Home

Rechtbank Utrecht, 16-01-2008, BD0390, 54191 UC EXPL 07=15902

Rechtbank Utrecht, 16-01-2008, BD0390, 54191 UC EXPL 07=15902

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
16 januari 2008
Datum publicatie
23 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2008:BD0390
Zaaknummer
54191 UC EXPL 07=15902

Inhoudsindicatie

ontruiming woning, onbekende verblijfplaats in buitenland; verzet ontvankelijk?

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector kanton

Locatie Utrecht

zaaknummer: 54191 UC EXPL 07-15902 MG

vonnis d.d. 16 januari 2008

inzake

[naam opposerende partij],

[woonplaats opposerende partij],

verder ook te noemen [naam opposerende partij],

toevoegingsnr. 4GN5561,

opposerende partij,

gemachtigde: mr. J.R.A. Röschlau,

tegen:

Stiching Mitros,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen Mitros,

geopposeerde partij,

gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel.

1. Verloop van de procedure

[naam opposerende partij] heeft verzet gedaan tegen het op vordering van Mitros gewezen verstekvonnis van 29 augustus 2007 met kenmerk 536651 UC EXPL 07-11415 en heeft alsnog verweer gevoerd.

De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 28 november 2007.

Mitros heeft voorafgaand aan en bij gelegenheid van de comparitie nog stukken in het geding gebracht (3 brieven met bijlagen, een uittreksel GBA).

[naam opposerende partij] heeft bij gelegenheid van de comparitie nog een stuk (brief [naam schrijver]) in het geding gebracht. De comparitie is gehouden op 7 januari 2008. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Hierna is uitspraak bepaald.

2. Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1. Mitros heeft op de comparitie primair betoogd dat [naam opposerende partij] niet ontvankelijk is in het – bij exploit van 26 oktober 2007 ingestelde - verzet. Volgens Mitros is de verzettermijn van 4 weken gaan lopen vanaf de datum van tenuitvoerlegging (20 september 2007). De laatste dag om verzet in te stellen was 18 oktober 2007, aldus Mitros.

2.2. De raadsman van [naam opposerende partij] heeft betoogd dat de verzettermijn niet 4, maar 8 weken bedraagt, nu [naam opposerende partij] in het buitenland verblijft.

2.3. De kantonrechter oordeelt als volgt:

De termijn voor het instellen van verzet loopt, ingevolge artikel 143 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv)

-vanaf een betekening in persoon van het vonnis (of akte) of

-vanaf een daad van bekendheid of

-vanaf de dag waarop het vonnis is tenuitvoergelegd (als die dag kan gelden, op grond van artikel 144, de dag van ontruiming, 20 september 2007).

Betekening in persoon of een daad van bekendheid doet zich niet voor vóór 20 september 2007, zodat op die dag de verzettermijn begint te lopen.

2.4. De verlenging van de verzettermijn van 4 naar 8 weken geldt blijkens het tweede lid van artikel 143 Rv indien de voorheen gedaagde partij ten tijde van de betekening of de daad van bekendheid geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf in het buitenland heeft.

Een redelijke uitleg van het derde lid, in verband met het tweede lid, brengt mee dat die verlenging ook geldt wanneer de voorheen gedaagde aan die twee voorwaarden voldoet op het moment dat de verzettermijn begint te lopen door de tenuitvoerlegging.

2.5. Tot die dag van de tenuitvoerlegging moet [naam opposerende partij] geacht worden woonplaats te hebben op het ontruimde adres, immers: in deze procedure betwist [naam opposerende partij] Mitros’ vordering op grond van zijn recht aldaar te (blijven) wonen en [naam opposerende partij] stond bij de GBA ingeschreven op dat adres. Dat laatste is ter zitting onder overlegging van een uitdraai GBA(overigens van 13 augustus 2007) gesteld door Mitros en niet bestreden door [naam opposerende partij]s raadsman.

De kantonrechter is echter van oordeel dat Mitros zich in deze procedure niet op het standpunt kan stellen dat, nadat zij de door [naam opposerende partij] bewoonde woning heeft doen ontruimen, dit adres nog steeds als zijn bekende woonplaats of werkelijk verblijf heeft te gelden. Vanaf het moment van de ontruiming wordt [naam opposerende partij] dus geacht geen bekende woonplaats of werkelijk verblijf in Nederland te hebben.

