Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-10-2008, BF8833, 317295 / KG ZA 08-1029

Rechtbank 's-Gravenhage, 01-10-2008, BF8833, 317295 / KG ZA 08-1029

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
1 oktober 2008
Datum publicatie
14 oktober 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BF8833
Zaaknummer
317295 / KG ZA 08-1029

Inhoudsindicatie

De neuwe bezoekopstelling in de bezoekzaal van PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, is niet in strijd met verdragen en wetten op het gebied van het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 1 oktober 2008,

gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 317295 / KG ZA 08-1029 van:

[eiser],

thans verblijvende in de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen,

eiser,

advocaat mr. A.H.T. de Haas te Harderwijk,

aan welke zijde hebben verzicht zich te mogen voegen:

[Interveniënt A] en 80 anderen,

allen thans verblijvende in de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen,

interveniënten,

advocaat mr. A.H.T. de Haas te Harderwijk,

tegen:

de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),

zetelende te ’s-Gravenhage,

gedaagde,

advocaat mr. W.B. Gaasbeek te ’s-Gravenhage.

1. De procedure

1.1. Bij incidentele conclusie tot voeging, aangekondigd per faxbericht van 18 september 2008, hebben 87 personen ter zitting van 24 september 2008 verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van eiser. De Staat heeft verklaard zich niet tegen de voeging te zullen verzetten, voor zover deze geen betrekking heeft op zes personen die niet (langer) in de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, verblijven. Daarop heeft mr. A.H.T. de Haas deze personen van het verzoek tot voeging uitgezonderd. De voorzieningenrechter heeft het aldus gewijzigde verzoek tot voeging (van dus in totaal 81 personen) vervolgens toegestaan.

1.2. De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen de ter zitting ingediende wijziging van eis. De wijziging van eis wordt niet toegelaten, nu deze vooraf niet is aangekondigd en de Staat daardoor in zijn verdediging is geschaad.

2. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 september 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1. Eiser en interveniënten zijn gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen. De PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, is aangewezen als inrichting waarin gedetineerden met een hoog risicoprofiel (een hoog vlucht- en/of maatschappelijk risico) kunnen worden geplaatst.

2.2. In 2006 heeft het Ministerie van Justitie het veiligheidsbeleid ten aanzien van penitentiaire inrichtingen aangeschept. Dit heeft geleid tot het uitvoeren van ‘security audits’ bij deze inrichtingen, waarbij aanbevelingen zijn gedaan die onder meer betrekking hebben op de inrichting van de bezoekzaal.

2.3. Tot oktober 2007 was de bezoekzaal van de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, ingericht met verspreide bezoekerstafels. Nadien heeft de directie van deze inrichting de bezoekzaal opnieuw ingericht, waarbij de bezoekopstelling is aangepast volgens het zogeheten ‘slangenmodel’. Daarbij vormen aaneengesloten tafels als het ware een lange slang, waarbij een scheiding wordt aangebracht tussen gedetineerde en bezoeker. Er is slechts boven het tafelblad fysiek contact mogelijk tussen gedetineerde en bezoeker. Tussen de tafels zijn bovenop doorzichtige schotten aangebracht.

2.4. Eiser heeft over de gewijzigde opstelling van de bezoekzaal een beklagprocedure aanhangig gemaakt bij de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek. Bij beschikking van 24 januari 2008 heeft de beklagcommissie het beklag ongegrond verklaard.

2.5. Tegen dit oordeel heeft eiser beroep ingesteld bij de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Bij beslissing van 16 juni 2008 heeft de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigd en eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat geen sprake is van een maatregel van de directeur die vatbaar is voor beklag.

