Rechtbank Zwolle-Lelystad, 02-05-2011, BQ9274, 07/653055-11
Rechtbank Zwolle-Lelystad, 02-05-2011, BQ9274, 07/653055-11
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum uitspraak
- 2 mei 2011
- Datum publicatie
- 24 juni 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ9274
- Zaaknummer
- 07/653055-11
Inhoudsindicatie
vernielingen, bedreiging, overtredingen Apv meermalen, verminderd toerekeningsvatbaarheid, ISD-maatregel, geen vooraftrek voorarrest, geen afzonderlijke straffen voor overtredingen
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07/653055-11, 07/653343-10 (gev.ttz), 07/440235-09 (gev.ttz), 07/440147-07 (vwtv) (P)
Uitspraak: 2 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren op (geboorteplaats)
wonende te (woonplaats)
thans verblijvende (detentieplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Deventer
Als officier van justitie was aanwezig mr. M. van Dijk.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 07/653055-11 en 07/653343-10 en 07/440235-09 tegen de verdachte aangebrachte zaken.
TENLASTELEGGING
De rechtbank hernummert de op de verschillende dagvaardingen ten laste gelegde feiten.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 07/653055-11:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk en
wederrechtelijk één of meerdere ruiten van een pand aan de (straatnaam), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit van een woning aan de (straatnaam), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de (benadeelde partij 2), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit van een woning aan de (straatnaam) in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 3), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 25 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk
beledigend een politieambtenaar van de Regiopolitie IJsselland, te weten (benadeelde partij 4), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar
bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"stinkhoer, vieze stinkhoer, je mocht willen dat ik je van achteren neem,
kuthoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Onder parketnummer 07/653343-10:
5.
hij op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Deventer een medewerker
van Dimence (benadeelde partij 5) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde (benaadeelde partij 5) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij gaat hartstikke dood,
jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 13 december 2010 in de gemeente Deventer een
verpleegkundige van Dimence, (benadeelde partij 6) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde (benadeelde partij 6) dreigend de woorden toegevoegd :"Denk
maar niet dat ik bang voor je ben, ik steek je aan het mes", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Onder parketnummer 07/440235-09
7.
hij op of omstreeks 07 augustus 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk
beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten (benadeelde partij 7), toezichthouder bij de
gemeente Deventer, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de
woorden "Je bent een hond, rot op naar je eigen land", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 augustus 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk een
persoon genaamd (benadeelde partij 7), in het openbaar mondeling heeft beledigd, door Je
bent een hond, rot op naar je eigen land;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij, op of omstreeks 19 augustus 2009, in de gemeente Deventer, niet heeft
voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden,
hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht;
(parketnummer 07/541097-09)
art 447e Wetboek van Strafrecht
art 2 Wet op de identificatieplicht
9.
hij op of omstreeks 07 augustus 2009 in de gemeente Deventer, op de weg,
het Stationsplein, een (aangebroken) flesje en/of blikje met alcoholhoudende
drank heeft genuttigd en/of met dat doel alcoholhoudende drank bij zich heeft
gehad; (parketnummer 07/541043-09)
10.
hij op of omstreeks 28 mei 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder redelijk
doel, op een voor anderen hinderlijke wijze, heeft opgehouden in of op een
voor het publiek toegankelijk portaal en/of een andere soortgelijke voor het
publiek toegankelijke ruimte, te weten de pinruimte bij de (naam bank) aan de
(straatnaam) te Deventer, dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een
ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd, immers lag hij te
slapen in deze pinruimte; (parketnummer 07/541031-09)
11.
hij op of omstreeks 29 april 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, het
Stationsplein, een (aangebroken) blikje met alcoholhoudende drank heeft
genuttigd en/of met dat doel alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
(parketnummer 07/540686-09)
12.
hij op of omstreeks 16 juni 2009 in de gemeente Deventer, op de weg,
het Stationsplein, een en/of flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank
heeft genuttigd of met dat doel alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
13.
hij op of omstreeks 02 juli 2009 in de gemeente Deventer, op de weg,
het Stationsplein, een en/of flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank
heeft genuttigd of met dat doel alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
14.
hij op of omstreeks 18 juni 2009 in de gemeente Deventer, op de weg,
de (straatnaam), een en/of flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank heeft
genuttigd of met dat doel alcoholhoudende drank bij zich heeft gehad;
15.
