verklaard.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 30 december 2011, te Sluiskil, in de gemeente Terneuzen, als bestuurder van een voertuig (electrische fiets), zulks terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, met dat voertuig (electrische fiets) rijdende over de weg, een fietspad, gelegen aan en behorende tot, de N-252, geen gevolg heeft gegeven aan een aldaar geplaatst, in zijn, verdachte's, richting gekeerd, voor hem, verdachte, bestemd, verkeersbord, van het model "C-15" van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, aanduidende: "gesloten voor fietsen, bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen",

doch op dat fietspad, "tegen het verkeer in", heeft gereden en in de richting van, die hem, verdachte, over dat fietspad

naderende bestuurder van die bromfiets/bromscooter is gereden, waarna hij, verdachte, tegen die bromfiets/bromscooter en tegen de bestuurder (genaamd: [slachtoffer]) is gereden, waarna die bestuuruder van die bromfiets/bromscooter ten val is gekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op (genoemd fietspad van) die weg werd veroorzaakt.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uur waarvan 50 uur voorwaardelijk alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor het rijden met een elektrische fiets voor de duur van één jaar waarvan zes maanden voorwaardelijk, beide met een proeftijd van twee jaar. Zij houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat het letsel uitzicht geeft op volledig herstel, de leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat het de eerste keer betreft dat verdachte met justitie in aanraking is gekomen.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging acht op grond van een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde een geldboete van € 100,00 een passende straf. Zij is van mening dat aan verdachte geen ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen kan worden opgelegd, omdat een elektrische fiets niet valt onder de categorie gemotoriseerd verkeer.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het advies van de reclassering alsmede het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 7 januari 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.

Verdachte wordt verweten dat hij onder invloed van alcohol met zijn elektrische fiets op een brom/fietspad is gaan rijden in een verboden rijrichting. Daarmee heeft hij een reële kans op een ongeval veroorzaakt als gevolg van welk ongeval [slachtoffer] is gevallen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit zijn onvoorzichtige en ondoordachte gedragingen die de rechtbank verdachte aanrekent..

Uit het advies van de reclassering van 30 juli 2012 blijkt dat verdachte geen problemen ervaart waarbij hij professionele hulp (vanuit de reclassering) nodig heeft. Hij heeft geen auto en geen rijbewijs. De elektrische fiets heeft hij gekocht omdat zijn uithoudingsvermogen achteruit ging. In zijn beleving is hij fout geweest door aan de verkeerde kant te rijden met te veel alcohol op. Het ongeluk, dat hij betreurt, heeft een behoorlijke indruk op verdachte gemaakt. Hij wilde contact opnemen met het slachtoffer maar begreep van de politie dat het slachtoffer dat niet wenste. Gelet op de delictgeschiedenis en de hoge leeftijd van verdachte schat de reclassering in dat er weinig kans op een nieuw justitiecontact is en ziet geen reden om (verdere) reclasseringsbemoeienis te adviseren.

De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit – een misdrijf. Nu de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken en het subsidiair tenlastegelegde feit – een overtreding – bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de aan verdachte op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen.

Al het voorgaande in overweging nemend alsook de gevorderde leeftijd van verdachte, zal de rechtbank een geldboete opleggen van € 750,00 bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

8 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Subsidiair: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte ter zake van het onder subsidiair bewezen verklaarde feit tot betaling van een geldboete van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro);

- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete een vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 (vijftien) dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Nomes en

mr. Gieben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 januari 2013.