Home

Rechtbank Zutphen, 16-09-2009, BK3018, 91647 / HA ZA 08-247

Rechtbank Zutphen, 16-09-2009, BK3018, 91647 / HA ZA 08-247

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
16 september 2009
Datum publicatie
11 november 2009
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2009:BK3018
Zaaknummer
91647 / HA ZA 08-247

Inhoudsindicatie

onrechtmatige concurrentie bij ontbreken van een concurrentiebeding.

1. een ex-mede-directeur/eigenaar, die alleen vrijwel alle dagelijkse werkzaamheden in een onderneming uitvoerde kan voor de beoordeling, of er sprake is van onrechtmatige concurrentie, vergeleken worden met een ex-werknemer, zij het dat hij daardoor wellicht meer inzicht had in en meer zeggenschap had over de activiteiten van de onderneming dan een willekeurige werknemer.

2. bewijsopdracht van bijkomende omstandigheden die de concurrentie onrechtmatig maken, zoals

- het bewegen van klanten en leveranciers om geen zaken meer te doen met de oude onderneming, maar dezelfde werkzaamheden met hem te verrichten;

- het gebruken van de naam en de inlogcodes van de oude onderneming om voor eigen rekening dezelfde werkzaamheden voort te zetten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Civiel – Afdeling Handel

zaaknummer / rolnummer: 91647 / HA ZA 08-247

Vonnis van 16 september 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WELLNESS PREVENTIVE B.V.,

gevestigd te Doetinchem,

eiseres,

advocaat mr. C.B. Gaaf te Zutphen,

tegen

[gedaagde],

wonende te Doetinchem,

gedaagde,

advocaat mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven.

Partijen zullen hierna Wellness Preventive B.V. en [gedaagde] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 16 april 2008

- het proces-verbaal van comparitie van 3 juni 2008

- het proces-verbaal van comparitie van 10 april 2009

- de conclusie van repliek met bijlagen

- de conclusie van dupliek met bijlage

- de akte uitlating producties van Wellness Preventive B.V.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. In het handelsregister staat vermeld dat Wellness Preventive B.V. zich bezig houdt met het doen en ondersteunen van preventief gezondheidsonderzoek, waaronder begrepen het ontwikkelen en verkopen van onderzoeksapparatuur, het verzorgen van opleidingen op het gebied van preventief gezondheidsonderzoek en het (al dan niet door middel van een franchiseformule) ondersteunen van ondernemers werkzaam op het gebied van preventief gezondheidsonderzoek.

2.2. De aandelen van Wellness Preventive B.V. worden gehouden door Wellness Preventive Holding B.V. te Doetinchem (hierna: de Holding), welke vennootschap tevens bestuurder is van Wellness Preventive B.V. De aandelen van de Holding werden aanvankelijk alleen gehouden door Issoly B.V., een vennootschap van [gedaagde]. Bij notariële akte van 24 april 2007 heeft Issoly B.V. viervijfde deel van haar aandelen in vier gelijke delen overgedragen aan respectievelijk Delicajes B.V., Roma International B.V., Ivanna B.V. en Imperatriz B.V.

2.3. De dagelijkse werkzaamheden bij Wellness Preventive B.V., waaronder de administratie, werden uitgevoerd door [gedaagde], tot op zekere hoogte bijgestaan door [naam], (in)direct aandeelhouder van Delicajes B.V. Na onenigheid tussen de aandeelhouders van de Holding heeft [gedaagde] op 3 juli 2007 zijn activiteiten voor Wellness Preventive B.V. gestaakt.

3. De vordering

3.1. Wellness Preventive B.V. vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

a. voor recht zal verklaren dat de voortzetting van de onderneming van Wellness Preventive B.V., zoals in de dagvaarding is omschreven, jegens Wellness Preventive B.V. onrechtmatig is, dat [gedaagde] daarom gehouden is de daardoor door Wellness Preventive B.V. geleden schade te vergoeden;

b. [gedaagde] zal veroordelen de door Wellness Preventive B.V. geleden schade te vergoeden, bestaande uit de waarde van de onderneming op 3 juli 2007, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a Burgerlijk wetboek vanaf 3 juli 2007, althans vanaf een zodanige datum als door de rechtbank zal worden bepaald;

c. [gedaagde] zal veroordelen om aan Wellness Preventive B.V. de buitengerechtelijke kosten te vergoeden van EUR 904,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2008;

d. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.

