Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-04-2008, BC9680, KG 07/803

Rechtbank 's-Gravenhage, 16-04-2008, BC9680, KG 07/803

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 april 2008
Datum publicatie
16 april 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC9680
Zaaknummer
KG 07/803

Inhoudsindicatie

Conflict over rechts- en bestuurshandelingen met betrekking tot het Omniversum in Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE

sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 16 april 2008,

gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/803 van:

1 [eiser 1],

wonende te [woonplaats],

2. de besloten vennootschap [B&C BV] & Associates B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

eisers,

procureur mr. F.H. Tiethoff,

en:

de ondernemingsraad van [D] Haags Planetarium en Ruimtetheater B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

gevoegde partij aan de zijde van eisers,

procureur mr. M.G.V. Sikkens,

advocaat mr. E. Walinga te 's-Gravenhage,

tegen:

1. de besloten vennootschap [D] Planetarium en Haags Ruimte Theater B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [D] Multimedia Holding B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,

3. de besloten vennootschap Berberis Beheer B.V.,

gevestigd te 's-Gravenhage en kantoorhoudende te Wageningen,

4. [D],

wonende te [E],

allen gedaagden,

gedaagde 4 is zowel voor zichzelf als voor gedaagden 1, 2 en 3, als statutair directeur, in persoon verschenen.

Partijen worden hierna ook genoemd: [eiser 1], [B&C BV], de o-r, Omniversum, [DMH], Berberis en [D].

1. Het verloop van de procedure

Eisers hebben gedaagden gedagvaard tegen de zitting van 24 juli 2007. Zij hebben daar hun vordering toegelicht en gedaagden hebben daartegen verweer gevoerd. Na behandeling van de zaak is deze pro forma aangehouden in verband met het beproeven van mediation. Na het bericht van partijen dat de mediation niet tot overeenstemming had geleid, is de zaak ter terechtzitting van 2 april 2008 opnieuw mondeling behandeld tezamen met de zaak met rolnummer KG 08/241 van curator [E] tegen [DMH], [D], Omniversum, Berberis en een partij genaamd [F] Beheer B.V., een zakenpartner van [D], tevens titulair directeur van Berberis (hierna ook: [F]).

Nadat geen van gedaagden bezwaar had gemaakt tegen de voeging door de o-r, heeft de voorzieningenrechter deze voeging toegestaan.

Het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 juli 2007 en 2 april 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1. [eiser 1] is medio jaren 90 tot 1 oktober 1997 gedelegeerd commissaris bij onder meer Omniversum en [DMH] geweest.

2.2. [D] is enig aandeelhouder en bestuurder van Berberis. Berberis is enig aandeelhouder van [DMH]. [DMH] is enig aandeelhouder van Omniversum. [D] is bestuurder van [DMH] en (thans) van Omniversum. Omniversum exploiteert aan de President Kennedylaan 5 te 's-Gravenhage een planetarium annex ruimtetheater.

2.3. Nadat Omniversum in 1999 een verlies maakte van ruim één miljoen gulden en het eigen vermogen negatief werd, hebben [B&C BV] (opdrachtneemster), Omniversum (opdrachtgever) en [DMH] op 1 mei 2000 met elkaar een managementovereenkomst gesloten die ertoe strekte dat [eiser 1] voor en namens Omniversum tot interim-manager werd aangesteld. In artikel 1.2 van de overeenkomst is bepaald dat deze is gesloten voor een periode van circa zes maanden en dat indien -kort gezegd- tussen partijen overeenstemming wordt bereikt over vaststelling van de feitelijke situatie en een plan van aanpak, de overeenkomst voor bepaalde tijd zal worden voortgezet, waarbij elk van partijen de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven gericht aan de andere partij kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Artikel 6 lid 1 van de overeenkomst luidt als volgt:

"Opdrachtgever verbindt zich tijdens de duur van deze Overeenkomst of binnen 2 jaar na beëindiging daarvan zonder tussenkomst van [B&C BV] geen Overeenkomsten tot het verrichten van werkzaamheden bij of ten behoeve van Opdrachtgever te sluiten met Opdrachtneemster en/of door Opdrachtneemster aangewezen personen en/of de Interim-Manager. Bij iedere overtreding van dit verbod zal Opdrachtgever aan [B&C BV] een vergoeding van nlg 50.000,- verschuldigd zijn"

