Home

Rechtbank Utrecht, 07-11-2012, BY2630, 331597 HA/RK 12-476

Rechtbank Utrecht, 07-11-2012, BY2630, 331597 HA/RK 12-476

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
7 november 2012
Datum publicatie
8 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY2630
Zaaknummer
331597 HA/RK 12-476

Inhoudsindicatie

Wraking.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK UTRECHT

Zaaknummer / rekestnummer: 331597 HA/RK 12-476

beslissing van 7 november 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,

op het verzoek van:

mr. N.M.P. Steijnen, advocaat te Zeist,

in de zaken van:

Stichting Conservatief Groen Zeist, gevestigd te Zeist en

[A], [B], [C] en [D], allen wonende te [woonplaats],

(hierna aangeduid als verzoekers).

1. Het verloop van de procedure

1.1. Op 26 september 2012 is in de zaken bekend onder de zaaknummer SBR 12/1089 en SBR 12/1799 gelijktijdig een zitting gehouden door de meervoudige kamer van de sector bestuursrecht, waarvan mr. V.M.M. van Amstel (als voorzitter), mr. P.K. Nihot en mr. E.J.W. Verhaagh (als leden) deel uitmaakten. Tijdens deze zitting heeft Mr. Steijnen een verzoek gedaan tot wraking van deze rechters.

1.2. Bij beslissing van 18 oktober 2012 heeft de rechtbank het verzoek tot wraking van mr. Van Amstel afgewezen en het verzoek tot wraking van mrs. Nihot en Verhaagh niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Bij brief van 19 oktober 2012, bij de rechtbank ingekomen op 22 oktober 2012, heeft mr. Steijnen bij de rechtbank een nieuw verzoek gedaan tot wraking van mr. Nihot en mr. Verhaagh in hoedanigheid van behandelend rechters van de hiervoor in 1.1 genoemde zaken.

1.4. Mr. Nihot en mr. Verhaagh (hierna ook: de rechters) hebben niet in de wraking berust.

1.5. De griffier van deze rechtbank heeft mr. Steijnen en de rechters opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 30 oktober 2012. De derdebelanghebbenden (het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, Wijkontwikkelingsmaatschappij Kerckebosch en Stichting Milieuzorg Zeist) zijn van de behandeling in kennis gesteld.

1.6. Bij brieven van 25 oktober 2012 hebben de rechters schriftelijk op het verzoek gereageerd.

1.7. Het wrakingsverzoek is op 30 oktober 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij waren mr. Steijnen en mr. Nihot aanwezig. Mr. Verhaagh is met bericht van verhindering niet verschenen.

1.8. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1. Blijkens het proces-verbaal van de hiervoor genoemde zitting van 26 september 2012 heeft mr. Steijnen een verzoek gedaan tot wraking van de voorzitter, nadat deze de wijze van behandeling van de zaken aan de orde had gesteld en had aangegeven welke van de vijf onderwerpen zij met partijen wilde bespreken. Vervolgens heeft mr. Steijnen de thans gewraakte rechters gevraagd wat hun opvatting was over de werkwijze van de voorzitter. De zitting is daarop korte tijd geschorst. Na de schorsing heeft mr. Steijnen ook jegens de rechters een wrakingsverzoek gedaan, omdat zij weigerden antwoord te geven op zijn vraag. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde beslissing van 18 oktober 2012 mr. Steijnen in dit laatste verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Mr. Steijnen heeft vervolgens het nu voorliggende wrakingsverzoek gedaan.

