Home

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 08-05-2009, BK2050, 155662 / KG ZA 09-130

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 08-05-2009, BK2050, 155662 / KG ZA 09-130

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Datum uitspraak
8 mei 2009
Datum publicatie
16 november 2009
ECLI
ECLI:NL:RBZLY:2009:BK2050
Zaaknummer
155662 / KG ZA 09-130

Inhoudsindicatie

internationale forumkeuze; verzekering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 155662 / KG ZA 09-130

Vonnis in kort geding van 8 mei 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

JACOBA ALIJDA UK 268 B.V.,

gevestigd te Urk,

eiseres,

advocaat mr. R.K.E. Buysrogge te Zwolle,

tegen

1. de coöperatie

COÖPERATIEVE BEMIDDELING VAN MARITIEME VERZEKERINGEN U.A.,

gevestigd te Urk,

gedaagde,

advocaat mr. B.E. Volker te Rotterdam,

2. de rechtspersoon naar Duits recht

ALLIANZ GLOBAL CORPORATE & SPECIALTY AG,

gevestigd te München,

gedaagde,

advocaat mr. C. Almeida te Rotterdam.

3. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,

gevestigd te Zoetermeer,

gedaagde,

advocaat mr. C. Almeida te Rotterdam

Eiseres zal hierna UK 268 genoemd worden. Gedaagde sub 1 zal hierna CBMV genoemd worden, gedaagde sub 2 zal hierna Allianz genoemd worden en gedaagde sub 3 zal hierna Reaal genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de conclusie van antwoord van CBMV

- de conclusie van antwoord van Allianz en Reaal

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van UK 268

- de pleitnota van CBMV

- de pleitnota van Allianz en Reaal.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. UK 268 is een te Urk gevestigd visserijbedrijf dat tot 9 augustus 2005 haar onderneming dreef met de kotter Jacoba Alijda met registratienummer UK 268 (hierna aangeduid als ‘het schip’).

2.2. CBMV is een eveneens te Urk gevestigde coöperatie die in opdracht van haar leden bemiddelt bij het tot stand komen van verzekeringsovereenkomsten. CBMV handelt onder de naam VCU Maritieme Verzekeringen.

2.3. Sinds 2001 heeft CBMV als tussenpersoon in opdracht van UK 268 het risico van het schip ondergebracht dan wel laten onderbrengen bij verzekeraars. CBMV heeft ten behoeve van UK 268 onder meer bemiddeld bij het tot stand komen van de P&I Verzekeringen (aansprakelijkheidsverzekeringen), H&M Verzekeringen (Hull & Machinery: cascoverzekeringen) en ongevallen verzekeringen.

2.4. Voor het jaar 2005 heeft CBMV de makelaar/tussenpersoon Independent Risk Solutions B.V. (hierna aangeduid als ‘IRS’) ingeschakeld om een cascoverzekering af te sluiten. IRS heeft de cascoverzekering op de volgende manier ondergebracht:

87,50% via [A]

German Market

23,50% Carl Rieck (GmbH &Co) KG

17,50% Allianz Marine & Aviation (Allianz is de rechtsopvolger van Allianz Marine & Aviation)

6,00% VICTORIA Versicherung AG

15,00% Hermann Firgau

12,50% HDI Industrie Versicherung AG

2,50% Deutsche Rhederei

2,50% NHA Neue Hamburger Assekuranz

2,50% Deutsche Rhederei

Polish Market

25,00% WARTA Insurance and Reinsurance Company

10,00% Powszechny Zaklad Ubezpieczen S.A.

Latvia Market

2,50% Riga Re Insurance Company

Russian Market

10,00% Sogaz Insurance Company plc.

11,50% Insurance Company Sglassye, Moscow

10,00% Dutch Market:

10,00% Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekering Maatschappij NV (Reaal is de rechtsopvolger van Nieuwe Hollandse Lloyd Schadeverzekering Maatschappij NV)

2,50% Belgium Market:

2,50% Avéro Belgium

-------

100%

2.5. In de polisvoorwaarden bij de cascoverzekering staat dat de rechtbank te Hamburg, Duitsland bevoegd is om van geschillen kennis te nemen.

