Home

Rechtbank Utrecht, 18-10-2012, BY0675, 329764 / HARK 12-436

Rechtbank Utrecht, 18-10-2012, BY0675, 329764 / HARK 12-436

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
18 oktober 2012
Datum publicatie
19 oktober 2012
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2012:BY0675
Zaaknummer
329764 / HARK 12-436

Inhoudsindicatie

Wrakingszaak

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Zaaknummer / rekestnummer: 329764 / HARK 12-436

beslissing van 18 oktober 2012 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,

op het verzoek van:

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],

verzoeker.

1. Het verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 11 september 2012 heeft [verzoeker] het verzoek gedaan tot wraking van

mr. D.C.P.M. Straver, rechter in de sector handel en kanton van deze rechtbank en als kantonrechter belast met de behandeling van de zaak van [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) tegen [verzoeker], bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 818298 AC EXPL 12-3790.

1.2. Mr. D.C.P.M. Straver heeft niet in de wraking berust.

1.3. De griffier van de rechtbank heeft verzoeker en de gewraakte rechter opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 4 oktober 2012. [bedrijf] is van deze behandeling in kennis gesteld.

1.4. Het wrakingsverzoek is op 4 oktober 2012 in het openbaar behandeld. Daarbij was de gewraakte rechter aanwezig. Verzoeker is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

1.5. De uitspraak is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1. In de hoofdprocedure vordert [bedrijf] – onder meer ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen.

2.2. Bij tussenvonnis van 29 augustus 2012 is bepaald dat er op 11 september 2012 te

10.20 uur een comparitie zal plaatsvinden.

2.3. [verzoeker] heeft bij fax van 7 september 2012 verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.

2.4. Op 10 september 2012 heeft [A], zittingsplanner bij de sector civiel van deze rechtbank, aan [verzoeker] gemaild dat de zitting op 11 september 2012 gewoon doorgaat.

2.5. Op 11 september 2012 te 10.20 uur heeft de behandeling van de zaak plaatsgevonden, is het onderzoek ter zitting gesloten en heeft mr. Straver aan [bedrijf] te kennen gegeven dat de uitspraak over twee weken zal plaatsvinden.

2.6. Na afloop van de zitting trof mr. Straver op haar werkplek een brief aan, welke als bijlage bij het e-mailbericht van [verzoeker] d.d. 11 september 2012 te 9.47 uur gericht aan voornoemde [A] was gevoegd, waarin [verzoeker] aangaf dat hij mr. Straver wenst te wraken.

3. Het verzoek

3.1. [verzoeker] stelt dat hij door de rechtbank niet op de hoogte is gesteld van de behandeling van de zaak in de hoofdprocedure. Eerst op 6 september 2012 is [verzoeker] van de zitting op de hoogte geraakt omdat hij toen aanvullende stukken van [bedrijf] betrekking hebbende op de zitting van 11 september 2012 in zijn brievenbus aantrof. [verzoeker] stelt onvoldoende voorbereidingstijd te hebben gehad en heeft daarom verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak. Nu mr. Straver dit verzoek heeft afgewezen, is er - zo begrijpt de rechtbank - grond te vrezen dat het haar in de gegeven omstandigheden aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt, aldus [verzoeker].

3.2. Mr. Straver heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Bij haar beslissing tot afwijzing van het aanhoudingsverzoek heeft zij in aanmerking genomen dat [verzoeker], indien hij het tussenvonnis met daarin de datum en het tijdstip van de comparitie, dat per gewone post aan hem is toegezonden, al niet zou hebben ontvangen, in elk geval op 6 september 2012 op de hoogte is geraakt van de zitting en hij toen over de door [bedrijf] ingebrachte aanvullende stukken beschikte. Voorts heeft mr. Straver naar voren gebracht dat zij overleg heeft gepleegd met twee collega’s en dat zij conform het beleid voor de behandeling van huurzaken zoals deze waarin het, in verband met het mogelijk verder oplopen van huurschulden van belang is dat snel een beslissing wordt genomen, heeft gehandeld.

4. De beoordeling

4.1. Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke partijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid in de zin van artikel 36 Rv en artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.

4.3. Niet is gebleken van enige persoonlijke vooringenomenheid van mr. Straver jegens [verzoeker]. Onderzocht zal daarom slechts worden of [verzoeker] in objectieve zin reden heeft te vrezen dat het mr. Straver aan onpartijdigheid ontbreekt.

4.4. Naar het oordeel van de wrakingskamer bestaat geen grond voor gerechtvaardige vrees dat het mr. Straver aan de vereiste onpartijdigheid heeft ontbroken doordat zij het aanhoudingsverzoek van [verzoeker] heeft afgewezen. Ook al zou [verzoeker], zoals hij stelt, eerst op 6 september 2012 op de hoogte zijn geraakt van de zitting van 11 september 2012 en toen pas de beschikking hebben gehad over de door de wederpartij daags daarvoor bij de rechtbank ingediende aanvullende stukken, hij was wel reeds lange tijd bekend met de dagvaarding inclusief producties en met de door hemzelf ingediende conclusie van antwoord. [verzoeker] had zich, mede gelet op de aard en de omvang van die nadere stukken, alsnog op die stukken kunnen voorbereiden. De wrakingskamer heeft voorts in aanmerking genomen dat mr. Straver bij haar beslissing op het aanhoudingsverzoek rekening heeft gehouden met de belangen van de beide procespartijen, dat zij overleg heeft gepleegd met collega’s alsmede dat zij heeft gehandeld zoals te doen gebruikelijk bij aanhoudingsverzoeken in dergelijke zaken.

[verzoeker] heeft door niet op de zitting van 11 september 2012 te verschijnen de mogelijkheid onbenut gelaten om aldaar zijn aanhoudingsverzoek te herhalen en nader toe te lichten, met als mogelijk resultaat dat de behandeling van de zaak alsnog zou worden aangehouden.

4.5. Naar aanleiding van de opmerking van verzoeker dat hem een aantal maal is voorgehouden dat hij geen advocaat nodig heeft voor een dergelijke zaak, terwijl uit alles blijkt dat dit wel een vereiste is, zeker voor een leek op juridisch terrein zoals hij, overweegt de wrakingskamer dat het juist is dat men in huurzaken als de onderhavige in persoon kan procederen. Juridische bijstand kan raadzaam zijn maar is dus niet verplicht gesteld en is ter beoordeling van de procespartij. Het is de wrakingskamer voorts niet gebleken dat

mr. Straver bedoelde uitlating heeft gedaan, zodat ook dit niet tot toewijzing van het verzoek kan leiden. De wrakingskamer merkt ten overvloede nog op dat het niet tot de mogelijkheid van de rechtbank behoort om in de hoofdprocedure een advocaat voor verzoeker toe te voegen; de rechtbank is daartoe niet bevoegd.

4.6. Ter voorlichting aan verzoeker merkt de wrakingskamer nog op dat mr. Straver ter zitting van de wrakingskamer naar voren heeft gebracht dat indien het wrakingsverzoek wordt afgewezen het aangewezen is dat er opnieuw een comparitie zal worden gelast waarvoor beide procespartijen zullen worden uitgenodigd.

5. De beslissing

De rechtbank:

5.1. wijst het verzoek tot wraking van mr. Straver af;

5.2. draagt de griffier op een afschrift van deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, [bedrijf], mr. Straver, alsmede aan de voorzitter van de sector handel en kanton en de president van deze rechtbank.

Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en mr. M. ter Brugge, leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A. van der Landen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.