3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer

3.1. Eiser vordert, zakelijk weergegeven, de Staat op straffe van een dwangsom te veroordelen om uiterlijk 14 dagen na betekening van dit vonnis de directie van de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen alsnog op te dragen ter zake de beleidsvoering omtrent de aanpassing in de bezoekzaal nieuw beleid te bepalen en metterdaad maatregelen te nemen, waarbij:

- ter zake de bezoekopstelling voldoende wordt gewaarborgd dat conform de in acht te nemen huisregels in deze penitentiaire inrichting het maximum aantal toegelaten bezoekers kan plaatsnemen;

- voldoende rechtstreeks (fysiek) contact tussen eiser c.q. de gedetineerde(n) en de bezoeker(s), in het bijzonder het kind, kan plaatsvinden;

- het recht op (in elk geval de auditieve) privacy wordt gewaarborgd.

3.2. Daartoe voert eiser, gesteund door interveniënten, het volgende aan.

Door de nieuwe bezoekopstelling kan elke gedetineerde hooguit drie personen ontvangen aan de bezoekerstafel zonder enige vorm van privacy. Ook is rechtstreeks ouder/kind contact niet in volle omvang mogelijk. In zoverre is ook met het resocialisatiebelang van eiser geen rekening gehouden. Handhaving van de nieuwe bezoekopstelling in de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, is ontoelaatbaar wegens strijd met bepalingen van nationaal en internationaal recht ten aanzien van het recht op eerbiediging van privé, familie- en gezinsleven. Meer in het bijzonder is sprake van strijd met artikel 2 lid 4 Penitentiaire Beginselenwet (Pbw), de artikelen 10 lid 1 en 15 lid 4 Grondwet, artikel 3.8.1 van de huisregels van de inrichting, artikel 8 Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM), artikel 17 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en de artikelen 3, 8 en 9 Internationaal Verdrag inzake rechten van het kind (IVRK). De weigering van de directie om de bezoekopstelling aan te passen, is daarom onrechtmatig. Van de eerder toegezegde aanpassingen – verhoging van de tussenschotten boven de tafels – is tot dusver niets terechtgekomen. Eiser heeft voorts van het inrichtingspersoneel vernomen dat de nieuwe opstelling niet heeft geleid tot de beoogde vermindering van de invoer van contrabande en verhoging van de orde en veiligheid.

3.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4. De beoordeling van het geschil

4.1. Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter – in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding – tot kennisneming van de vorderingen gegeven. Eiser is in zijn vordering ook ontvankelijk, nu voor hetgeen hij wil bereiken geen andere mogelijkheden ten dienste staan.

4.2. De Staat voert op zichzelf terecht aan dat de directie van PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, een zekere mate van beleidsvrijheid heeft bij het treffen van maatregelen binnen de inrichting. Deze beleidsvrijheid wordt echter begrensd door verplichtingen die voortvloeien uit wetten en verdragen. Eiser is tegen de maatregel tot invoering van het slangenmodel opgekomen met onder meer de stelling dat deze bezoekopstelling strijdig is met artikel 8 EVRM en artikel 17 IVBPR, hetgeen met zich brengt dat de burgerlijke rechter in zoverre, anders dan de Staat kennelijk meent, de bestreden maatregel volledig dient te toetsen aan deze voor rechtstreekse toepassing vatbare verdragsbepalingen. In kort geding is dit niet anders.