hij op of omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder redelijk
doel heeft opgehouden in een portiek en/of poort van een appartementencomplex
aan het Stationsplein;
16.
hij op of omstreeks 06 augustus 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder
redelijk doel heeft opgehouden in een portiek en/of poort van een
appartementencomplex aan het Stationsplein;
17.
hij op of omstreeks 08 september 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder
redelijk doel heeft opgehouden in een portiek en/of poort van een
appartementencomplex aan de (straatnaam);
18.
hij op of omstreeks 19 juni 2009 in de gemeente Deventer zich in kennelijke
staat van dronkenschap heeft bevonden op de openbare weg het Stationsplein,
althans op een openbare weg;
art 453 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet in zijn belangen geschaad.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 14 en onder 17 en 18 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigen bewezen. Verdachte dient - gelet op de thans ter terechtzitting door de raadsvrouwe overgelegde stukken - te worden vrijgesproken van de onder 15 en 16 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan wettig gezien veroordeling volgen voor vernieling van twee ramen, maar niet voor drie. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dient vrijspraak te volgen nu (getuige) niet gezien heeft wie de vernieling heeft gepleegd en het onduidelijk is of het verdachte was. Voor het onder 3 ten laste gelegde dient vrijspraak te volgen nu niet duidelijk is op welke datum de ruiten zijn vernield en door wie. Het onder 4 ten laste gelegde ontkent verdachte. Ten aanzien van het onder 15 en 16 ten laste gelegde geldt dat gelet op een recent arrest van het hof in een andere strafzaak tegen verdachte over dezelfde delicten op dezelfde plaats verdachte dient te worden vrijgesproken, nu geen sprake is van een portiek en/of poort van een appartementencomplex, zoals ten laste is gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 3, 15 en 16 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 07/653055-11:
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 1 en feit 4
(Aangever) is werkzaam bij (naam zorginstantie) in de dag- en nachtopvang van (naam) aan de (adres) te Deventer. Hij heeft aangifte gedaan van vernieling van ruiten op vrijdag 25 februari 2011. Hij heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Vanavond was (verdachte) in de (straatnaam). Hij heeft een ontzegging bij (naam). Ik hoorde plotseling harde klappen tegen de ramen. Via de camera zag ik dat (verdachte) met een steen hard tegen de ramen aan de voorzijde van het pand van (naam) gooide. Ik ben toen naar buiten gegaan om (verdachte) tegen te houden, echter hij was toen al nergens meer te bekennen. (verdachte) heeft met die steen drie ramen weten te vernielen. Van de vernieling zijn camerabeelden gemaakt.
Een verbalisant heeft de beelden van (naam)van 25 februari 2011 tussen 23.03 en 23.12 uur bekeken. Hij relateert kort samengevat het volgende.
Te zien is dat een man voor het pand heen en weer loopt en meerdere malen weg loopt en richting het pand loopt en er vlak voor stopt. Te zien is dat hij in zijn rechterhand een voorwerp vast heeft en dat hij zijn arm naar achteren zwaait en het voorwerp los laat en dat het voorwerp tegen het pand aan komt en terugketst. Te zien is dat de man nogmaals het voorwerp richting het pand gooit en nog drie maal een voorwerp tegen het pand gooit.
Getuige (naam getuige) heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Op vrijdag 25 februari 2011 reed ik op mijn fiets in de (straatnaam) te Deventer. Ik zag in de (straatnaam) dat een man aan het schreeuwen was. Ik zag dat de man met de klinker of iets dergelijks tegen een raam gooide. Ik zag en hoorde dat de ruit sneuvelde. Daarna zag ik dat hij weer iets opraapte en tegen een andere ruit gooide en zag en hoorde dat die ruit ook sneuvelde. Ik heb de politie gebeld. Ik heb de man in de gaten gehouden en gevolgd. Ik zag na enkele minuten dat de man door de politie ter hoogte van snackbar het Brinkje werd aangehouden.