2.6. De tweede voorwaarde voor deze verlenging van de verzettermijn is echter dat sprake is van een bekende woon- of verblijfplaats in het buitenland. Niet gesteld of gebleken is dat die bekend was op 20 september 2007. In een enkele brief van Mitros (productie 13 Mitros) is slechts sprake van een voorgenomen verblijf in Spanje, dat kennelijk niet gerealiseerd is. Het enkele feit dat de woon of verblijfplaats in het buitenland mogelijkerwijs te achterhalen zou zijn geweest door naspeuringen bij familie op kennissen die af en toe zakelijke belangen waarnemen voor [naam opposerende partij] betekent niet dat die bekend is.

Pas in de verzetdagvaarding wordt gesteld dat [naam opposerende partij] enige tijd in het buitenland verblijft, zonder dat duidelijkheid wordt geschapen over zijn verblijfplaats. Eerst ter comparitie stelt de raadsman dat [naam opposerende partij] in Venezuela verblijft (zonder een precieze verblijfplaats aan te geven) en dat hij naar verwachting over enkele maanden naar Nederland zal terugkeren. Dat betekent dat niet is voldaan aan beide in artikel 143 gestelde voorwaarden voor verlenging van de verzettermijn tot 8 weken.

2.7. De vraag is vervolgens of van de voor het instellen van het verzet gegeven regels moet worden afgeweken op grond van art. 6 EVRM.

Daartoe kan aanleiding zijn als de omstandigheden meebrengen dat toepassing van de regels voor verzettermijnen meebrengt dat geen sprake is van een eerlijk proces, bijvoorbeeld omdat het instellen van verzet feitelijk onmogelijk is (Hoge Raad 25 februari 2000, NJ 2000, 509 en 16 januari 2004, NJ 2005, 191).

2.8. In deze zaak heeft de raadsman van [naam opposerende partij] het verstekvonnis gevraagd aan Mitros op 8 oktober 2007 en heeft hij dit – per fax – ontvangen op 12 oktober 2007.

Op die laatste datum resteerden van de verzettermijn van vier weken weliswaar nog 6 dagen, zodat louter die resterende verzettermijn het recht op verzet niet illusoir maakt, maar op dat moment was nog steeds geen sprake van bekendheid van [naam opposerende partij] in persoon met het verstekvonnis en evenmin van bekendheid met de tenuitvoerlegging. Die bekendheid blijkt niet eerder dan het moment dat de raadsman in de dagvaarding stelt op verzoek van [naam opposerende partij] Mitros te dagvaarden. Op dat moment moet die bekendheid wel worden verondersteld aanwezig te zijn. Het enkele feit dat de raadsman eerder om het vonnis vraagt kan niet worden uitgelegd als blijk van eerdere bekendheid, omdat deze raadsman kennelijk ook contact had met de broer van [naam opposerende partij] die in hetzelfde complex woont en voorts optreedt voor enkele studenten/(tijdelijke) bewoners van dit complex woningen die eveneens belang hebben bij deze uitspraak.

Met name het feit dat bekendheid van [naam opposerende partij] met het vonnis niet eerder kan blijken brengt de kantonrechter tot het oordeel dat onverkorte toepassing van de regeling van de verzettermijn leidt tot een resultaat dat niet voldoet aan de eisen van en eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM. Daarbij neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat [naam opposerende partij] in dit geval niet verweten kon worden dat hij geen woon- of verblijfplaats in het buitenland kenbaar heeft gemaakt (waardoor de verzettermijn zou zijn verlengd), omdat hij kon menen dat zijn woning kon gelden als woon- of verblijfplaats in Nederland.

2.9. [naam opposerende partij] is dus ontvankelijk in zijn verzet tegen het vonnis van de kantonrechter van 29 augustus 2007.

2.10. De raadsman van Mitros heeft ter zitting gevraagd te mogen antwoorden in oppositie, nu de raadsman van [naam opposerende partij] eerst op de comparitie een stuk met betrekking tot de feitelijke gang van zaken (brief Berrens) overlegt, waarover eerst de betrokken Mitros medewerkers geraadpleegd moeten worden.

2.11. De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol van 13 februari 2008 voor het nemen van dat antwoord in oppositie. [naam opposerende partij] kan nadien nog een repliek in oppositie nemen, waarna wederom vonnis zal worden gewezen.

Beslissing

De kantonrechter:

verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 13 februari 2008 te 9.30 uur, waar Mitros zich schriftelijk dient uit te laten als onder 2.9 weergegeven (antwoord in oppositie);

[naam opposerende partij] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren (repliek in oppositie);

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2008.