Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-09-2012, BX6408, 09/753061-12

Rechtbank 's-Gravenhage, 04-09-2012, BX6408, 09/753061-12

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 september 2012
Datum publicatie
4 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6408
Zaaknummer
09/753061-12

Inhoudsindicatie

Verdachte heeft contante geldbedragen, die hij in zijn functie van vertegenwoordiger ontving voor zijn werkgever, niet afgedragen. In totaal heeft verdachte aldus een bedrag van € 49.479,21 verduisterd. Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft vergokt in verschillende casino's. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had, en ook mocht hebben, op grove wijze geschonden en slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin.

Gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar + bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht (meldingsgebod + behandelverplichting De Waag) + klinische opname voor maximaal 1 jaar bij voorkeur bij GGZ-instelling De Hoop.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/753061-12

Datum uitspraak: 4 september 2012

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1962 te [plaats],

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland - HvB De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 mei 2012 (pro forma) en 21 augustus 2012.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Baas en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.Ch. Rombach, advocaat te Voorschoten, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij

op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei 2011 tot

en met 30 december 2011 te Hillegom, althans in Nederland en/of in Duitsland,

(telkens) opzettelijk geld (49.479,21 euro), in elk geval enig goed, dat/die

geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Unidex BV, in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn

persoonlijke dienstbetrekking van/als vertegenwoordiger, in elk geval anders

dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3. Bewijsoverwegingen

3.1 Inleiding

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 mei 2011 tot en met 30 december 2011, schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van een bedrag van € 49.479,21.

3.2 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit feit heeft begaan.

3.3 Het standpunt van de verdediging

De hiervoor onder 3.1 weergegeven feiten en omstandigheden zijn door verdachte en zijn raadsman niet bestreden.

3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank, gelet op het standpunt van verdachte, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

De rechtbank bezigt als bewijsmiddelen:

- proces-verbaal van aangifte [A]namens Unidex B.V. d.d. 30 december 20112;

- proces-verbaal van verhoor getuige [B](verkoopdirecteur Unidex B.V.), meer specifiek de passage waarin een overzicht wordt gegeven van de door verdachte verduisterde bedragen3;

- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 21 augustus 20124;

- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tegenover de politie d.d. 21 februari 20125.

3.5 De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat:

hij in de periode van 01 mei 2011 tot en met 30 december 2011 te Hillegom en in Duitsland, opzettelijk geld (49.479,21 euro), dat toebehoorde aan Unidex BV, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als vertegenwoordiger onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

4. De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6. De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, met een proeftijd van 3 jaren en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, een klinische opname in De Hoop of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal één jaar en het informeren van toekomstige werkgevers betreffende zijn delictverleden.

6.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van het informeren van toekomstige werkgevers betreffende het delictverleden van verdachte. Voorts heeft de raadsman verzocht om het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsman heeft er hierbij op gewezen dat verdachte zich coöperatief heeft opgesteld tijdens het onderzoek en licht verminderd toerekeningsvatbaar is.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft contante geldbedragen, die hij in zijn functie van vertegenwoordiger ontving voor zijn werkgever, niet afgedragen. In totaal heeft verdachte aldus een bedrag van € 49.479,21 verduisterd. Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft vergokt in verschillende casino's.

Daarmee heeft verdachte het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had, en ook mocht hebben, op grove wijze geschonden en slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin.

Verdachte is - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 22 februari 2012 - eerder ter zake van soortgelijke delicten veroordeeld. Voorts liep verdachte in een proeftijd ten tijde van het plegen van het delict, ondanks dat hij werd begeleid door Tactus verslavingszorg. Het baart de rechtbank zorgen dat dit alles verdachte er niet van heeft weerhouden om zich opnieuw aan een soortgelijk delict schuldig te maken. Verdachte lijkt gedragsmatig nauwelijks te beïnvloeden.

De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 29 mei 2012. Hierin komt naar voren dat verdachte (zoals hij zelf ook ter terechtzitting heeft aangegeven) te kampen heeft met een langdurige gokverslaving waarin hij, ondanks meerdere behandelingen, blijft terugvallen. Onderliggend probleem van deze gokverslaving is persoonlijkheidsproblematiek met narcistische, borderline en antisociale trekken. De kans op recidive wordt hoog geacht. Geadviseerd wordt om verdachte te veroordelen tot een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedraagt naar voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een meldingsgebod, een behandelverplichting bij De Waag, opname in een zorginstelling (bijvoorbeeld De Hoop) en het informeren van toekomstige werkgevers omtrent zijn delictverleden.

Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, d.d. 29 mei 2012. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Daarbij is sprake van met name cluster B problematiek, waarbij de borderline kenmerken het meest op de voorgrond staan. Naast de borderline kenmerken is er sprake van antisociale en narcistische trekken. Tot slot is er sprake van een ziekelijke stoornis, in de vorm van pathologisch gokken. Naar het oordeel van de rapporteur kan verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt.

De rechtbank neemt de conclusies van dr. Bullens over.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard het eens te zijn met de bevindingen van de psycholoog en de reclasseringswerker. Hij heeft aangegeven te betreuren wat er is gebeurd en hij wil meewerken aan een klinische opname, bij voorkeur in de GGZ-instelling De Hoop in Dordrecht, teneinde herhaling van het delictgedrag te voorkomen. Verdachte heeft daarbij een oprechte indruk gemaakt. De rechtbank weegt dit bij het bepalen van de strafmaat in zijn voordeel mee evenals de omstandigheid dat verdachte zich tijdens het onderzoek coöperatief heeft opgesteld.

Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, passend is. De rechtbank zal hierbij aan verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals geadviseerd door de Reclassering, met uitzondering van de verplichting om toekomstige werkgevers te informeren over zijn delictverleden, nu dat naar het oordeel van de rechtbank niet in redelijkheid van verdachte kan worden gevergd.

Voorts zal de rechtbank afwijken van de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van drie jaren. Naar de rechtbank aanneemt heeft de officier van justitie zich bij zijn vordering op dit punt gebaseerd op de Wet voorwaardelijke sancties zoals deze met ingang van 1 april 2012 in werking is getreden.

De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het opleggen van een (langere) proeftijd de nieuwe wetgeving minder gunstig is voor verdachte dan de tot 1 april 2012 geldende bepalingen. Nu voorts in de nieuwe regeling geen bepaling is opgenomen waarin de directe temporele werking is voorgeschreven, terwijl overgangsrecht overigens ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de nieuwe regeling niet kan worden toegepast op (tenlastegelegde) feiten die hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van deze nieuwe wet.

7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Unidex B.V. tot een bedrag van € 53.575,42 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 53.575,42, subsidiair 296 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd Unidex B.V.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan verenigen met het standpunt van de officier van justitie. De raadsman heeft het voorstel gedaan om het toe te wijzen bedrag, gelet op het feit dat verdachte gedurende een (korte) periode ten onrechte geen salaris heeft ontvangen, af te ronden op € 50.000,-.

7.3 Het oordeel van de rechtbank

Unidex B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 71.574,18.

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten "verduistering 22-08-2011", "verduistering 22-11-2011" en "Hoffmann Bedrijfsrecherche onderzoek", is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is voorts vast komen te staan dat de benadeelde partij wat betreft deze posten rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit.

De rechtbank zal de benadeelde partij, voor zover haar vordering betrekking heeft op de post "De Clercq Advocaten", hierin niet-ontvankelijk verklaren. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, dat op grond van het dossier niet is vast te stellen dat de schade die onder deze post staat vermeld als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit is aan te merken. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 53.575,38. Voor verrekening van de gestelde achterstallige loonbetaling bestaat geen grond, reeds omdat niet is komen vast te staan dat verdachte nog een bedrag aan loon toekomt.

De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente met ingang van 22 augustus 2011 toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.

Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 53.575,38, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Unidex B.V.

8. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) MAANDEN;

bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 (vier) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt:

• een meldingsgebod in dier voege dat:

de veroordeelde zich na zijn detentie zal melden bij Reclassering Den Haag, Bezuidenhoutseweg 179 en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en

• een behandelverplichting in dier voege dat:

de veroordeelde zich verplicht zal laten behandelen bij de forensische polikliniek De Waag of bij een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg;

voorts zal de veroordeelde verplicht meewerken aan een klinische opname voor de duur van maximaal 1 (één) jaar, bij voorkeur in de GGZ-instelling De Hoop in Dordrecht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling zullen worden gegeven;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Unidex B.V., een bedrag van € 53.575,38, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 53.575,38 ten behoeve van het slachtoffer genaamd Unidex B.V.;

bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 296 dagen;

bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.L. Harmsen, voorzitter,

mrs A.J. Milius en A.L. Frenkel, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2012.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer LJN PL1612 2011197517, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 146).

2 Proces-verbaal aangifte [A], pagina 26 tot en met 30.

3 Proces-verbaal verhoor getuige [B], pagina 72 en 73.

4 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 augustus 2012.

5 Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 131 tot en met 137.