Home

Rechtbank Utrecht, 22-04-2011, BQ4882, 16.600455-09

Rechtbank Utrecht, 22-04-2011, BQ4882, 16.600455-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
22 april 2011
Datum publicatie
18 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4882
Zaaknummer
16.600455-09

Inhoudsindicatie

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Parketnummer: 16.600455-09

Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.

In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats], op [1973],

wonende te [woonplaats], [adres],

heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan veroordeelde opgelegde straf. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1 De procedure.

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

- het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht d.d. 17 augustus 2009;

- de vordering van de officier van justitie, gedagtekend 11 maart 2011;

- de overige stukken.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.

Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.A. Weijzen, advocaat te Utrecht.

2 De beoordeling.

Aan veroordeelde is bij voormeld vonnis een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 15 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Centrum Maliebaan, ook als dat inhoudt dat veroordeelde zich onderwerpt aan urinecontroles.

Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 1 december 2009.

Blijkens inlichtingen van Centrum Maliebaan d.d. 29 december 2010 heeft veroordeelde zich niet gehouden aan die bijzondere voorwaarde. De officier van justitie heeft om die reden de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gevorderd.

De raadsman heeft aangevoerd dat veroordeelde thans tweewekelijks begeleid wordt door reclasseringsinstelling GAVO en dat veroordeelde zich daar aan de afspraken houdt en steeds op tijd aanwezig is. De raadsman heeft gewezen op de mogelijkheid van afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, schorsing van het onderzoek ter terechtzitting om GAVO in de gelegenheid te stellen daarover te rapporteren aan de rechtbank, dan wel verlenging van de proeftijd.

De rechtbank overweegt dat veroordeelde zich meerdere malen niet gehouden heeft aan de meldplicht en niet is verschenen voor de urinecontrole, terwijl dit onder meer de voorwaarde was waarbij hem een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk was opgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank wil daarbij evenwel ook rekening houden met het gegeven dat de veroordeelde wel bezig is aan zijn toekomst te werken door de begeleiding van reclasseringsinstelling GAVO te accepteren en zich te houden aan de afspraken. Ook de maatschappij is daarbij gebaat. Een nadere rapportage van GAVO op dat punt acht zij niet noodzakelijk. De rechtbank zal daarom de vordering na voorwaardelijke veroordeling slechts gedeeltelijk toewijzen en van het overige gedeelte de proeftijd verlengen.

3 De beslissing.

De rechtbank gelast dat een gedeelte, groot twee maanden, van de voorwaardelijke gevangenisstraf, die bij vonnis d.d. 17 augustus 2009 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16.600455-09, ten uitvoer zal worden gelegd.

Zij wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 11 maart 2011 voor het overige af en verlengt de proeftijd met één jaar.

Deze beslissing is gegeven door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. A. van Maanen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. Scheffer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 april 2011.