3.2. Wellness Preventive B.V. heeft ter onderbouwing van haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, het navolgende aangevoerd.

Tussen de aandeelhouders is onenigheid ontstaan over de te volgen koers, alsmede over een aantal door [gedaagde] of zijn persoonlijke vennootschap ingediende declaraties. Dat werd veroorzaakt doordat hij de overige aandeelhouders onvoldoende informeerde over zijn eigen beloning en de activiteiten die daartegenover stonden. Ondanks herhaalde verzoeken weigert [gedaagde] een toelichting te geven op de door hem gedeclareerde werkzaamheden. In het kader van die werkzaamheden is door [gedaagde] een begroting gemaakt van te behalen winsten, bij een bezettingsgraad van 100%, van ruim EUR 550.000,00 oplopend na vijf jaar tot bijna EUR 1 miljoen. Gelet op het samenwerkingsverband tussen partijen is het niet begrijpelijk waarom [gedaagde] voor zijn activiteiten een salaris zou moeten krijgen en de overige partijen in het samenwerkingsverband niet. Een afspraak daarover is Wellness Preventive B.V. niet bekend.

Direct, dan wel korte tijd, na het staken van de werkzaamheden is [gedaagde] begonnen dezelfde werkzaamheden op dezelfde manier voort te zetten onder de naam Vasculex, een eenmanszaak van [gedaagde]. Gebleken is dat [gedaagde] zich bij die werkzaamheden onder de naam Vasculex – voor zover betrekking hebbend op preventief onderzoek – (nagenoeg) uitsluitend richt tot potentiële relaties van Wellness Preventive B.V. en tevens zaken deed met leveranciers van Wellness Preventive B.V. Andere relaties werden bewogen niet langer zaken te doen met Wellness Preventive B.V., maar dezelfde werkzaamheden met [gedaagde] te verrichten, zoals Wellness Preventive Marketing, die thans onder de naam Vasculex Marketing dezelfde werkzaamheden voor [gedaagde] verricht als destijds voor Wellness Preventive B.V. De activiteit rond het voedingssupplement Vemma is aanvankelijk door Wellness Preventive B.V. aangegaan en vervolgens zonder overleg door Issoly, een vennootschap van [gedaagde], voortgezet.

Voorts maakt [gedaagde] voor de werkzaamheden gebruik van personeelsleden van Wellness Preventive B.V., zonder daarover met het bestuur overleg te voeren en heeft hij al zijn kennis binnen Wellness Preventive B.V., de opgebouwde goodwill, de naam, de inlogcodes en de website van Wellness Preventive B.V. gebruikt om voor eigen rekening de in Wellness Preventive B.V. gestarte onderneming voort te zetten.

Daarmee heeft [gedaagde] de marketingmogelijkheden voor Wellness Preventive B.V. in aanzienlijke mate geschaad en heeft hij het Wellness Preventive B.V. onmogelijk gemaakt zelfstandig de onderneming voort te zetten of deze aan derden te verkopen. Hij heeft de periode, waarin hij voor rekening van Wellness Preventive B.V. werkzaamheden verrichtte, gebruikt om contacten te leggen om de exploitatie van de onderneming van Wellness Preventive B.V. mogelijk te maken. Vervolgens heeft hij de exploitatie voor eigen rekening en risico voortgezet waarbij hij de schulden, die het gevolg waren van de investeringen, in Wellness Preventive B.V. heeft laten zitten. Daardoor bestaat het risico dat Wellness Preventive B.V. mogelijk niet aan haar verplichtingen jegens derden en personeel kan voldoen. De handelwijze van [gedaagde] is onrechtmatig jegens Wellness Preventive B.V. en maakt [gedaagde] schadeplichtig.

