Home

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 11-05-2011, BQ4027, 553343 VV 11-35

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 11-05-2011, BQ4027, 553343 VV 11-35

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum uitspraak
11 mei 2011
Datum publicatie
12 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ4027
Zaaknummer
553343 VV 11-35

Inhoudsindicatie

Civiel recht overig. Kort geding strekkende tot heraansluiting op het waterleidingnet. Toewijzing nu gebruiker zijn contractuele verplichtingen tegenover de waterleverancier nakomt en deze zijn machtspositie als monopolist misbruikt om de voldoening af te dwingen van een vordering inzake waterschapslasten die niet de zijne is. Tevens toewijzing van een vergoeding van immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD

sector kanton – locatie Zwolle

zaaknr.: 553343 VV EXPL 11-35

datum : 11 mei 2011

Vonnis in het kort geding van:

[EISENDE PARTIJ],

wonende te [woonplaats],

eiser, verder te noemen [eisende partij],

gemachtigde mr. E. Schriemer, advocaat te Zwolle (toevoeging aangevraagd),

tegen

de naamloze vennootschap VITENS N.V.,

gevestigd te Utrecht,

gedaagde,

niet verschenen.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het exploot d.d. 2 mei 2011 met producties, houdende een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 mei 2011.

[eisende partij] is verschenen, bijgestaan door mr. Schriemer voornoemd.

Vitens is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.

Het geschil

[eisende partij] vordert dat Vitens zal worden veroordeeld om daags na de betekening van dit vonnis de aansluiting op het waterleidingnet in zijn woning te herstellen, zulks op straffe van een verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag. Tevens vordert [eisende partij] dat Vitens zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,- als voorschot op een hem toe te kennen immateriële schadevergoeding, althans een in goede justitie te bepalen geldbedrag.

Vitens heeft geen verweer gevoerd.

De beoordeling

1.

Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.

1.1.

Tussen partijen bestaat een overeenkomst op grond waarvan de Vitens verplicht is aan [eisende partij] leidingwater te leveren aan diens woning, gelegen aan de [perceel] te [woonplaats].

1.2.

Naast de bedragen die [eisende partij] op grond van die overeenkomst aan haar verschuldigd is, int Vitens tevens ten behoeve van het waterschap Groot Salland de waterschapslasten bestaande uit de ingezetenenheffing en de zuiveringsheffing.

1.3.

Met ingang van 2008 is door de gemeente Zwolle jaarlijks aan [eisende partij] vrijstelling verleend van de gemeentelijke jaarheffingen. Die vrijstelling geldt ook voor de waterschapslasten.

1.4.

[eisende partij] heeft eind 2010/begin 2011 een nota van Vitens voldaan voor zover die betrekking heeft op de levering van drinkwater maar onbetaald gelaten voor zover daarbij aan hem waterschapslasten in rekening zijn gebracht. In verband met die betalingsachterstand is [eisende partij] op 5 april 2011 door Vitens afgesloten van de watertoevoer.

2.

[eisende partij] baseert zijn vordering op onrechtmatig handelen door Vitens.

3.

De kantonrechter oordeelt als volgt.

3.1.

Het kunnen beschikken over (drink)water is een elementaire levensbehoefte en daarmee is het spoedeisend belang voldoende gegeven.

3.2.

Ingevolge artikel 139 Rv wordt in geval van verstekverlening de vordering door de rechter toegewezen tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Op grond van de voorhanden zijnde gegevens kan de kantonrechter niet tot de conclusie komen dat die laatste situatie zich hier voordoet.

3.2.

Nu [eisende partij] steeds heeft voldaan aan zijn verplichtingen jegens Vitens, voor zover die verband houden met de levering van water, kan Vitens aan haar contractuele relatie met [eisende partij] niet de bevoegdheid ontlenen om de levering van water te staken. Het is dan curieus dat Vitens vervolgens wel haar machtspositie als waterleverancier - zij is monopolist - gebruikt om voldoening af te dwingen van een vordering die niet de hare is; Vitens treedt, waar het om de waterschapslasten gaat, immers slechts op als incasso-intermediair. Aldus schiet Vitens niet alleen ernstig tekort in de nakoming van haar contractuele verplichtingen jegens [eisende partij], ook handelt zij daarmee in strijd met het bepaalde in de Waterleidingwet. In die wet heeft de overheid de zorg voor de openbare drinkwatervoorziening toevertrouwd aan als zodanig gekwalificeerde en gedefinieerde waterleidingbedrijven, waaronder Vitens. Daarbij is aan Vitens niet alleen de bevoegdheid toegekend om drinkwater te produceren en te leveren maar ook de verplichting opgelegd om gebruikers aan te sluiten en te voorzien van drinkwater. Die plicht heeft Vitens verzaakt, en dat is des te ernstiger waar het gaat om een elementaire levensbehoefte en Vitens monopolist is. Vitens handelt aldus onrechtmatig jegens [eisende partij].

3.4.

Ook de vordering inzake een voorschot op een toe te kennen immateriële schadevergoeding komt niet ongegrond voor. Het grote ongemak en de hygiënische consequenties van langere tijd (inmiddels zes weken) verstoken te zijn van drinkwater spreken voor zich en [eisende partij] heeft onderbouwd dat dit in zijn geval om medische redenen extra bezwarend is.

3.5.

Het vorenstaande leidt de kantonrechter tot de slotsom dat de vordering dient te worden toegewezen.

3.6.

Vitens zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing in kort geding

De kantonrechter:

I. veroordeelt Vitens om binnen een dag na de betekening van dit vonnis de aansluiting op het waterleidingnet in de woning van [eisende partij] aan de [perceel] te [woonplaats] kosteloos te herstellen;

II bepaalt dat Vitens een dwangsom van € 500,- verbeurt per dag dat zij nalatig is om de aansluiting te herstellen, zulks tot een maximum van € 10.000,-;

III veroordeelt Vitens om aan [eisende partij] een bedrag van € 500,- te betalen bij wege van voorschot op een toe te kennen immateriële schadevergoeding;

IV veroordeelt Vitens in de proceskosten voor zover gevallen aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op

kosten exploot € 94,38

griffierecht € 71,-

salaris gemachtigde € 400,-;

V wijst af het meer of anders gevorderde;

VI verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

Aldus gewezen door mr. H.C. Moorman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 11 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.