2.6. Op 9 augustus 2005 is de UK 268 op de Noordzee overvaren door de Griekse tanker ‘Shinoussa”. Alle opvarenden zijn gered, maar het schip is bij de aanvaring geheel verloren gegaan.

2.7. Bij brief van 3 februari 2006 heeft de vertegenwoordiger van Allianz, Carl Rieck GmbH & Co, bericht geen dekking te willen geven, aangezien er onder de polis sprake was van ‘onzeewaardigheid’.

3. Het geschil

3.1. UK 268 vordert

- Allianz te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding ter hoogte van EUR 497.000,-, vermeerderd met rente en kosten

- Reaal te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding ter hoogte van EUR 284.000,-, vermeerderd met rente en kosten.

- CBMV te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding ter hoogte van EUR 2.840.000,-, vermeerderd met rente en kosten

3.2. CBMV, Allianz en Reaal voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling ten aanzien CBMV

4.1. De voorzieningenrechter ziet termen om de vordering ten aanzien van CBMV eerst te behandelen.

4.2. UK 268 vordert een voorschot op schadevergoeding van EUR 2.840.000,- uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst, dan wel uit hoofde van onrechtmatige daad.

De kernvraag in dit geschil is of CBMV een (deugdelijke) cascoverzekering tot stand heeft gebracht. Immers, tussen partijen staat vast dat CBMV slechts heeft opgetreden als bemiddelaar voor UK 268 in de zin van artikel 7:425 BW bij het tot stand komen van (onder meer) de cascoverzekering en niet kan worden beschouwd als een verzekeraar. Dit betekent dat CBMV alleen jegens UK 268 aansprakelijk kan zijn wanneer geen dan wel geen deugdelijke verzekering tot stand is gebracht. Dit standpunt wordt door UK 268 zelf onderschreven in haar e-mail van 13 november 2008 aan Allianz (productie 23) en in haar brief van 9 februari 200 aan Reaal (productie 24).

4.3. UK 268 stelt dat het geenszins ondenkbaar is dat er geen volledige dekking tot stand is gekomen voor het verzekerd risico. Alsdan is CBMV tekort geschoten in de nakoming van de opdracht tot het sluiten van een cascoverzekering.

Voorts stelt UK 268 dat CBMV bij de totstandkoming van de verzekering, de looptijd daarvan alsmede bij de afwikkeling van de claim niet de zorg van een goed opdrachtnemer betracht. Hiertoe voert UK 268 aan dat CBMV de polis en bijbehorende voorwaarden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet met UK 268 heeft besproken en het onduidelijk is of alle verzekeraars het risico hebben geaccepteerd. Voorts had CBMV UK 268 tijdig moeten informeren over de mogelijke gevolgen voor de dekking onder de cascoverzekering bij de inzet van Poolse bemanningsleden met Poolse diploma’s en is CBMV nalatig geweest in de afhandeling van de claim.

4.4. CBMV stelt zich primair op het standpunt dat UK 268 geen spoedeisend belang heeft. De concept kort geding dagvaarding heeft UK 268 reeds op 13 november 2008 aan CBMV verzonden, echter deze dagvaarding is pas op 20 maart 2009 uitgebracht.

CBMV stelt verder dat uit de cover note van IRS van 16 februari 2005, de cover note van [A] van 18 januari 2005, de cover note van IRS van 27 januari 2005 en het aan UK 268 afgegeven Insurance Certificate blijkt dat de verzekering daadwerkelijk tot stand is gekomen.

Ten aanzien van de polisvoorwaarden stelt CBMV dat deze in de ledenvergadering met UK 268 zijn besproken. Algemeen gebruik is dat de leden een verzekeringscertificaat krijgen waarin de voorwaarden beknopt zijn samengevat. De volledige polisvoorwaarden liggen ter inzage op het kantoor van CBMV. Daarnaast heeft UK 268 in de jaren voorafgaande aan de aanvaring schade uitgekeerd gekregen onder de cascopolis.