Verdachte is aldaar op aanwijzing van een getuige door de politie aangehouden. Verbalisanten relateren daarover in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal onder meer het volgende. Tijdens het transporteren riep verdachte meerdere malen tegen verbalisant (naam agent): “stinkhoer, vieze kuthoer en je mocht willen dat ik je van achteren neem” of woorden van gelijke strekking. Hierbij voelde verbalisant (naam agent) zich in haar goede naam en eer aangetast. Wij zagen dat op het moment van uitspreken van deze woorden er ongeveer 5 a 10 mensen in onze buurt stonden die deze woorden gehoord konden hebben. Wij hoorden dat hij dit meerdere malen achtereenvolgens bleef herhalen. Wij hoorden dat tijdens het overbrengen naar het politiebureau de verdachte de gehele tijd bleef beledigen. Verbalisant (naam agent) werd wederom meerdere malen beledigd met de woorden “kuthoer, vieze stinkhoer, vieze kuthoer” of woorden van gelijke strekking. Tijdens het vervoer begon de verdachte te spugen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de door de verbalisanten weergegeven bevinden te twijfelen, juist ook niet nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard woorden van gelijke strekking, te weten “vuile bitch” te hebben gebruikt.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, gelet op (onder meer) de volgende bewijsmiddelen:
• Het proces-verbaal van aangifte van (aangever) ;
• De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 april 2011 .
Ten aanzien van parketnummer 07/653343-10:
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
Feit 5
(benadeelde partij 5) heeft aangifte gedaan van (onder meer) bedreiging. Hij heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Op maandag 27 december 2010 omstreeks 15.50 uur was ik aan de (straatnaam) te Deventer. Ik werk daar bij (naam bedrijf). Ik kreeg een telefoontje van de receptioniste dat (verdachte) beneden stond en dat hij niet wilde vertrekken. Ik ken (verdachte) omdat ik medebehandelaar van hem ben. Ik weet dat hij een ontzegging heeft. Ik kwam beneden en zag (verdachte) bij de voordeur staan. Ik hoorde dat (verdachte) tegen mij zei dat hij zijn pillen wilde hebben. (verdachte) kan elke maandag en donderdagochtend zijn pillen ophalen aan de Keizerstraat te Deventer aan het politiebureau. Als hij dat niet doet moet hij tot de volgende keer wachten. Dit is met hem afgesproken. Ik vertelde (verdachte) dat hij zijn pillen nu niet krijgt omdat hij ze vanmorgen had moeten ophalen. Toen (verdachte) dit hoorde begon hij te bedreigen. Ik zag dat (verdachte) met zijn rechterhand naar mij wees en mij aankeek, ik hoorde tegelijkertijd dat hij zei “Jij gaat hartstikke dood, jij gaat eraan!”. Ik voelde mij bedreigd.
Getuige (naam getuige) heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Vandaag 27 december 2010 zat ik samen met (benadeelde partij 5) op kantoor. (benadeelde partij 5) werd gebeld en zei “(verdachte) zit beneden, ga je even mee”. (..) Ik zag aan het gedrag van (verdachte) dat hij opgefokt raakte. (benadeelde partij 5) wilde de deur dicht doen. (verdachte) wees naar (benadeelde partij 5) met zijn rechtervinger en zei “Jij gaat er aan”. (verdachte) zei dit op een gemeende toon.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
(benadeelde partij 6) heeft aangifte gedaan van (onder meer) bedreiging. Hij heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Ik ben werkzaam als teamleider/verpleegkundige expert bij (naam bedrijf), afdeling Psychiatrisch dienstencentrum aan de (straatnaam) te Deventer. Op maandag 13 december 2010 was ik werkzaam op genoemd adres. Omstreeks 10.30 uur zag ik een patiënt van ons, (verdachte) , bij de receptie staan. Ik hoorde hem al schreeuwen, daarom ben ik naar hem toe gelopen. Ik weet dat (verdachte) een ontzegging heeft voor het gebouw, omdat hij regelmatig onder invloed bij ons mensen intimideerde en bedreigde. Ik hoorde een collega van mij tegen hem zeggen dat hij het gebouw moest verlaten. Ik zag dat (verdachte) mij vervolgens aankeek en hoorde hem hierop zeggen “Met jou wil ik niets te maken hebben”. Vervolgens verteld ik hem dat ik toch naar die gemaakte afspraak op het politiebureau zou gaan. Ik hoorde (verdachte) daarop zeggen: “Denk maar niet dat ik bang voor je ben, ik steek je aan het mes.” Vervolgens trok ik mijn jas aan en vertelde hem dat ik naar het politiebureau zou gaan. Ik hoorde (verdachte) op luide toon roepen: “Wacht maar tot ik je buiten tegen kom”. Ik zag dat (verdachte) met zijn vuist op de balie sloeg en wegliep naar buiten. (..) Ik voelde mij bedreigd door de uitlatingen van (verdachte), omdat ik weet dat hij gebruik van geweld niet schuwt.