4. Het verweer

4.1. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van Wellness Preventive B.V. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met haar veroordeling in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente erover vanaf de datum dat het vonnis in deze zaak wordt gewezen, de nakosten (EUR 113,00 zonder betekening, EUR 177,00 en exploitkosten met betekening) daaronder begrepen.

4.2. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft [gedaagde] het navolgende aangevoerd.

De kern van het geschil was dat [gedaagde] de werkzaamheden die hij binnen de onderneming van Wellness Preventive B.V. verrichtte en de kosten die hij maakte niet vergoed kreeg. Dat hij daarvoor betaald zou krijgen was goedgekeurd door de directieleden van Wellness Preventive B.V., waarbij ook uitdrukkelijk was afgesproken dat de overige directieleden geen vergoeding zouden ontvangen. Dit had te maken met het feit dat [gedaagde], om Wellness Preventive B.V. van de grond te krijgen, een deel van zijn toenmalige activiteiten had afgestoten. Omdat betaling door Wellness Preventive B.V. uitbleef en de schuld aan zijn vennootschap daardoor onverantwoord hoog opliep, verlangde [gedaagde] daarom een meerderheid van de aandelen (51 %). Toen dit niet bespreekbaar was voor de overige aandeelhouders, zag [gedaagde] zich genoodzaakt zijn werkzaamheden voor Wellness Preventive B.V. te staken en de samenwerking met de andere aandeelhouders op te zeggen. De schulden en investeringen die [gedaagde] voordien in het kader van de normale bedrijfsvoering van Wellness Preventive B.V. is aangegaan, dienen door Wellness Preventive B.V. voldaan te worden. [gedaagde] betwist dat de overige directieleden van Wellness Preventive B.V. niet hebben geweten welke activiteiten door [gedaagde] werden verricht. Er werd wekelijks vergaderd over de voortgang van Wellness Preventive B.V. door de vijf directieleden.

De werkzaamheden die [gedaagde] daarna begonnen is, zijn niet gelijk aan de werkzaamheden binnen Wellness Preventive B.V. Bij Wellness Preventive B.V. was sprake van het verzorgen van opleidingen en het ondersteunen van ondernemers op het gebied van preventief gezondheidsonderzoek door het aanbieden van een franchiseformule. Hij verwijst hierbij naar de door Wellness Preventive B.V. overgelegde cijfers (begroting) over te behalen winsten, die door hem zijn gemaakt ten behoeve van franchisenemers. Binnen de eenmanszaak worden werkzaamheden verricht, die niets van doen hebben met het verzorgen van opleidingen of franchiseformules, maar die de intentie hebben de uitslagen van onderzoeken te koppelen aan life style adviezen. Daarom is er geen sprake van een voortzetting van de onderneming van Wellness Preventive B.V.

[gedaagde] heeft ook geen contacten met de relaties van destijds. Na 3 juli 2007 is hij bij alle relaties van Wellness Preventive B.V. langs geweest om te vertellen dat hij was afgetreden als bestuurder van Wellness Preventive B.V. Wel is het zo dat het marketingbedrijf, waarmee Wellness Preventive B.V. samenwerkte, de samenwerking met de achterblijvende aandeelhouders in Wellness Preventive B.V. heeft opgezegd. Dat naderhand die contacten - niet op initiatief van [gedaagde] - zijn aangehaald, valt [gedaagde] niet te verwijten.

Over het voedingssupplement Vemma was afgesproken dat de kosten voor deze producten voor rekening zouden zijn van Wellness Preventive B.V. en de revenuen gezamenlijk voor alle directieleden. Feitelijk werden de opbrengsten van Vemma-verkopen door alle directieleden op andere dan aan Wellness Preventive B.V. toebehorende rekeningen ontvangen, zoals ook door [gedaagde]. Op een nader te bepalen moment zou verrekening plaats vinden.

[gedaagde] stelt uitdrukkelijk dat geen klanten van Wellness Preventive B.V. zijn overgestapt naar hem.