2.4. In Bijlage I van de overeenkomst is de opdracht van de managementwerkzaamheden van de interim manager geformuleerd in vijf punten. Punt 2 betreft de uitvoering van het dagelijks beleid en luidt als volgt:

"De uitvoering van het dagelijks beleid is exclusief voorbehouden aan Opdrachtnemer Hiertoe wordt ondermeer gerekend de verantwoordelijkheid voor het sturen van alle processen binnen de bedrijfsfuncties inkoop productie en verkoop het onderhouden en optimaliseren van interne en externe relaties, het aangaan van nieuwe relaties etc , het begeleiden van het personeel van Opdrachtgever bij zwaarwegende commerciële en operationele activiteiten en het dragen van de eindverantwoordelijkheid voor het sluiten van contracten en voor een juiste en volledige administratieve vastlegging van relevante bedrijfsactiviteiten"

2.5. In Bijlage II van de overeenkomst zijn in een vijftal punten de bevoegdheden van de interim manager beschreven. De punten 3, 4 en 5 betreffen opschorting statutaire bevoegdheden, externe werking en wijziging bevoegdheden en luiden respectievelijk als volgt:

"3 Opschorting Statutaire bevoegdheden

Aangezien de Statutaire Directie van Opdrachtgever gevoerd wordt door [D] Multimedia Holding bv (hierna [DMH]) verklaart [DMH] door ondertekening van deze Overeenkomst om gedurende de looptijd van deze Overeenkomst geen zelfstandig gebruik te maken van haar Statutaire bevoegdheden, dan na overleg met de Interim-Manager. Tevens verklaart [DMH] volledige en onbeperkte volmacht te verlenen aan [B&C BV] en/of Opdrachtneemster en/of de Interim-Manager om deze bevoegdheden exclusief in het kader van deze Overeenkomst bij procuratie namens [DMH] uit te voeren. Opdrachtgever en [DMH] zullen ervoor zorgdragen dat eventuele lopende volmachten aan derden op de ingangsdatum van deze Overeenkomst ingetrokken zullen zijn

4 Externe werking

Opdrachtgever zal er aan meewerken dat van vorenbedoelde benoeming van de Interim-Manager en van de procuratie opgave wordt gedaan aan het Handelsregister

5 Wijziging bevoegdheden

Indien [B&C BV] en/of Opdrachtneemster en/of de Interim-Manager en/of Opdrachtgever wijziging(en) in de bevoegdheden nodig achten zullen zij hieromtrent overleg voeren, overeengekomen wijzigingen zullen schriftelijk worden vastgelegd en vervolgens een onderdeel van de Overeenkomst zijn."

2.6. [DMH] is eveneens enig aandeelhouder en bestuurder van Waterstad Theater B.V., hierna aangeduid als "Imax Theater".

Gerechtelijke procedures in deze zaak

2.7. Bij vonnis van 2 januari 2001 heeft de rechtbank Rotterdam Imax Theater in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [E] tot curator. In dit faillissement heeft de curator [DMH] en [D] aansprakelijk gesteld op grond van onder meer kennelijk onbehoorlijk bestuur ex artikel 2: 248 BW en van paulianeus handelen. In dit verband heeft de curator bij de rechtbank Arnhem onder meer gevorderd dat [DMH] aan hem een bedrag van € 958.248,14, te vermeerderen met de wettelijke rente, dient te betalen.

2.8. Krachtens op 6 mei 2003 verleend verlof heeft de curator op 7 mei 2003 ten laste van [DMH] conservatoir beslag gelegd op de aandelen die [DMH] houdt in Omniversum.

2.9. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 29 december 2004 heeft de rechtbank Arnhem -samengevat- onder meer voor recht verklaard dat [DMH] zich schuldig heeft gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Imax Theater en voor recht verklaard dat [DMH] op grond daarvan jegens de curator aansprakelijk is voor het faillissementstekort als bedoeld in artikel 2:248 lid 1 BW. Daarbij heeft de rechtbank [DMH] onder meer veroordeeld tot betaling aan de curator van een bedrag van € 958.248,14 vermeerderd met de wettelijke rente. Na betekening van dit vonnis aan [DMH] is voormeld conservatoir beslag ingevolge het bepaalde in artikel 704 lid 1 Rv overgegaan in een executoriaal beslag.

2.10. Bij vonnis van 5 oktober 2005 heeft de rechtbank Arnhem, op vordering van de curator, voor recht verklaard dat [D] zich schuldig heeft gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur en onrechtmatig handelen jegens de gezamenlijke schuldeisers van Imax Theater en dat [D] op grond daarvan jegens de curator aansprakelijk is voor het faillissementstekort als bedoeld in artikel 2:248 lid 1 BW. Daarbij is [D] onder meer veroordeeld tot betaling aan de curator van dat faillissementstekort, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en is hij veroordeeld tot betaling aan de curator van een voorschot ter grootte van

€ 250.000,-- op dat faillissementstekort. Deze veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.11. Bij beschikking van 1 of 5 december 2005 heeft de rechtbank 's-Gravenhage bepaald dat, naar aanleiding van een verzoek van de curator daartoe, tot verkoop kan worden overgegaan van de door de curator in executoriaal beslag genomen aandelen in Omniversum.

2.12. Bij arrest van 20 november 2007 heeft het Gerechtshof te Arnhem voormeld vonnis van 29 december 2004 bekrachtigd met dien verstande dat de door [DMH] aan de curator te betalen hoofdsom nader is vastgesteld op € 516.521,68. [DMH] is tegen dit arrest niet in cassatie gegaan.

2.13. Bij arrest van 16 januari 2008 heeft het Gerechtshof te 's-Gravenhage de hiervoor vermelde beschikking van 1 of 5 december 2005 bekrachtigd, met dien verstande dat deze alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen dat, mede in aanmerking nemende dat [DMH] doende is activa van Omniversum te vervreemden en bedragen aan het vermogen van Omniversum te onttrekken -waardoor de beslagen aandelen in waarde dalen en bovendien de continuïteit van Omniversum onzeker is- er voldoende grond is voor toestemming tot verkoop van de aandelen.

Overige feiten

2.14. Op 25 januari 2007 heeft [D], buiten medeweten van [eiser 1] en het managementteam van Omniversum, namens Omniversum en Berberis een raamovereenkomst gesloten met WMZ Investment B.V. te Sassenheim (hierna: WMZ) die ertoe strekt dat het bedrijfspand van Omniversum aan de President Kennedylaan 5 te Den Haag voor een bedrag van € 1.100.000,-- vrij op naam wordt verkocht aan WMZ. Daarbij heeft de zuster van [D] zich hoofdelijk garant gesteld. Blijkens artikel 3 van de overeenkomst heeft WMZ zich bereid verklaard het bedrijfspand te verhuren onder de voorwaarden dat de huurprijs een bedrag van € 172.500,-- per jaar exclusief btw zal zijn, alsmede dat Omniversum als huurder binnen een termijn van twee jaar achterstallig onderhoud aan het pand zal uitvoeren tot een bedrag van € 300.000,-- exclusief btw. In artikel 4 is bepaald dat WMZ direct na het vestigen van een recht van eerste hypotheek op panden van de zuster van [D], onder voorwaarden een voorschot ten bedrage van € 250.000,-- aan Omniversum zal betalen. Artikel 11 van de raamovereenkomst luidt onder meer als volgt:

Het is partijen bekend dat [D] door curatoren van besloten vennootschappen waarbij hij betrokken was persoonlijk aansprakelijk is gesteld op grond van het bepaalde in artikel 2:248 BW. [D] zal, waar wenselijk, die curatoren om toestemming voor de met de onderhavige overeenkomst bedoelde rechtshandelingen verzoeken. Mogelijk zullen die curatoren hun toestemming, voor zover vereist, aan de in deze overeenkomst bedoelde rechtshandelingen onthouden. In het geval de curatoren hetzij hun toestemming geheel of gedeeltelijk aan die rechtshandelingen onthouden, hetzij blijkt dat de curatoren hun medewerking niet vóór 1 april 2007 zullen verlenen, staat het WMZ vrij de onderhavige overeenkomst, voor zover nog niet uitgevoerd, te ontbinden, zonder dat zij ter zake gehouden is tot verdere nakoming en/of schadevergoeding jegens [D] c.s.. ".......".