4.3. Vanaf 2006 zijn in opdracht van het Ministerie van Justitie bij verschillende penitentiaire inrichtingen ‘security audits’ uitgevoerd die hebben geleid tot aanbevelingen ten aanzien van onder meer de opstelling en indeling van de bezoekruimten. Aanleiding hiervoor waren landelijke incidenten ten aanzien van ontvluchtingen en de invoer van contrabande. De oude bezoekopstelling in de bezoekzaal van de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, waarbij sprake was van verspreide tafels, voldeed in dit opzicht niet. Eiser heeft dit ook niet weersproken. Hiermee is het belang van de directie bij het treffen van doeltreffende maatregelen gegeven, waarbij tevens in aanmerking moet worden genomen dat de inrichting in kwestie is aangewezen voor de plaatsing van gedetineerden met een hoog risicoprofiel. Hiertegenover staat het recht van eiser op eerbiediging van zijn privé, familie- en gezinsleven tijdens de wekelijkse bezoekuren. Dit recht is echter niet ongeclausuleerd vastgelegd in de door eiser aangehaalde wetgeving en verdragen. Zo is volgens artikel 8 lid 2 EVRM ruimte voor beperking van dit recht mogelijk indien deze beperking bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving met het oog op in dit artikel nader genoemde doelcriteria, zoals het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Artikel 17 IVBPR en artikel 10 lid 1 en 15 lid 4 Grondwet bieden in dit opzicht geen verdergaande bescherming. Voorts maakt artikel 2 lid 4 Pbw in detentiesituaties het opleggen van beperkingen mogelijk indien deze voor het doel van de vrijheidsbeneming of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn.

4.4. Tegen deze achtergrond moet worden beoordeeld, kort samengevat, of eiser door de nieuwe bezoekopstelling in de PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, onder de gegeven omstandigheden ontoelaatbaar wordt beknot in zijn privé, familie- en gezinsleven bij het ontvangen van bezoek.

4.5. De nieuwe bezoekopstelling is ten opzichte van de oude indeling van de bezoekzaal onmiskenbaar een verdere beperking van de privacy van de gedetineerden en hun bezoekers. De Staat heeft echter tegenover de stellingen van eiser voldoende aangetoond dat de maatregel noodzakelijk is ter bestrijding van ontvluchtingen en de invoer van contrabande en het vergroten van de veiligheid in de inrichting. Mede gelet op het overgelegde fotomateriaal van de bezoekzaal, is aannemelijk geworden dat de slangenopstelling de overzichtelijkheid van deze ruimte heeft vergroot. Eiser stelt van personeelsleden te hebben vernomen dat de nieuwe bezoekopstelling niet heeft geleid tot een verbetering in dit opzicht, maar de Staat spreekt dit tegen en bestempelt de ervaringen als positief. Daarnaast heeft de Staat genoegzaam toegelicht dat de directie bij invoering van de maatregel niet over één nacht ijs is gegaan en dat zij voordien alternatieve opstellingen heeft bestudeerd en heeft meegewogen. Inmiddels heeft de directie van PI Achterhoek, locatie Ooyerhoek, direct ouder/kind contact in de bezoekzaal toegestaan. Daarnaast heeft eiser, naast de gebruikelijke wekelijkse bezoekregeling, de mogelijkheid om aanvullend bezoek van zijn kinderen te ontvangen. In het licht van het voorgaande wordt de in 4.4. geformuleerde vraag voorshands ontkennend beantwoord. Er is dan ook geen sprake van schending van de door eiser genoemde verdrags- en wetsbepalingen. Evenmin kan gezegd worden dat de getroffen maatregel in strijd is met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Wel acht de voorzieningenrechter het van groot belang dat de tussenschotten, waarvan de Staat ter zitting heeft erkend dat deze te laag zijn, met het oog op de auditieve privacy van eiser en zijn bezoekers op de kortst mogelijke termijn worden verhoogd.

4.6. Het betoog dat de getroffen maatregel in strijd is met artikel 3.8.1 van de huisregels, welk artikel vijf bezoekers toestaat, terwijl er in de nieuwe opstelling slechts plaats is voor drie, wordt verworpen. Dat artikel is achterhaald door de nieuwe opstelling en zal dan ook, naar mededeling ter zitting, op korte termijn aangepast worden. Onder die omstandigheden komt eiser geen beroep op dit artikel toe, voor zover hij meer dan drie bezoekers wil laten plaatsnemen aan zijn tafel.

4.7. Deze uitkomst moet leiden tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van eiser en interveniënten, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van dit geding.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het gevorderde af;

- veroordeelt eiser en interveniënten in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 254,-- aan griffierecht;

- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2008.

mlh