Home

Rechtbank Zutphen, 16-11-2010, BO4074, 06/925241-09

Rechtbank Zutphen, 16-11-2010, BO4074, 06/925241-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
16 november 2010
Datum publicatie
16 november 2010
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4074
Zaaknummer
06/925241-09

Inhoudsindicatie

Rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is van verstoring vogelnest of dassenburcht en spreekt verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

sector straf

economische politierechter

parketnummer: 06/925241-09

datum uitspraak: 16 november 2010

tegenspraak/dip

VONNIS

in de zaak tegen:

de besloten vennootschap:

[Naam] HOUTHANDEL BV,

gevestigd te [plaats, adres]

raadsman: mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Rolde.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2010.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:

dat op een of meer tijdstippen in de periode van 15 maart 2009 tot en

met 17 juni 2009, althans op een of meer tijdstippen in de periode van 15

maart 2009 tot en met 22 juni 2009, althans op een of meer tijdstippen gelegen

in of omstreeks de periode van maart 2009 tot en met juni 2009, in de gemeente

Nunspeet, al dan niet opzettelijk op een of meer locaties gelegen op het

perceel kadastraal bekend gemeente Nunspeet, [kadastraal nummer] één of meer

nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van

dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een

roofvogelnest en/of een dassenburcht, heeft beschadigd, vernield, uitgehaald,

weggenomen en/of verstoord, immers heeft verdachte toen aldaar

- een boom gekapt, welke boom zich bevond op (zeer) korte afstand, althans op

ongeveer vijf meter afstand vanaf een boom waarin zich een roofvogelhorst

bevond die werd bewoond door een of meer boommarters en/of

- bomen gekapt op (zeer) korte afstand, althans op op ongeveer vijf meter

afstand, van een bewoonde dassenburcht en/of

- een boom gekapt, welke boom groeide op een bewoonde dassenburcht;

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft bomen gekapt op korte afstand van een dassenburcht en op korte afstand van een door een of meer boommarters bewoond roofvogelnest. Bovendien heeft verdachte een boom op de dassenburcht zelf gekapt. Verdachte heeft zich hierbij niet gehouden aan de Gedragscode zorgvuldig bosbeheer (verder: de gedragscode). Door het kappen op (korte afstand van) de dassenburcht en het vogelnest is er sprake geweest van verstoring van het vogelnest en van de dassenburcht, in die zin dat verdachtes handelen een negatieve invloed op het gedrag van de desbetreffende beschermde inheemse diersoorten heeft gehad.

Door en namens verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van verstoring van het vogelnest of de dassenburcht of anderszins van overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Er is niet vanzelf sprake van verstoring in de zin van die bepaling als de voorschriften uit de gedragscode niet zijn nageleefd maar pas als de functie van de verblijfplaats wordt aangetast. De functie van de dassenburcht en het verlaten roofvogelnest is door verdachtes werkzaamheden tijdelijk noch blijvend aangetast. Beide plaatsen werden ook daarna nog als zodanig gebruikt. Het tenlastegelegde kan daarom niet bewezen worden verklaard.

Vaststaat dat de verdachte in de periode april tot medio juni 2009 ter dunning bomen heeft gekapt en takken heeft gesnoeid in een bosperceel in de gemeente Nunspeet. Ook staat vast dat zij daarbij tot op ongeveer vijf meter van een dassenburcht en van een boom met een roofvogelnest werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij op die dassenburcht een boom heeft gekapt. Niet in geschil is dat bij die werkzaamheden op enkele punten in strijd met voorschriften uit de gedragscode is gehandeld. Tijdens het onderzoek, toen het kappen en snoeien was geëindigd, hebben de verbalisanten gezien dat onder het (verlaten) roofvogelnest keutels van boommarters lagen en dat drie jonge boommarters op en boven het vogelnest klommen. Bij de dassenburcht zagen de verbalisanten openingen van holen met daarvoor door dieren vers belopen uitgegraven zand.

Naar het oordeel van de economische politierechter brengt het (op een aantal punten) niet voldoen aan de gedragscode nog niet automatisch mee dat sprake is van een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Zoals de verdachte terecht heeft aangevoerd, dient daarvoor vast komen te staan dat de ecologische functie van het nest en de holen als voortplantings-, rust- of verblijfplaats van de desbetreffende diersoort is aangetast in de zin dat zij die functie niet meer of minder goed kunnen vervullen. Een slechts zeer tijdelijke verstoring die uiteindelijk geen gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van de plaats voor de desbetreffende dieren, is nog geen beschadiging of verstoring in de zin van de wet. Deze uitleg van 'verstoren' stemt overeen met de gangbare interpretatie van de internationale verplichtingen waaraan artikel 11 van de Flora- en faunawet is ontleend.

Naar het oordeel van de economische politierechter blijkt uit de bewijsmiddelen, mede gelet op de aard en omvang van de in geding zijnde werkzaamheden waarbij het vogelnest en de dassenburcht niet zijn beschadigd, niet dat het vogelnest of de dassenburcht is aangetast in de zojuist bedoelde zin. Dat de verbalisanten boommarters bij het nest en verse dierensporen bij de openingen in de dassenburcht zagen, wijst eerder in de richting dat de functie van het nest en de functie van de dassenburcht voor de desbetreffende diersoort niet is aangetast.

De economische politierechter zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde. Aan bespreking van de vraag of het vogelnest (daadwerkelijk) door boommarters werd bewoond komt de economische politierechter niet toe.

Beslissing

De economische politierechter:

* verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2010.