Getuige (naam getuige) heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Ik werk bij (naam bedrijf). Ik weet dat mijn collega (benadeelde partij 6) aangifte gedaan heeft van bedreiging door een cliënt van ons (verdachte) . Ik was getuige van die bedreiging. Dat was op 13 december 2010. (..) Ik hoorde dat (verdachte) mijn collega bij naam noemde, (benadeelde partij 6). Hij zei: “(benadeelde partij 6) ik sla je in elkaar of hij zei ik steek je aan het mes.” Wat hij letterlijk zei weet ik niet meer maar het was duidelijk bedreigende taal en hij noemde de voornaam van (benadeelde partij 6) (..) en hij zei dat hij hem wel wist te vinden.
Verdachte heeft bij de politie kort samengevat het volgende verklaard. Ik ben op maandag 13 december 2010 ‘s morgens bij (naam bedrijf) in de (straatnaam) te Deventer geweest. Ik weet dat ik daar niet mag komen omdat ik een ontzegging heb. Ik heb gevraagd of ik (benadeelde partij 6) mocht spreken. (benadeelde partij 6) kwam er toen net aanlopen. Ik hoorde dat hij zei “(verdachte) dit is de bedoeling niet.” (..) Ik was helemaal overstuur.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 07/440235-09
Feit 7
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
(benadeelde partij ) heeft aangifte gedaan van (onder meer) belediging. Hij heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Op vrijdag 7 augustus 2009 was ik werkzaam als toezichthouder bij de gemeente Deventer. Dit betekent dat ik in dienst was als buitengewoon opsporingsambtenaar. Ik was samen met (naam toezichthouder). Wij waren beiden in toezichthouderuniform gekleed en als zodanig herkenbaar. (..) Wij zagen op de trap van het stadshuis een groep zwervers zitten. Wij zagen dat er een medewerkster van de receptie van het stadshuis naar buiten kwam lopen. Ik hoorde haar zeggen “Ze maken lawaai en laten rotzooi achter, mensen durven niet meer naar binnen”. Ik vroeg de personen die bier dronken of zij de blikjes weg wilden gooien. (…) Ik hoorde de mij ambtshalve bekende (verdachte) met luide stem zeggen “Rot op naar je eigen land, dit is mijn land!” Ik zag dat hij mij aankeek, de uitlatingen waren te horen op het hele plein voor zeker veertig mensen. Hierop hoorde ik hem schreeuwen “Je bent een hond, rot op naar je eigen land”. Ik ben van Turkse komaf evenals mijn collega (naam toezichthouder. Ik voelde mij erg beledigd door deze uitlatingen.
Getuige (naam toezichthouder) heeft kort samengevat het volgende verklaard.
Ik ben werkzaam als toezichthouder bij stadstoezicht van de gemeente Deventer. Op vrijdag 7 augustus 2009 was ik samen met mijn collega (benadeelde partij 7 ). Wij zagen op de trap van het gemeentehuis een groep zwervers. Ik kende er één van naam. Dat was (verdachte) (verdachte).(..) Toen ze denk ik al ongeveer 40 meter bij ons vandaan waren hoorde ik (verdachte) roepen: “Jij bent een hond. Dit is mijn land kankerkop Turk. Jij bent alleen maar een stadswacht.” Ik zag dat hij dat in het bijzonder tegen (benadeelde partij 7) zei. (benadeelde partij 7) liep ook voor mij op dat moment.
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 7 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 8
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 8 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De op ambtseed opgemaakte kennisgeving van bekeuring, tevens inhoudende een bekennende verklaring van verdachte .
Feit 9
Op 7 augustus 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte op de openbare weg, te weten het Stationsplein te Deventer, alcoholhoudende drank nuttigde.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10
Op 28 mei 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte zich onnodig heeft opgehouden in een portiek aan de (straatnaam) te Deventer. Verdachte lag te slapen in de pinruimte van de (naam bank).