De koopovereenkomst is ingeschreven in het Kadaster.

2.15. Bij aangetekende brief van 15 mei 2007 heeft [eiser 1], als directeur ad interim van Omniversum, [D] onder meer meegedeeld dat hij met de verkoop van het bedrijfspand wanprestatie pleegt jegens Omniversum en [eiser 1], nu [D] daarmee heeft gehandeld in strijd met de managementovereenkomst van 1 mei 2000. Daarnaast heeft [eiser 1] in deze brief [D] bericht dat hij bovendien in strijd handelt met de statuten waarin is bepaald dat de directie met volstrekte meerderheid van stemmen besluit. Daarbij heeft [eiser 1] [D] gesommeerd een door hem ontvangen voorschot dat de koper van het pand kennelijk op een voor Omniversum onbekende rekening heeft gestort, over te maken op de betaalrekening van Omniversum.

2.16. Nadat [eiser 1] geen reactie had ontvangen van [D]/[DMH] over de verkoop van het pand, de besteding van het voorschot en het optreden van [D] als bestuurder van Omniversum met voorbijgaan aan de managementovereenkomst, heeft [eiser 1] [DMH] als bestuurder van Omniversum doen uitschrijven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) te 's-Gravenhage.

2.17. Vervolgens heeft [eiser 1], toen een reactie van [D] op voormelde brief van 15 mei 2007 uitbleef, [D] bij aangetekende brief van 6 juni 2007 opnieuw gesommeerd. Daarbij heeft [eiser 1] geconcludeerd dat [D] jegens Omniversum onrechtmatig heeft gehandeld door het betreffende voorschot voor andere doeleinden te gebruiken dan voor het voldoen van verplichtingen van Omniversum.

2.18. Bij (aangetekende) brief van 11 juni 2007 heeft de raadsman van de curator [eiser 1] onder meer als volgt bericht:

"Onlangs heb ik van een advocaat, mr [G] te [S], moeten vernemen dat het bestuur van het Omniversum, daarbij bestaande uit [DMH] c.q. de heer [D], het bedrijfspand van het Omniversum heeft verkocht voor een bedrag van

€ 1.100.000,-- en dat een deel van de koopsom, te weten € 350.000,-- als aanbetaling is voldaan op een speciaal daartoe geopende bankrekening ten name van Omniversum. Ik heb voorts begrepen dat laatstgenoemde bedrag inmiddels is doorgesluisd naar een andere entiteit. Een en ander zou bewerkstelligd zijn door de heer [D].

Afgezien van het feit dat de koopsom mijns inziens aantoonbaar te laag is, is door deze gang van zaken cliënt q.q. benadeeld in diens verhaalsmogelijkheden als gevolg waarvan ik hierbij het samenstel van rechtshandelingen (koop en verkoop, doorsluizen aanbetaling) vernietig. Ik wijs u er met klem op dat levering derhalve niet mogelijk is. Voor de goede orde bericht ik u hierbij dat ik zulks ook heb bericht aan de advocaat van [DMH], mr [H].

Gelet op het voorgaande dien ik u hierbij ook te verzoeken en zonodig te sommeren te bewerkstelligen dat de doorgesluisde aanbetaling tenminste weer in het vermogen van het Omniversum terecht komt. Ik wijs erop dat cliënt q.q. voornemens is ter zake een vordering in te stellen jegens het Omniversum nu deze als partij rechtstreeks betrokken is bij voornoemd paulianeus samenstel van rechtshandelingen."