Omdat Wellness Preventive B.V. van enkele personeelsleden het salaris niet volledig had voldaan en er geen werkzaamheden meer werden verricht, hadden die personeelsleden het vertrouwen in Wellness Preventive B.V. verloren. Toen vervolgens een aantal personeelsleden [gedaagde] verzocht of hij hen een baan kon aanbieden, heeft dat geresulteerd in een arbeidscontract per 1 november 2007. Hij heeft hen niet zelf benaderd. Op 28 oktober 2007 had Wellness Preventive B.V. die werknemers een brief gestuurd, waarin stond dat Wellness Preventive B.V., door toedoen van [gedaagde], geen bestaansrecht meer had.

Wat betreft de website merkt [gedaagde] op dat hij de eigendom van de domeinnaam heeft en dat hij de factuur daarvoor heeft voldaan. Wellness Preventive B.V. weigerde die betaling namelijk. De website van Wellness Preventive B.V. is slechts 24 uur doorgelinked geweest naar zijn website.

Voorts betwist [gedaagde] dat hij werknemers van Wellness Preventive B.V. heeft bewogen andere wachtwoorden of passwords aan hem door te geven dan die welke hem rechtmatig toebehoorden.

[gedaagde] heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens Wellness Preventive B.V. Tussen [gedaagde] en Wellness Preventive B.V. en tussen de aandeelhouders onderling is geen concurrentiebeding overeengekomen. Bovendien heeft [gedaagde] de Wellness Preventive B.V. geen schade toegebracht; dat hebben “de achterblijvende” aandeelhouders zelf gedaan. Er was nauwelijks omzet in Wellness Preventive B.V. ten tijde van het vertrek van [gedaagde] en ook daarna niet.

5. De beoordeling

5.1. In geschil is of sprake is van onrechtmatige concurrentie door [gedaagde] jegens Wellness Preventive B.V. Volgens vaste rechtspraak maakt een werknemer die niet aan een concurrentiebeding is gebonden, zich slechts schuldig aan onrechtmatige concurrentie door bij een concurrent van zijn voormalige werkgever in dienst te treden in geval van bijzondere bijkomende omstandigheden. Van dergelijke bijkomende omstandigheden kan sprake zijn als oneerlijke middelen worden gehanteerd, zoals misleidende informatie, en als het optreden van de ex-werknemer erop gericht was om de klanten van de voormalige werkgever te bewegen om hun contractuele relatie met die werkgever te beëindigen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de speciale kennis en gegevens die de werknemer heeft verworven in dienst van de concurrent. Het stelselmatig actief benaderen van klanten van de oude onderneming met het oogmerk hen te bewegen de relatie met de oude onderneming te beëindigen en voortaan zaken te doen met de nieuwe onderneming, wordt in het algemeen wel als onrechtmatige concurrentie beschouwd.

[gedaagde] was geen werknemer, maar een mede aandeelhouder. In dit geval gaat de vergelijking met een werknemer toch op, omdat vast staat dat [gedaagde] degene was die vrijwel alle dagelijkse werkzaamheden bij Wellness Preventive B.V. uitvoerde. Het feit dat hij mede-aandeelhouder en mede-directielid was bij Wellness Preventive B.V. maakt dat niet anders, zij het dat hij daardoor wellicht meer inzicht had in en meer zeggenschap over de activiteiten in Wellness Preventive B.V. dan een willekeurige werknemer.

5.2. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde] met zijn eenmanszaak Vasculex als concurrent van Wellness Preventive B.V. kan worden beschouwd. Volgens [gedaagde] richtte hij zich in de eenmanszaak op andere werkzaamheden dan het verzorgen van opleidingen en het ondersteunen van ondernemers op het gebied van preventief gezondheidsonderzoek door het aanbieden van een franchiseformule, welke werkzaamheden in Wellness Preventive B.V. plaatsvonden.