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 11
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 11 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De op ambtseed opgemaakte kennisgeving van bekeuring, tevens inhoudende een bekennende verklaring van verdachte .
Feit 12
Op 16 juni 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte op de openbare weg, te weten het Stationsplein te Deventer, alcoholhoudende drank nuttigde.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 12 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 13
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 13 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
• De op ambtseed opgemaakte aankondiging van beschikking, tevens inhoudende een bekennende verklaring van verdachte .
Feit 14
Op 18 juni 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte op de openbare weg, te weten de (straatnaam) te Deventer, alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 14 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 17
Op 8 september 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte zich ophield in een portiek van de (naam bank) aan de (straatnaam) te Deventer en daar lag te slapen.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 17 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 18
Op 19 juni 2009 heeft een verbalisant geconstateerd dat verdachte zich in kennelijke staat van dronkenschap heeft bevonden op de openbare weg, te weten het Stationsplein te Deventer.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant en acht het onder 18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 tot en met 14, 17 en 18 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
Onder parketnummer 07/653055-11:
1.
hij op 25 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een pand aan de (straatnaam), toebehorende aan Iriszorg, heeft vernield.
2.
hij op 24 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning aan de (straatnaam), toebehorende aan de (benadeelde partij 2) heeft vernield.
4.
hij op 25 februari 2011 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend een politieambtenaar van de Regiopolitie IJsselland, te weten (naam agent), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "stinkhoer, vieze stinkhoer, je mocht willen dat ik je van achteren neem, kuthoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Onder parketnummer 07/653343-10:
5.
hij op 27 december 2010 in de gemeente Deventer een medewerker van (benadeelde partij 5) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (benadeelde partij 5) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij gaat hartstikke dood,
jij gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
6.
hij op 13 december 2010 in de gemeente Deventer een verpleegkundige van (naam bedrijf) (benadeelde partij 6) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (benadeelde partij 6) dreigend de woorden toegevoegd :"Denk maar niet dat ik bang voor je ben, ik steek je aan het mes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Onder parketnummer 07/440235-09
7. primair
hij op 07 augustus 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten (benadeelde partij ), toezichthouder bij de gemeente Deventer, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je bent een hond, rot op naar je eigen land", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking.
8.
hij op 19 augustus 2009 in de gemeente Deventer niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht.
9.
hij op 07 augustus 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, het Stationsplein, een (aangebroken) flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
10.
hij op 28 mei 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder redelijk doel, op een voor anderen hinderlijke wijze, heeft opgehouden in een voor het publiek toegankelijk portaal, te weten de pinruimte bij de (naam bank) aan de (straatnaam) te Deventer, dan wel te bezigen voor een
ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd, immers lag hij te
slapen in deze pinruimte.
11.
hij op 29 april 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, het Stationsplein, een (aangebroken) blikje met alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
12.
hij op 16 juni 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, het Stationsplein, een flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
13.
hij op 02 juli 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, het Stationsplein, een flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
14.
hij op 18 juni 2009 in de gemeente Deventer, op de weg, de (straatnaam), een flesje en/of blikje met alcoholhoudende drank heeft genuttigd.
17.
hij op 08 september 2009 in de gemeente Deventer, zich zonder redelijk doel heeft opgehouden in een portiek aan de (straatnaam);
18.
hij op 19 juni 2009 in de gemeente Deventer zich in kennelijke staat van dronkenschap heeft bevonden op de openbare weg het Stationsplein.
Van het onder 1,2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 tot en met 14, 17 en 18 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
4. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
strafbaar gesteld bij artikel 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht jo. artikel 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
6. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
Strafbaar gesteld bij artikel 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
7. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
strafbaar gesteld bij artikel 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht jo. artikel 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht.
8. Niet voldoen aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden, hem opgelegd bij artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht,
strafbaar gesteld bij artikel 447e Wetboek van Strafrecht jo. artikel 2 Wet op de identificatieplicht.
9. Overtreding van artikel 2.4.8 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
10. Overtreding van artikel 2.4.10 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
11. Overtreding van artikel 2.4.8 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
12. Overtreding van artikel 2.4.8 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
13. Overtreding van artikel 2.4.8 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
14. Overtreding van artikel 2.4.8 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
17. Overtreding van artikel 2.4.9 algemene plaatselijke verordening Deventer 1994.
18. Zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden,
strafbaar gesteld bij artikel 453 Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert het/de genoemde strafbare feit/feiten op.