2.19. Bij brieven van 21 juni 2007 heeft [eiser 1] negen (rechts)personen

(onder wie mr. [H], raadsman van [D], ter zake van een bedrag van

€ 40.000,--) die uit voormeld voorschot betalingen hadden ontvangen, bericht dat deze betalingen in strijd met het statutaire doel van Omniversum zijn verricht. Daarbij heeft [eiser 1] de betalingen op de voet van artikel 2:7 BW (doeloverschrijding) vernietigd.

2.20. Op 22 juni 2007 kreeg [eiser 1], door middel van inzage in het handelsregister van de KvK, kennis van het feit dat [D], buiten medeweten en aanwezigheid van [eiser 1], op 1 juni 2007 een aandeelhoudersbesluit had genomen waarbij onder meer [eiser 1] op staande voet is ontslagen en waarbij de samenwerkingsovereenkomst per onmiddellijk is beëindigd. Op 20 juni 2007 heeft [DMH]/[D] de uitschrijving van [eiser 1] en de inschrijving van [D] zelf en van Berberis als statutair bestuurders van Ominversum in het handelsregister van de KvK geëffectueerd.

2.21. Naar aanleiding hiervan heeft [eiser 1] c.s. [DMH] c.s. in onderhavig kort geding betrokken.

2.22. Bij brief van 22 juni 2007 heeft [eiser 1] bij het arrondissementsparket te Den Haag aangifte gedaan van verduistering van € 315.636,14 uit het vermogen van Omniversum. Daarbij heeft hij bericht dat [DMH] dit bedrag aan het vermogen van Omniversum heeft onttrokken. Daarnaast heeft hij daarbij gerefereerd aan voormelde brief van de raadsman van de curator van 11 juni 2007.

2.23. [D] heeft bij notariële akte van 25 juni 2007 namens Omniversum een tweede recht van hypotheek op het door hem in januari 2007 aan WMZ verkochte bedrijfspand van Omniversum verstrekt aan een zakenpartner van [D], genaamd [F] Beheer B.V. (hierna ook: [F]) tot een bedrag van

€ 1.950.000,--.

2.24. Bij dagvaarding van 3 juli 2007 heeft [eiser 1] Omniversum, [DMH], Berberis en [D] gedagvaard voor deze rechtbank in een bodemprocedure met een vordering tot vernietiging van het aandeelhoudersbesluit van 1 juni 2007 tot ontslag van [eiser 1] als bestuurder van Omniversum.

2.25. Bij vonnis van 19 september 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht de vordering van WMZ die er onder meer toe strekte dat Omniversum c.s. het bedrijfspand aan WMZ moesten leveren, afgewezen.

2.26. Bij arrest van 18 december 2007 heeft het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, dat vonnis bekrachtigd. Onder punt 3.5 van de vaststaande feiten in dit arrest staat vermeld dat de curator op 23 augustus 2007 onder meer conservatoir beslag heeft gelegd op het Omniversum.

2.27. De curator heeft in 2007 een adviseursbureau, genaamd Grant Thornton, opdracht gegeven voor een onafhankelijke waardebepaling van 100% van de aandelen in Omniversum per 1 januari 2008. In de door dit bureau op 27 maart 2008 opgemaakte rapportage is geconcludeerd dat de indicatieve waarde van 100% van de aandelen Omniversum per 1 januari 2008 € 674.000,-- (afgerond) bedraagt.

2.28. Bij brief van 13 maart 2008 heeft de voorzitter van de o-r de directie van Omniversum gewezen op onder meer de voorgenomen executoriale verkoop van de aandelen door de curator, het benoemen dan wel ontslaan van bestuurders en, in dat verband, op het adviesrecht van de o-r ingevolge artikel 25 lid 1 sub a van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Daarbij is verzocht om de o-r schriftelijk te informeren over die verkoop, de stand van zaken en de verwachte gevolgen voor de onderneming, nu de verkoop een overgang van zeggenschap over de onderneming met zich mee zal brengen, hetgeen adviesplichtig is.