Met betrekking tot de stelling van UK 268 dat CBMV haar had moeten wijzen op de mogelijke gevolgen voor de dekking onder de cascoverzekering bij de inzet van Poolse bemanningsleden met Poolse diploma’s, is CBMV van mening dat UK 268 wist dat de schipper verantwoordelijk is voor een voldoende gekwalificeerde bemanning. Uit een verklaring van de heer [B] van 1 april 2006 volgt dat hij met zijn broer, de heer [C], de schipper van het schip, de uitdrukkelijke afspraak had dat hij met een goed gediplomeerde en gemotiveerde bemanning voor de dag zou komen. Vervolgens stelt de heer [B]: “Hij is zonder mijn weten naar zee gegaan met zijn Poolse bemanning, waarvan één een aflosser was.”

Ten slotte stelt CBMV dat zij alles heeft gedaan om via een schikking verzekeraars alsnog tot uitkering te bewegen toen kort na de aanvaring bleek dat verzekeraars zich op het standpunt stelden niet tot uitkering gehouden te zijn aangezien er vanwege de onvoldoende gekwalificeerde bemanningsleden sprake was van onzeewaardigheid onder de polis.

4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van UK 268 uit de aard van de zaak volgt. Het feit dat er bijna 4 maanden tussen het verzenden van de concept dagvaarding en het uitbrengen van de dagvaarding heeft gezeten doet daaraan niet af.

De voorzieningenrechter volgt UK 268 niet in haar stelling dat er geen cascoverzekering door CBMV is afgesloten. Uit de eigen stellingen van UK 268 (punt 11 van de dagvaarding) volgt dat Allianz aan UK 268 heeft bevestigd dat zij als verzekeraar participeert in de cascoverzekering van het schip. Daarnaast hebben CBMV en Allianz onweersproken gesteld dat zij UK 268 op verzoek de polisvoorwaarden hebben toegezonden. Uit de conclusie van antwoord van Allianz en Reaal volgt dat beide verzekeraars erkennen dat zij participeren in de verzekering. Niet gesteld of gebleken is dat de overige verzekeraars zoals vermeld onder r.o. 2.4. betwisten in de verzekering te participeren. UK 268 heeft slechts gesteld dat het hen onduidelijk is of de andere verzekeraars hun aandeel in het risico accepteren (punt 23 van de dagvaarding). Nu onder meer uit de eigen stellingen van UK 268 volgt dat Allianz heeft erkend in de cascoverzekering te participeren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er een cascoverzekering tot stand is gebracht.

Ten aanzien van de vraag of er een deugdelijke verzekering tot stand is gekomen, overweegt de voorzieningenrechter dat hier alleen sprake van kan zijn indien niet het volledige risico door de verzekering is gedekt. Zoals hiervoor reeds is weergegeven is niet gesteld of gebleken dat de overige verzekeraars zoals vermeld onder r.o. 2.4. betwisten in de verzekering te participeren. Integendeel, uit productie 20 bij de conclusie van antwoord van CBMV volgt dat [A], via wie 87,5% van de cascoverzekering is ondergebracht, deze verzekering erkent. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de tot stand gekomen cascoverzekering ondeugdelijk zou zijn.

Voor het overige is de voorzieningenrechter van oordeel dat UK 268 onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat CBMV onrechtmatig jegens UK 268 heeft gehandeld. De voorzieningenrechter zal de vordering ten aanzien van CBMV dan ook afwijzen.

4.6. UK 268 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van CBMV worden begroot op:

- vast recht CBMV EUR 262,00

- salaris procureur EUR 6.422,00

Totaal EUR 6.684,00

5. De beoordeling ten aanzien van Allianz en Reaal

5.1. UK 268 vordert van Allianz en Reaal een voorschot op de schadevergoeding van respectievelijk EUR 497.000,- en EUR 284.000,-.

5.2. Allianz en Reaal stellen zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van het onderhavige kort geding kennis te nemen, aangezien uit de polisvoorwaarden volgt dat partijen zijn overeengekomen om disputen voor te leggen aan de rechter te Hamburg, Duitsland.

5.3. UK 268 stelt dat de posities van CBMV enerzijds en Allianz en Reaal anderzijds dermate nauw met elkaar zijn verweven, dat UK 268 zich om redenen van doelmatigheid genoodzaakt ziet om alle gedaagde partijen gezamenlijk in kort geding voor dezelfde rechter te dagvaarden.