DE STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook wel ISD-maatregel) gedurende twee jaren aan verdachte wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gelet daarop verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen en voor de overtredingen te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. De psychiater heeft ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde aangegeven dat het zeer waarschijnlijk is dat verdachte zich in het nauw gedreven voelde. Dat hij dan agressieve taal kan uitslaan lijkt nauw samen te hangen met de onderliggende problematiek. Verdachte moet hiervoor verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard. Nu de persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek constant aanwezig zijn moet aangenomen worden dat verdachte ook tijdens het plegen van de andere feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Hoewel de conclusie van de psychiater omtrent de toerekeningsvatbaarheid kan worden overgenomen is de rapportage van de psychiater vrij onvolledig. De psychiater heeft verdachte slechts één maal gesproken en het valt op dat niet wordt gesproken over het mogelijke hersenletsel dat verdachte heeft. Voorts is niet geconstateerd dat sprake is van een grote mate van achterdocht bij verdachte noch dat sprake is van geheugenproblemen.
Verdachte acht zich ongeschikt voor een behandeling in het kader van een ISD-maatregel en zal daaraan niet meewerken. Dat maakt die maatregel een kale gevangenisstraf van twee jaar. Dat is fors voor de feiten die hij heeft begaan, zeker omdat een groot deel daarvan overtredingen betreft en van bijna twee jaar geleden dateren. Als de ISD-maatregel wel wordt opgelegd dient de vordering tenuitvoerlegging te worden afgewezen en verzoekt de verdediging voor de overtredingen te volstaan met een schuldigverklaring zonder straf. De ad informandum gevoegde feiten kunnen niet worden meegenomen, tenzij de ISD-maatregel wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 december 2010;
- het ketendossier veelpleger betreffende verdachte, d.d. 29 december 2010;
- een de verdachte betreffend beknopt reclasseringsadvies d.d. 29 december 2010;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 10 januari 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 2 februari 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 8 maart 2011;
- een de verdachte betreffend pro justitia rapport, opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk d.d. 14 maart 2011;
- een de verdachte betreffend pro justitia rapport, opgemaakt door psychiater R.J.H. Winter, d.d. 20 maart 2011;
- een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 11 april 2011.
Psycholoog Sterk heeft samengevat gerapporteerd dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek en dat het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op herhaling.
Psychiater Winter heeft samengevat het volgende gerapporteerd. Onderzochte komt naar voren als een man met een al vroeg verstoord verlopen ontwikkelingsgeschiedenis. Gesteld kan worden dat er inmiddels een verslavingsgeschiedenis van meer dan 30 jaar bestaat, waardoor er nooit sprake is geweest van enige vorm van regulier bestaan. Zo heeft onderzochte nooit ergens gewerkt en was er evenmin sprake van een langer durende relatie. Er volgde een reeks contacten met justitie. Slechts enkele malen was er sprake van een korte of iets langere periode van abstinentie. Er blijkt dan altijd maar een zeer geringe aanleiding nodig te zijn om vervolgens weer terug te vallen in (vaak extreem) gecombineerde middelengebruik waarbij nogal eens periodes van sterke (verbale) agressie kunnen optreden. Er is sprake van een gecombineerde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een zeer langdurige en ernstige afhankelijkheid/misbruik van middelen (alcohol en benzodiazepines) naast het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis van het zogenaamde cluster B (voornamelijk antisociaal). Het is zeer waarschijnlijk dat deze gecombineerde stoornis en gebrek de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van de ten laste gelegde feiten (de rechtbank begrijpt: feiten 5 en 6) verklaren. Geadviseerd wordt om onderzochte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar. De gecombineerde stoornis en het gebrek in samenhang met het ontbreken van elke vorm van sociaal netwerk zijn belangrijke factoren die de kans op recidive zeer hoog maken.