3. Het verzoek

3.1. Mr. Steijnen legt aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag, samengevat weergegeven, dat hij op de zitting van 26 september 2012 aan de rechters heeft meegedeeld dat hij hen ook wenste te wraken indien zij de voorzitter steunden in haar optreden. Mr. Steijnen stelt dat de weigering van de leden om antwoord te geven op zijn vraag of dit het geval was een zodanige obstructie van de rechtsgang en inbreuk op de procesorde vormt, dat dit een teken is van een uitgesproken bevooroordeeldheid ten aanzien van verzoekers. Mr. Steijnen betoogt in dit verband dat de procesgang openbaar en transparant moet zijn en dat het in verband daarmee van essentieel belang is voor een procespartij om zekerheid te hebben dat de rechter met één mond spreekt. De rechters hebben volgens mr. Steijnen die zekerheid gesaboteerd, hetgeen een grove inbreuk vormt op het rechtssysteem en ten nadele komt van de procespositie van verzoekers.

3.2. De rechters hebben beiden onder meer naar voren gebracht dat de voorzitter de zitting leidt en dat er geen reden is om ter zitting in te gaan op vragen over hun opvatting over de wijze waarop de voorzitter daar inhoud aan geeft. Voorts hebben zij naar voren gebracht dat, indien zij van mening waren dat bepaalde punten nadere toelichting of opheldering vereisten, zij dat ter zitting aan de orde hadden gesteld, maar dat het zover niet heeft kunnen komen door het wrakingsverzoek in een vroeg stadium van de behandeling van de zaak. Het enkele feit dat zij geen antwoord hebben gegeven op de vraag van mr. Steijnen getuigt volgens de rechters niet van enige vooringenomenheid of partijdigheid.

4. De beoordeling

4.1. Het verzoek is, getoetst aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tijdig ingediend. Aan dit oordeel ligt het volgende ten grondslag. Op 26 september 2012 heeft mr. Steijnen een mondeling verzoek tot wraking van de leden gedaan, zodra hem de aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend waren geworden. Zoals de rechtbank in de beslissing van 18 oktober 2012 heeft geoordeeld, kon in de gegeven omstandigheden aan dat wrakingsverzoek niet de eis van schriftelijkheid worden gesteld. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het, vanwege de schorsing van de zitting van 26 september 2012 in verband met het wrakingsverzoek jegens de voorzitter, op dat moment niet meer mogelijk was om de leden te wraken. Na het bekend worden van dit oordeel door de ontvangst van de beslissing op 19 oktober 2012, heeft mr. Steijnen zo spoedig mogelijk - bij brief van 19 oktober 2012 en bij de rechtbank ingekomen op 22 oktober 2012 - een nieuw wrakingsverzoek ingediend. Hiermee heeft hij zich ingespannen om tijdig het verzoek te doen.

4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel van artikel 8:15 van de Awb en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.

4.3. Er zijn door mr. Steijnen geen feiten en/of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechters jegens (de cliënten van) mr. Steijnen. Dit is ook niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Onderzocht zal daarom slechts worden of naar objectieve maatstaven is gebleken van feiten en omstandigheden die verzoekers grond hebben gegeven voor de vrees dat het de rechters aan onpartijdigheid heeft ontbroken.

4.4. Het betoog van mr. Steijnen komt er op neer dat de rechters, door hun weigering zijn vraag naar hun opvatting over het optreden van de voorzitter te beantwoorden, de schijn van partijdigheid hebben gewekt. Dit betoog kan niet leiden tot gegrondheid van het verzoek tot wraking. De Awb noch enig andere rechtsregel legt de leden van de meervoudige kamer de verplichting op om vragen van een procespartij naar hun opvattingen over het optreden van de voorzitter van deze kamer te beantwoorden. Voor het overige heeft mr. Steijnen geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit in dit geval de door hem gestelde obstructie van de rechtsgang of schending van de procesorde zou kunnen blijken. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. wijst het verzoek tot wraking af;

5.2. draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan mr. Steijnen, en aan de rechters, alsmede aan de voorzitter van de sector bestuursrecht en de president van deze rechtbank;

5.3. draagt de griffier van de wrakingskamer voorts op deze beslissing te zenden aan de derdebelanghebbenden: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, Wijkontwikkelingsmaatschappij Kerckebosch, en Stichting Milieuzorg Zeist.

Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, mr. G. Perrick en mr. K.J. Veenstra, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Meurs, griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.