5.4. De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op de stelling van UK 268 dat de posities van CBMV enerzijds en Allianz en Reaal anderzijds dermate nauw met elkaar zijn verweven, dat UK 268 zich om redenen van doelmatigheid genoodzaakt ziet om alle gedaagde partijen gezamenlijk in kort geding voor dezelfde rechter te dagvaarden. De voorzieningenrechter begrijpt dat UK 268 een beroep doet op artikel 107 Rv. Voorwaarde voor een beroep op dit artikel is dat tussen de vorderingen tegen de diverse gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geschil tussen de vorderingen van gedaagden onvoldoende samenhang bestaat om een gezamenlijke behandeling te rechtvaardigen. Zoals hiervoor onder r.o. 4.5. is weergegeven, volgt uit de eigen stellingen van UK 268 dat er een door de verzekeraars erkende cascoverzekering tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering tegen CBMV voornamelijk is ingesteld om de Nederlandse rechter te kunnen adiëren, daar waar de Nederlandse rechter niet zou kunnen worden geadieerd indien op grond van de polisvoorwaarden en het daarin vervatte forumbeding had moeten worden geprocedeerd. De voorzieningenrechter wijst het beroep van UK 268 op artikel 107 Rv dan ook af.

Nu UK 268 Allianz en Reaal niet op grond van artikel 107 Rv voor de Nederlandse rechter kan dagvaarden en Allianz en Reaal een beroep doen op het forumkeuzebeding in de polisvoorwaarden, dient beoordeeld te worden of de polisvoorwaarden van toepassing zijn.

5.5. UK 268 stelt dat de polisvoorwaarden niet van toepassing zijn, aangezien zij niet tijdig kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de polisvoorwaarden en de polisvoorwaarden niet heeft aanvaard. Voor zover de polisvoorwaarden wel zouden zijn overeengekomen, doet UK 268 een beroep op vernietiging van deze voorwaarden wegens niet tijdige terhandstelling.

5.6. Allianz en Reaal voeren aan dat UK 268 geen beroep kan doen op de niet-toepasselijkheid of de vernietiging van de polisvoorwaarden, aangezien de polisvoorwaarden zijn opgesteld door een vertegenwoordiger van UK 268, namelijk IRS.

5.7. De voorzieningenrechter is met Allianz en Reaal van oordeel dat UK 268 geen beroep kan doen op de niet-toepasselijkheid of de vernietiging van de polisvoorwaarden. CBMV heeft in opdracht van UK 268 het risico van het schip ondergebracht bij verzekeraars. CBMV heeft op haar beurt IRS ingeschakeld om het risico onder te brengen. IRS is uiteindelijk degene geweest die de cascoverzekering heeft ondergebracht op de wijze zoals in r.o. 2.4. staat vermeld en is uiteindelijk degene geweest die de polisvoorwaarden heeft opgesteld. Dit betekent dat IRS via CBMV in opdracht van UK 268 heeft gehandeld. Zoals Allianz en Reaal onweersproken hebben gesteld, kunnen zij derhalve niet als gebruiker van de polisvoorwaarden worden aangemerkt, aangezien de polisvoorwaarden zijn opgesteld door IRS, een vertegenwoordiger van UK 268. UK 268 kan jegens hen dan ook geen beroep doen op de niet-toepasselijkheid of vernietiging van de in haar opdracht opgestelde polisvoorwaarden. De polisvoorwaarden en het daarin vervatte forumkeuzebeding zijn derhalve van toepassing.

Op grond van het hiervoor overwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij niet bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil.

5.8. UK 268 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz en Reaal worden begroot op:

- vast recht Allianz en Reaal EUR 262,00

- salaris procureur EUR 5.160,00

Totaal EUR 5.422,00

6. De beslissing

De voorzieningenrechter

6.1. wijst de vordering ten aanzien van CBMV af,

6.2. verklaart zich ten aanzien van de vordering tegen Allianz en Reaal onbevoegd,

6.3. veroordeelt UK 268 in de proceskosten, aan de zijde van CBMV tot op heden begroot op EUR 6.684,00 en aan de zijde van Allianz en Reaal tot op heden begroot op EUR 5.422,00.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2009.