Home

Rechtbank Utrecht, 03-04-2008, BC8451, SBR 08-564

Rechtbank Utrecht, 03-04-2008, BC8451, SBR 08-564

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
3 april 2008
Datum publicatie
3 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8451
Zaaknummer
SBR 08-564

Inhoudsindicatie

Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen omdat de vergunninghouder schriftelijk heeft meegdeeld dat er geen bouwactiviteiten zullen plaatsvinden totdat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter heeft wel aanleiding gezien om het college van burgemeester en wethouders in de proceskosten te veroordelen omdat vergunninghouder als reden voor het uitstel van de bouwwerkzaamheden heeft genoemd dat het vereiste bouwonderzoek nog dient plaats te vinden. Nu dit niet door het college is weersproken gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat het bestreden besluit onrechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector bestuursrecht

zaaknummers: SBR 08/564

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2008

inzake

Recreantenvereniging Bonte Vlucht,

gevestigd te Amsterdam,

verzoekster,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,

verweerder.

Inleiding

1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van 28 januari 2008 waarbij aan Succes Parken (hierna: vergunninghoudster) bouwvergunning is verleend voor het oprichten van 8 recreatiewoningen) op het perceel Leersumsestraatweg 23 te Doorn (hierna: het perceel).

1.2 Het verzoek is op 28 maart 2008 ter zitting behandeld, waar verzoekster is verschenen bij haar bestuurders P.F. Schotte, B.A.M. Verkade en L.J. Weber. Verweerder is niet verschenen. Vergunninghoudster is evenmin verschenen.

Overwegingen

2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.

2.3 Bij brief van 27 maart 2008, verzonden per fax op dezelfde datum heeft mr. T.J. van Veen, advocaat te Ede, namens de vergunninghoudster meegedeeld dat vergunninghoudster heeft besloten geen bouwactiviteiten te verrichten ten behoeve van de bouw van de acht recreatiewoningen totdat verweerder heeft beslist op het bezwaarschrift.

2.4 De voorzieningenrechter stelt voorop dat er pas aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening indien er sprake is van een dringend spoedeisend belang in verband waarmee een voorziening nodig is. Een spoedeisend belang is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval niet aanwezig. Vergunninghoudster heeft immers schriftelijk meegedeeld dat er geen bouwactiviteiten zullen plaatsvinden totdat op het bezwaar is beslist. De vrees van verzoekster dat de vergunninghoudster zich niet aan haar toezeggingen zal houden vormt voor de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding om anders te oordelen. De voorzieningenrechter acht vergunninghoudster gehouden haar toezeggingen, die door haar advocaat schriftelijk aan de voorzieningenrechter zijn meegedeeld, na te komen. Indien de vergunninghoudster desondanks een aanvang zou maken met de bouwactiviteiten kan verzoekster een nieuw verzoek om voorlopige voorziening indienen.

2.5 Vergunninghoudster heeft in de brief van 27 maart 2007 als reden voor het uitstel van de bouwwerkzaamheden genoemd dat het op grond van de bouwverordening vereiste bodemonderzoek nog dient plaats te vinden. Verweerder is niet ter zitting verschenen om deze mededeling te weerspreken. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb) begroot op € 20,26 aan reiskosten als bedoeld in artikel 1 aanhef en onder c, van het Bpb en € 181,39 aan verletkosten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van het Bpb ten behoeve van één vertegenwoordiger (de voorzitter) van verzoekster. De reiskosten zijn berekend op basis van de tarieven van openbaar vervoer. Zogenoemde verletkosten betreffen kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het persoonlijk bijwonen van een zitting en de heen- en terugreis. Ingevolge het Bpb is het uurtarief voor verletkosten gemaximeerd op € 53,09. De voorzieningenrechter gaat uit van de aanwezigheid van één vertegenwoordiger (de voorzitter) op de zitting van 28 maart 2008 (inclusief wachttijd) gedurende 45 minuten en een totale reistijd van 2 uur en 40 minuten tegen het maximumuurtarief.

Beslissing

De voorzieningenrechter,

3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;

3.2 bepaalt dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,- aan haar vergoedt;

3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 201,65,- te betalen door de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2008.

De griffier: De voorzieningenrechter:

mr. S. Meurs mr. R.P. den Otter

Afschrift verzonden op: