Rechtbank 's-Gravenhage, 26-03-2009, BI2873, AWB 08/4232 VPB
Rechtbank 's-Gravenhage, 26-03-2009, BI2873, AWB 08/4232 VPB
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 26 maart 2009
- Datum publicatie
- 4 mei 2009
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2009:BI2873
- Zaaknummer
- AWB 08/4232 VPB
Inhoudsindicatie
Eiseres, B.V1. is enig aandeelhouder van B.V2. B.V.1 heeft € 18.000 gestort op de aandelen B.V.2. B.V.2 handelt in domeinnamen ten behoeve van elektronisch dataverkeer. B.V.1 heeft voorts een lening aan B.V.2 verstrekt. B.V.2 heeft met dat geld geregistreerde domeinnamen gekocht en kosten betaald voor het aanhouden van die namen. De rechtbank oordeelt dat de WEV van de aandelen B.V.2 nihil bedraagt. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de domeinnamen hoger is dan het in de jaarrekening opgenomen bedrag. B.V.1 kan een afwaarderingsverlies van € 18.000 in aanmerking nemen. B.V.1 kan de vordering op B.V.2 gedeeltelijk afwaarderen omdat B.V. 2 een negatief eigen vermogen heeft. Het beroep is gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4232 VPB
Uitspraakdatum: 26 maart 2009
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2004 een aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [nummer]) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 30.253.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 maart 2008 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.611.
1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 18 april 2008, ontvangen bij de rechtbank Amsterdam op 22 april 2008, beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroepschrift met inachtneming van het bepaalde in artikel. 6:15, eerste lid, van de Awb doorgezonden naar de rechtbank 's-Gravenhage.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2009 te 's-Gravenhage. Namens eiseres is verschenen mr [A]. Namens verweerder is verschenen mevrouw mr [B].
1.6. Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Eiseres is opgericht op 9 maart 2000. Haar activiteiten bestaan uit het oprichten van, deelnemen in, bestuur voeren over en financieel interesseren bij andere vennootschappen. Eiseres had in 2004 een 100% deelneming in [C] B.V., welke vennootschap op 15 december 2003 door eiseres is opgericht. Eiseres heeft daarbij € 18.000 gestort op de uitgereikte aandelen. [C] B.V. handelde in domeinnamen ten behoeve van het elektronische dataverkeer. Daartoe registreerde zij op eigen initiatief domeinnamen dan wel kocht zij reeds bestaande geregistreerde domeinnamen.
2.2. [C] B.V. heeft uitgaven gedaan in verband met het verwerven en het houden van de geregistreerde domeinnamen. Op de balans ultimo 2004 van [C] B.V. zijn deze uitgaven voor een bedrag van € 194.713 als actiefpost opgenomen onder de aanduiding voorraden. Deze uitgaven zijn nagenoeg geheel gefinancierd door gelden die eiseres aan [C] B.V. heeft verstrekt. In de jaarrekening 2004 van [C] B.V. zijn de uit dien hoofde ontvangen bedragen verantwoord als schuld in rekening courant aan eiseres. Deze rekening courantschuld bedroeg per 31 december 2004 € 189.750. Over de rekening courantvordering ontving eiseres een rentevergoeding van 5%. Een schriftelijke leenovereenkomst hebben partijen ter zake niet opgemaakt. [C] B.V. heeft geen zekerheden verschaft en er is ook geen aflossingschema overeengekomen. [C] B.V. heeft in de jaren 2004 tot en met 2006 een opbrengst inzake de exploitatie van de domeinnamen gerealiseerd van respectievelijk € 8.000, € 15.000 en € 45.500. In 2004 en 2005 zijn verdere uitgaven gedaan met betrekking tot deze domeinnamen. Blijkens de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2006 is de actiefpost 'voorraden'opgenomen voor € 394.525. Blijkens de jaarrekening over het jaar 2004 bedroeg het eigen vermogen van [C] B.V. per 31 december 2004 negatief € 5.219.
3 Geschil
3.1. In geschil is of het bedrag van de rekening courantvordering ten bedrage van
€ 189.750 alsmede het door eiseres opgeofferde bedrag ter verkrijging van de aandelen van [C] B.V. van € 18.000 kunnen worden afgewaardeerd tot nihil.
3.2. Eiseres staat voor het jaar 2004 een afwaardering voor van de vordering in rekening courant op [C] B.V. tot nihil en wenst onder toepassing van het bepaalde in artikel 13ca, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ( hierna Wet Vpb 1969) een afwaarderingsverlies in aanmerking te nemen van € 18.000. Eiseres stelt dat de vooruitzichten van [C] B.V. dusdanig somber zijn dat de waarde in het economische verkeer van de vordering op nihil dient te worden gesteld evenals de waarde van de deelneming op 31 december 2004. Verweerder betwist beide afwaarderingen.
3.3. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil alsmede tot de vaststelling van het verlies van 2004 op
€ 205.139. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
4 Beoordeling van het geschil
4.1. Artikel 13ca, eerste lid van de Wet Vpb 1969 (tekst 2004) luidt: " Ingeval in de eerste vijf jaren na de verwerving van een deelneming van ten minste een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal in een vennootschap, de waarde in het economische verkeer van de deelneming daalt beneden het opgeofferde bedrag, vindt de deelnemingsvrijstelling geen toepassing ten aanzien van het hierna omschreven verlies
(afwaarderingsverlies). Het afwaarderingsverlies bestaat uit de daling van de waarde in het economische verkeer van de deelneming beneden het voor de deelneming opgeofferde bedrag - doch niet verder dan tot nihil - verminderd met de sedert de verwerving van de deelneming verkregen positieve voordelen uit hoofde van die deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing was, één en ander voor zover het afwaarderingsverlies nog niet in aanmerking is genomen."
4.2. Vaststaat dat eiseres voor de verkrijging van de aandelen van [C] B.V. een bedrag van € 18.000 heeft opgeofferd. Voor de beantwoording van de vraag of een afwaarderingsverlies in aanmerking kan worden genomen op de voet van artikel 13ca, eerste lid, van de Wet Vpb 1969 dient te worden vastgesteld wat de waarde in het economische verkeer van de deelneming is. De rechtbank overweegt dat de jaarrekening per 31 december 2004 van deze vennootschap hierbij als uitgangspunt dient te worden genomen, omdat daarin het vermogen van deze vennootschap wordt weergegeven en daarmee ook de waardering van haar bezittingen, in het bijzonder de domeinnamen.
Uit de balans per 31 december 2004 van [C] B.V. blijkt dat sprake is van een negatief eigen vermogen van € 5.219.
4.3. Nu verweerder een waardering van de domeinnamen voorstaat die hoger is dan de waarde zoals deze uit de jaarrekening van [C] B.V. blijkt, brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat verweerder dit aannemelijk maakt. Verweerder heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waar een hogere waardering uit kan worden afgeleid. Gelet op de door [C] B.V. in de jaren 2004 tot en met 2006 gerealiseerde omzetten in relatie tot de verrichte investeringen en gemaakte kosten acht de rechtbank het niet aannemelijk dat nog met stille reserves, meer in het bijzonder met goodwill rekening dient te worden gehouden.
4.4. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde in het economische verkeer van de deelneming [C] B.V. op nihil kan worden gesteld, zodat op grond van het bepaalde in artikel 13ca, eerste lid, van de Wet Vpb 1969 eiseres een afwaarderingverlies van € 18.000 in aanmerking mag nemen.
4.5. Met betrekking tot de door eiseres toegepaste afwaardering van haar rekening courantvordering op [C] B.V. overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft gesteld dat de waarde van de vordering op 31 december 2004 nihil bedraagt omdat de vooruitzichten ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten van [C] B.V. somber zijn. Verweerder heeft gesteld dat eiseres de gelden niet onder dezelfde omstandigheden aan een willekeurige derde zou hebben verstrekt. Om die reden neemt hij het standpunt in dat geen verlies wegens afwaardering van de lening in aanmerking kan worden genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is het standpunt van verweerder niet juist omdat een lagere waardering van een vordering ten laste van het resultaat kan worden gebracht hetzij op grond van goed koopmansgebruik hetzij omdat de vordering in wezen als infomeel kapitaal moet worden aangemerkt en geldt als opgeofferd bedrag in de zin van artikel 13 ca, eerste lid van de Wet Vpb 1969. Nu een afwaardering in beide gevallen ten laste van de winst kan worden gebracht als de werkelijke waarde van de vordering lager is dan de nominale waarde - en een eventuele stijging van een lagere balanswaarde tot de nominale waarde weer aan de winst moet worden toegevoegd - kan in het midden blijven of de lening al dan niet op zakelijke gronden is verstrekt en al dan niet als informeel kapitaal moet worden aangemerkt.
4.6. In lijn met wat onder 4.2 en 4.3 is overwogen dient ook voor de bepaling van de waarde in het economische verkeer van de vordering op [C] B.V. de jaarrekening van deze vennootschap als uitgangspunt te worden genomen. Ook hier is geen reden om niet uit te gaan van de waarden op de balans per 31 december 2004. Eiseres bepleit weliswaar een waardering van de domeinnamen op een lager bedrag dan die op vermelde balans, maar een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mee dat eiseres dit aannemelijk maakt. Eiseres is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Wel is de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de vordering van eiseres op [C] B.V. met € 5.219 kan worden afgewaardeerd, omdat de vermelde balans een negatief eigen vermogen van dat bedrag aangeeft.
4.7. Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat met afwaarderingen van € 18.000 en € 5.219 rekening mag worden gehouden. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal het verlies voor het jaar 2004 vaststellen op het vastgestelde belastbare bedrag ad € 2.611 verminderd met € 18.000 en
€ 5.219, dat is € 20.608.
5 Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en een wegingsfactor 1). Hoewel eiseres daar bij haar pleitnotitie om heeft gevraagd, verleent de rechtbank geen vergoeding van de kosten voor de behandeling van het bezwaarschrift, omdat gesteld noch gebleken is dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 7:15, derde lid, van de Awb.
6 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot nihil;
- stelt het verlies van het jaar 2004 vast op € 20.608;
- bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en
- wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon aan die dit bedrag aan eiseres moet voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 26 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, mr. K.M. Braun en mr. D.J. de Korte in tegenwoordigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.