Hij richtte zich op werkzaamheden die de intentie hadden de uitslagen van onderzoeken te koppelen aan life style adviezen. Ter comparitie heeft [gedaagde] evenwel verklaard dat Wellness Preventive B.V. feitelijk ook preventief onderzoek deed. Ook heeft [gedaagde] erkend dat de verkopen van het voedingssupplement Vemma ook al plaats vonden toen hij nog voor Wellness Preventive B.V. werkte. Om die reden wordt voldoende aannemelijk geacht dat [gedaagde] met zijn eenmanszaak Vasculex op het gebeid van preventieve onderzoeken en de verkoop van het voedingssupplement Vemma als concurrent van Wellness Preventive B.V. kan worden beschouwd.

5.3. Vervolgens is het de vraag of er bijkomende omstandigheden zijn die maken dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Uit de vrijheid van handel en bedrijf volgt dat het afhandig maken van klanten en/of opdrachten van een concurrent in beginsel niet onrechtmatig is. Dat geldt ook voor [gedaagde]. Daaruit volgt dat het enkel beginnen met dezelfde werkzaamheden op dezelfde manier voort te zetten door [gedaagde] niet onrechtmatig is. Ook maakt het enkele feit dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van de kennis, ervaring en zijn persoonlijke goodwill nog niet dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. Ook hier kan de onrechtmatigheid pas ontstaan door bijkomende omstandigheden.

5.4. Wellness Preventive B.V. heeft de navolgende - nog van belang zijnde - omstandigheden naar voren gebracht;

- dat [gedaagde] zich - voor zover betrekking hebbend op preventief onderzoek – (nagenoeg) uitsluitend richten tot potentiële relaties van Wellness Preventive B.V.

- en tevens zaken deed met leveranciers van Wellness Preventive B.V.

- dat andere relaties werden bewogen niet langer zaken te doen met Wellness Preventive B.V., maar dezelfde werkzaamheden met [gedaagde] te verrichten, zoals Wellness Preventive Marketing, die thans onder de naam Vasculex Marketing dezelfde werkzaamheden voor [gedaagde] verricht als destijds voor Wellness Preventive B.V.

- dat [gedaagde] voor de werkzaamheden gebruik maakt van personeelsleden van Wellness Preventive B.V., zonder daarover met het bestuur overleg te voeren

- dat hij de naam, de inlogcodes en de website van Wellness Preventive B.V. heeft gebruikt om voor eigen rekening de in Wellness Preventive B.V. gestarte onderneming voort te zetten.

- [gedaagde] heeft de periode, waarin hij voor rekening van Wellness Preventive B.V. werkzaamheden verrichtte, gebruikt om contacten te leggen om de exploitatie van de onderneming van Wellness Preventive B.V. mogelijk te maken. Vervolgens heeft hij de exploitatie voor eigen rekening en risico voortgezet waarbij hij de schulden, die het gevolg waren van de investeringen, in Wellness Preventive B.V. heeft laten zitten.

Het zich – voor zover betrekking hebbend op preventief onderzoek – (nagenoeg) uitsluitend richten tot potentiële relaties van Wellness Preventive B.V.

5.5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.1 en 5.3 is overwogen, kan het overnemen van klanten niet als onrechtmatig worden beschouwd, zolang deze niet stelselmatig actief door [gedaagde] zijn benaderd met het oogmerk hen te bewegen de relatie met de oude onderneming te beëindigen en voortaan zaken te doen met de nieuwe onderneming. Uit de stelling van Wellness Preventive B.V. begrijpt de rechtbank dat het hier niet gaat om het benaderen van bestaande klanten van Wellness Preventive B.V., maar om potentiële klanten. Daarom kan in dit geval niet van een overname van klanten worden gesproken en is er ook geen sprake van een onrechtmatige overname van klanten. Of en in hoeverre het door [gedaagde] gebruik maken van het “voorwerk” voor het verwerven van die klanten onrechtmatig is, komt hierna onder 5.10 aan de orde.

Het zaken doen met leveranciers van Wellness Preventive B.V.

