Home

Rechtbank Utrecht, 20-11-2009, BM1222, 16-600851-09

Rechtbank Utrecht, 20-11-2009, BM1222, 16-600851-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
20 november 2009
Datum publicatie
15 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2009:BM1222
Zaaknummer
16-600851-09

Inhoudsindicatie

Ontslag van alle rechtsvervolging voor verbaal en met een imitatievuurwapen bedreigen van politieambtenaren, met de door bedreigen van een politieambtenaar en het voorhanden hebben van zeven imitatievuurwapens in zijn bezit had.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/600851-09 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 november 2009

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1969] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats]

thans gedetineerd in Vught PPC, Lunettenlaan 501

raadsman mr. R.P. Adema, advocaat te Utrecht

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 november 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.C.A.M. Langenhorst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 1 augustus 2009 te Nieuwegein (1) verbaal en met een imitatievuurwapen politieambtenaren heeft bedreigd, (2) een politieambtenaar met de dood heeft bedreigd, (3) een nepbom in het politiebureau heeft achtergelaten en (4) dat hij zeven imitatievuurwapens in zijn bezit had.

3. De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4. De beoordeling van het bewijs

4.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten onder 1, 2, 3 en 4 heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier bevindende processen-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.

4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen voor zover het betreft de bedreiging jegens de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Voornoemde verbalisanten waren niet in het vertrek aanwezig op het moment dat verdachte verbalisant [verbalisant 5] met het imitatievuurwapen bedreigde.

Voorts heeft de raadsman bepleit dat het onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte zou hebben gezegd dat hij met een vacuümbom het Mexicaanse griepvirus zou gaan verspreiden, geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling inhoudt.

Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte niet het oogmerk had om de tas achter te laten of in het politiebureau te plaatsen. De tas is tijdens de aanhouding door verbalisanten van verdachte afgenomen en in het vertrek neergezet. Mocht verdachte de tas al zelf hebben neergezet dan was dit om los te komen van verbalisanten en niet met het oogmerk om de nepbom achter te laten of te plaatsen.

Ten aanzien van feit 2 en 4 refereert de verdediging zich naar het oordeel van de rechtbank.

4.3. Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte is op 1 augustus 2009 naar het politiebureau in Nieuwegein gegaan met vijf imitatie vuurwapens onder zich . Nadat verdachte aan de balie was verschenen, sprak hij [verbalisant 5] op een zeer agressieve manier aan. Verdachte schreeuwde en sloeg met zijn vuist op de balie. Vervolgens sloeg verdachte zijn jas open en greep met zijn linkerhand de kolf van een vuistvuurwapen vast dat in een holster op zijn linkerheup zat alsof hij het wilde trekken. [verbalisant 5] dacht dat verdachte op hem zou schieten. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat toen hij de jas van verdachte aan de linkerzijde ter hoogte van zijn heup omhoog tilde onder de jas een vuurwapen in een holster zitten.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [verbalisant 5] heeft bedreigd.

De bedreiging van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. Ook de verdere ten laste gelegde bedreiging met woorden en met een vacuümbom met het Mexicaanse griepvirus acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank het volgende.

Op 1 augustus 2009 heeft verdachte op het politiebureau te Nieuwegein verbalisant [verbalisant 2] bedreigd met de woorden: “Wacht jij maar af. Op een dag kom ik terug en schiet ik je helemaal kapot. Ik weet wie je bent” . Verdachte heeft ter terechtzitting zitting verklaard dat hij op dat moment zeer geprikkeld en aangeslagen was.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.

Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank het volgende.

Verdachte is op 1 augustus 2009 het politiebureau te Nieuwegein binnen gegaan met een tas met daarin twee aan elkaar geplakte stroomstootwapens en aan elkaar geplakte kranten met daartussen spijkers gestoken. Bij de aanhouding van verdachte is deze tas door verbalisanten afgenomen en ter zijde geplaatst. Verdachte heeft vervolgens zelf geen handelingen meer met de tas verricht.

Onder deze omstandigheden kan niet gesteld worden dat verdachte de tas in het politiebureau heeft geplaatst of achtergelaten met het oogmerk te doen geloven dat een ontploffing teweeg kon worden gebracht.

Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde

Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank het volgende

Verdachte had op 1 augustus 2009 te Nieuwegein zeven imitatievuurwapens in zijn bezit. De politie heeft deze imitatiewapens bij aanhouding onder verdachte en bij een doorzoeking van zijn woning aangetroffen . De aangetroffen wapens zijn door de technische recherche onderzocht en aangemerkt als nabootsingen van vuurwapens zoals in de bewezenverklaring genoemd.

Het onder 4 ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

4.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.

op 01 augustus 2009 te Nieuwegein [verbalisant 5], medewerker service in dienst van politie Utrecht, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware

mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vastgegrepen alsof hij, verdachte, het voornoemde voorwerp wilde trekken;

2.

op 01 augustus 2009 te Nieuwegein [verbalisant 2], aspirant van politie Utrecht, heeft

bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Wacht jij maar af. Op een dag kom ik terug en schiet ik je helemaal kapot. Ik weet wie je bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

4.

op 01 augustus 2009 te Nieuwegein wapens van categorie I onder 7°, te weten nabootsingen van vuurwapens, te weten:

- 1. een imitatie van een tot sport-pistool omgebouwd Amerikaans leger-pistool

Colt M1911/A1, merk LH, en

- 2. een imitatie van XD-pistool van de Amerikaanse Springfiels-Armery

fabriek, merk onbekend, en

- 3. een imitatie van het P-10 politiepistool van de Duitse fabrikant Heckler

en Koch, merk Y en P, en

- 4. een imitatie van het Clock 26 pistool, merk GYMA, en

- 5. een imitatie van het Chiefs Special pistool van de Amerikaanse fabrikant

Smith en Wesson, merk GYMA, en

- 6. een imitatie van het Colt M-4/A1 geweer van het Amerikaanse leger,

- 7. een imitatie van Chiefs Special pistool van de Amerikaanse fabrikant

Smith en Wesson, echter zonder houder,

die door hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5. De strafbaarheid

5.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van feit 1:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.

Ten aanzien van feit 2:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Ten aanzien van feit 4:

handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

5.2. De strafbaarheid van verdachte

Uit de rapportages van drs. L. Assa, gz-psycholoog, d.d. 17 oktober 2009 en drs. M.L.I.M. van Thiel, psychiater, d.d. 5 oktober 2009, volgt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van een schizoaffectieve stoornis. Deze stoornis bestaat voor een deel uit symptomen passende bij schizofrenie (wanen en hallucinaties) en tegelijkertijd uit symptomen passende bij affectieve stoornissen (depressie of manie).

De beide deskundigen rapporteren dat de ziekelijke stoornis in zeer grote mate van invloed is geweest op het gedrag van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen. Verdachte was op dat moment psychotisch, ontremd en had last van verschillende waanideeën. Uit de rapportages volgt voorts dat de bewezenverklaarde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend.

De rechtbank neemt de conclusie van voornoemde deskundigen, dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, over en maakt deze tot de hare.

De verdachte is, op grond van het vorenstaande, niet strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6. Op te leggen maatregel

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en gevorderd dat verdachte ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman verzoekt eveneens om zijn cliënt te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat de bewezenverklaarde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Hij voert aan dat het inmiddels met behulp van medicatie met cliënt een stuk beter gaat. De verdediging kan zich vinden in een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog blijkt dat de kans dat verdachte wederom strafbare feiten zal plegen als hij niet behandeld wordt, groot is. Beide gedragsdeskundigen adviseren om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis (voor de duur van maximaal één jaar), omdat verdachte gevaarlijk is voor anderen.

De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis noodzakelijk is voor de duur van de wettelijk maximaal toegestane termijn van één jaar. De rechtbank neemt in aanmerking dat is voldaan aan de wettelijke eisen dat het strafbare feit aan verdachte wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de veiligheid van verdachte, van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel eist.

7. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37, 39 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

8. De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid bewezen feiten

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Ten aanzien van feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling;

Ten aanzien van feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

Ten aanzien van feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;

Strafbaarheid dader

- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;

Maatregel

- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Bruins, voorzitter, mr. R.P. den Otter en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. A. van Beek en A.R. Scharrenborg, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 november 2009.

Mr. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.