Reclassering heeft in verschillende hoedanigheden contact met onderzochte gehad maar dit mislukte vrijwel altijd na kortere of langere tijd. Onderzochte zelf geeft aan dat hij in feite geen behoefte heeft aan nieuwe hulpverleningsprojecten: hij vindt het vermoeiend en weet van zichzelf dat hij het weer opgeeft. Opvallend is dat onderzochte, ondanks zijn toch wel zeer moeizame situatie van de laatste jaren, deze blijft bagatelliseren en vooralsnog niet stil lijkt te kunnen/willen staan bij zijn toch wel als zeer moeizaam te omschrijven status quo. In feite lijkt een ISD-maatregel de enige zinvolle manier om onderzochte gedurende langere tijd te abstineren en te onderzoeken of er in een dergelijke periode mogelijkheden zijn om alternatieven te creëren voor zijn huidige bestaan en deze dan geleidelijk te implementeren. Gezien het zeer hoge recidive risico en het zeer gebrekkige ziekte-inzicht in relatie tot de voortdurende belasting van de maatschappij zou dit het enige reële alternatief kunnen vormen voor een nieuwe periode van telkens weer detentie.
De rechtbank overweegt dat psychiater Winter ten aanzien van de feiten 5 en 6 heeft geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Gelet op de conclusies en bevindingen van psychiater Winter omtrent de persoon van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding verdachte voor alle feiten als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Ook voor het overige neemt de rechtbank de bevindingen en conclusies van psychiater Winter over en maakt deze tot de hare.
Reclassering heeft in haar meest recente advies van 11 april 2011 samengevat het volgende overwogen. Betrokkene is geregistreerd veelpleger. Er doen zich problemen voor op het gebied van justitie, huisvesting, alcoholgebruik, agressieregulatie en emotioneel welzijn. Daarnaast heeft betrokkene geen zinvolle dagbesteding en zijn financiële situatie en sociale netwerk zijn onduidelijk. Er is verband te zien tussen de forse mate van overlast die betrokkene veroorzaakt enerzijds en het missen van adequate huisvesting, zijn alcoholafhankelijkheid en zijn persoonlijkheidsstoornis anderzijds. Betrokkene heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis binnen de reguliere hulpverlening. De afgelopen jaren is meerdere malen geprobeerd betrokkene te plaatsen, te behandelen en/of te begeleiden maar geen van de aanpakken hebben tot dusver een recidivebeperkend effect gehad. Hij is moeilijk te begeleiden en houdt zich niet aan afspraken. Betrokkene heeft in januari 2011 een laatste kans gekregen om zijn medewerking aan de reclassering te verlenen om zo de reclassering de kans te geven een plan van aanpak op te stellen. Hij heeft zich echter niet aan de bijzondere voorwaarden gehouden en is binnen twee weken gerecidiveerd. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Vanuit reclasseringsoptiek is het wenselijk en noodzakelijk om betrokkene de ISD-maatregel op te leggen.
Gelet op de inhoud van voormelde rapportage van psychiater Winter en gelet op voormeld reclasseringsadvies, alsook gelet op het aantal misdrijven waarvoor verdachte inmiddels is veroordeeld is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte stopt met het plegen van strafbare feiten, zodat de veiligheid van personen en goederen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders van belang is, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf, nu de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij is het van belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De rechtbank zal de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel teneinde te waarborgen dat verdachte aan het gehele traject gedurende een periode van twee jaar kan deelnemen.
Gelet op de (relatief) geringe ernst van de ten laste gelegde overtredingen, gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de overtredingen zijn begaan en gelet op de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet opportuun om voor de ten laste gelegde overtredingen afzonderlijke straffen op te leggen. De rechtbank zal derhalve volstaan met een schuldig verklaring zonder oplegging van straf ten aanzien van de ten laste gelegde overtredingen, een en ander overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging geen rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, nu de verdediging heeft aangegeven dat deze feiten niet (onvoorwaardelijk) kunnen worden meegenomen. Overigens heeft de rechtbank geconstateerd dat ten aanzien van een deel van de ad informandum gevoegde feiten niet is voldaan aan het vereiste dat verdachte die feiten heeft erkend.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 9a, 38m, 38n van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op de oplegging aan verdachte van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders acht de rechtbank het niet opportuun de vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling ter zake van de door de politierechter d.d. 22 augustus 2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden toe te wijzen.
BESLISSING
Het onder 3, 15 en 16 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 tot en met 14, 17 en 18 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 primair, 8 tot en met 14, 17 en 18 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07/440147-07 bij vonnis van de politierechter d.d. 22 augustus 2008 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Pieters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2011.
Mr. L.J.C. Hangx en mr. F.E.J. Goffin voornoemd zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.