5.6. Eveneens onder verwijzing naar 5.3 wordt overwogen dat het door [gedaagde] zaken doen met leveranciers van Wellness Preventive B.V. op zichzelf niet onrechtmatig is, nu het eenieder vrij staat met die leveranciers zaken te doen. Gesteld noch gebleken is dat Wellness Preventive B.V. daardoor geen zaken meer kon doen met die leveranciers.

Het bewegen van andere relaties van Wellness Preventive B.V., waaronder de marketing-relatie Wellness Preventive Marketing, niet langer zaken te doen met Wellness Preventive B.V., maar dezelfde werkzaamheden met hem te verrichten

5.7. De rechtbank acht dit een bijkomende omstandigheid die, als die vast komt te staan, onrechtmatige concurrentie met zich meebrengt, omdat daarmee de reeds bestaande marketingactiviteiten van Wellness Preventive B.V. bewust gefrustreerd werden. Gelet op zijn inzicht en zeggenschap in het bedrijf van Wellness Preventive B.V. heeft [gedaagde] dat kunnen weten, althans moeten begrijpen. [gedaagde] heeft deze stelling evenwel uitdrukkelijk betwist. De door Wellness Preventive B.V. overgelegde productie 9 geeft geen inzicht in de activiteiten van [gedaagde] op dit punt. Daarom zal Wellness Preventive B.V. worden toegelaten haar stelling te bewijzen.

Het gebruik maken van personeelsleden van Wellness Preventive B.V., zonder daarover met het bestuur van Wellness Preventive B.V. overleg te voeren

5.8. Personeelsleden zijn in beginsel vrij om te palen voor wie zij werkzaamheden verrichten. Daarom is het gebruik maken van personeel van Wellness Preventive B.V. niet onrechtmatig, zolang [gedaagde] deze niet op agressieve wijze heeft benaderd en/of bewogen om bij Wellness Preventive B.V. weg te gaan en bij hem te komen werken. Nu daarover niets is gesteld of gebleken, heeft Wellness Preventive B.V. haar vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Het enkel geen overleg voeren hierover is niet onrechtmatig.

Het gebruiken van de naam, de inlogcodes en de website van Wellness Preventive B.V. om voor eigen rekening de in Wellness Preventive B.V. gestarte onderneming voort te zetten.

5.9. Wat betreft de website heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord gemotiveerd verweer gevoerd in die zin dat hij heeft gesteld dat hij de eigendom van de domeinnaam bezit en de factuur terzake heeft voldaan. Bij conclusie van repliek is Wellness Preventive B.V. daar niet meer op teruggekomen en wordt dit onderwerp niet in de opsomming genoemd, zodat het ervoor gehouden wordt dat zij deze stelling heeft laten varen.

Het gebruik van de naam Wellness Preventive B.V. in de eenmanszaak van [gedaagde] wordt - indien dat vast komt te staan - wel onrechtmatig geacht, aangezien dat moet worden beschouwd als misleidende informatie voor (potentiële) klanten.

Ook het onbevoegd gebruik van de inlogcodes van Wellness Preventive B.V. door [gedaagde] in zijn nieuwe bedrijf komt - indien dat vast komt te staan - onrechtmatig voor, nu hij had moeten begrijpen dat het gebruik daarvan is voorbehouden aan medewerkers van Wellness Preventive B.V.

Aangezien [gedaagde] zowel het gebruik van de naam van Wellness Preventive B.V. als het onbevoegd gebruik van de inlogcodes heeft betwist, zal Wellness Preventive B.V. worden toegelaten dit te bewijzen.

De contacten, die [gedaagde] heeft gelegd om de exploitatie van de onderneming van Wellness Preventive B.V. op te starten, gebruiken voor zijn eigen onderneming, waarbij hij de schulden, die in die periode gemaakt zijn, voor rekening van Wellness Preventive B.V. heeft gelaten

5.10. Zoals hiervoor onder 5.3 is overwogen, is het gebruik maken van de kennis, ervaring en persoonlijke goodwill op zich zelf niet onrechtmatig. Dat zou anders kunnen zijn als [gedaagde] daarmee bewust de onderneming van Wellness Preventive B.V. ten gronde heeft willen richten. Wellness Preventive B.V. heeft in dit verband gesteld dat [gedaagde] het voor Wellness Preventive B.V. onmogelijk heeft gemaakt zelfstandig de onderneming voort te zetten of deze aan derden te verkopen. Zij heeft echter niet nader uiteen gezet waarom dat zo is. Voor zover zij bedoelt dat dat te maken heeft met het feit dat vrijwel alle dagelijkse werkzaamheden bij Wellness Preventive B.V. werden uitgevoerd door één persoon, namelijk [gedaagde], en dat hij daardoor alle kennis en ervaring had voor de bedrijfvoering, is Wellness Preventive B.V. daar in beginsel zelf verantwoordelijk voor. Aangenomen mag worden dat de aandeelhouders van de Holding, zijnde de directieleden van Wellness Preventive B.V., hiertoe gezamenlijk besloten hebben en dat zij ook gezamenlijk hebben nagelaten die ene persoon te binden aan een concurrentiebeding. Daarmee hebben zij gezamenlijk het risico genomen dat er bij een conflict met die ene persoon een groot probleem ter zake van de voortgang van de onderneming zou ontstaan. Dat zou alleen anders kunnen zijn indien [gedaagde] de vooropgezette bedoeling had om na de voorbereidingsperiode voor zichzelf te beginnen. In die zin is echter niets gesteld of gebleken. Ook Wellness Preventive B.V. gaat ervan uit dat er onenigheid tussen partijen is ontstaan over de te volgen koers en de door [gedaagde] ingediende declaraties.

Ook het risico voor het niet kunnen voldoen aan haar verplichtingen, die in die periode door Wellness Preventive B.V. zijn aangegaan, ligt daarom in beginsel bij Wellness Preventive B.V., al kan gezegd worden dat [gedaagde] als medeaandeelhouder daar ook mede voor verantwoordelijk is.

Wel is het misschien mogelijk dat de declaraties, die [gedaagde] aan Wellness Preventive B.V. in rekening heeft gebracht, door zijn vertrek in redelijkheid niet alle voor voldoening door Wellness Preventive B.V. in aanmerking komen. Maar dat staat in deze procedure niet ter discussie.

5.11. Voorts dient bezien te worden of de hiervoor genoemde bijkomende omstandigheden, ten aanzien waarvan overwogen is dat die op zichzelf niet maken dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, in samenhang met elkaar wel tot een onrechtmatigheid leiden. Die vraag zal later, na een eventuele bewijsvoering, nader onderzocht worden.

5.12. Gelet op hetgeen ter sprake is gekomen bij de comparitie van partijen over de hoogte van de gevorderde schade door Wellness Preventive B.V., wordt partijen in overweging gegeven om te bezien of de kosten van de in dit vonnis verlangde bewijsvoering opwegen tegen de hoogte van de gevorderde schadevergoeding.

5.13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6. De beslissing

De rechtbank

6.1. draagt Wellness Preventive B.V. op te bewijzen:

- dat [gedaagde] andere relaties van Wellness Preventive B.V. dan klanten en leveranciers , waaronder de marketing-relatie Wellness Preventive Marketing, heeft bewogen niet langer zaken te doen met Wellness Preventive B.V., maar dezelfde werkzaamheden met hem te verrichten;

- dat [gedaagde] de naam van Wellness Preventive B.V. heeft gebruikt om voor eigen rekening de in Wellness Preventive B.V. gestarte onderneming voort te zetten;

- dat [gedaagde] de inlogcodes van Wellness Preventive B.V. heeft gebruikt om voor eigen rekening de in Wellness Preventive B.V. gestarte onderneming voort te zetten;

6.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 september 2009 voor uitlating door Wellness Preventive B.V. of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

6.3. bepaalt dat Wellness Preventive B.V., indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

6.4. bepaalt dat Wellness Preventive B.V., indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2009 tot en met januari 2001 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

6.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.S.W. Lucassen in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,

6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.M. Boon en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2009.?