2.29. Bij emailbericht van 20 maart 2008 heeft [D] aan de voorzitter van de o-r onder meer geantwoord dat het de vraag is wie er formeel directeur (van Omniversum) is op 1 april. Daarbij heeft [D] opgemerkt persoonlijk niet te zien hoe Omniversum via een Stichting beter af kan zijn, met name omdat de sponsorgelden naar de curator en Berberis zouden gaan in plaats van het Omniversum.

3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer

Eisers vorderen na wijzigingen van eis -zakelijk weergegeven-

1. veroordeling van [DMH], Berberis en [D] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan eisers af te geven, althans ter inzage te verstrekken, alle originele bescheiden die zijn opgemaakt of die betrekking hebben op alle door (een of meer van) hen verrichte feitelijke en of rechtshandelingen, waarbij Omniversum partij is, is geworden of is geweest;

2. veroordeling van [DMH], Berberis en [D] om zich te onthouden van elke rechts- en/of bestuurshandeling met betrekking tot Omniversum en als statutair bestuurder van Omniversum ontslag te nemen;

3. veroordeling van gedaagden tot medewerking aan de inschrijving van [eiser 1] als enig statutair bestuurder van Omniversum en de uitschrijving van de gedaagden als bestuurders van Omniversum; althans nakoming van de verplichting tot het verlenen van procuratie en exclusieve bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid, in beide gevallen met het recht dit bij de KvK in te schrijven, zulks met bepaling dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) tot benoeming van [eiser 1] als statutair bestuurder, dan wel van de veroordeling tot nakoming van die contractuele verbintenis,

een en ander op straffe van een dwangsom en met bepaling dat de voorzieningen van kracht zullen zijn tot aan het moment dat in de op 11 juli 2007 aangevangen procedure (rolnummer: 2007/2145), onder meer strekkende tot vernietiging van het aandeelhoudersbesluit van 1 juni 2007 bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak zal zijn beslist, althans tot het moment dat de aandelen van Omniversum krachtens de executoriale verkoop door de curator q.q. zijn overgedragen aan een derde, voor zover deze derde niet op enigerlei wijze direct of indirect aan gedaagden is verbonden.

Daartoe voeren eisers onder meer het volgende aan.

Gedaagden plegen wanprestatie om in strijd met de managementovereenkomst van 1 mei 2000 toch zelfstandig van bevoegdheden gebruik te maken die Omniversum schaden. [eiser 1] moet door kennisname van de gevraagde gegevens kunnen vaststellen wat de omvang van die wanprestatie en van de schade is. Het betreft in ieder geval de (raam)overeenkomst, en alle voorafgaande en latere stukken, met WMZ op grond waarvan deze de koopovereenkomst heeft doen inschrijven. Daarnaast gaat het om de overeenkomst en alle voorafgaande en latere stukken met [F], op grond waarvan het hypotheekrecht is gevestigd.

Gedaagden voeren gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4. De beoordeling van het geschil

4.1. Volgens gedaagden is de eis van [eiser 1] dat hij zijn oorspronkelijke functie gaat vervullen, onbespreekbaar, gezien de obstructie die hij heeft gepleegd jegens Berberis. Daarbij hebben gedaagden voorgesteld dat [eiser 1] nog enige tijd betrokken blijft bij de huidige activiteiten van Omniversum, omdat hij in principe een goed financieel beheerder is.

4.2. Nadat [eiser 1] in strijd met de wet niet opgeroepen was voor de aandeelhoudersvergadering van 1 juni 2007, heeft hij de nietigheid van het litigieuze ontslagbesluit ingeroepen. Een en ander leidt ertoe dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in de bodemprocedure geoordeeld zal worden tot nietigheid van het ontslagbesluit omtrent [eiser 1]. Dit brengt met zich dat de oude toestand waarin [eiser 1] feitelijk enig statutair bestuurder van Omniversum was, herleeft. Vaststaat dat [D]/[DMH] in weerwil van de managementovereenkomst met [eiser 1], want zonder overleg met laatstgenoemde -zoals was bepaald in punt 5 van bijlage II van die overeenkomst- wijziging heeft gebracht in de bevoegdheden. Eveneens heeft [D]/[DMH] in strijd gehandeld met punt 3 van die bijlage ten aanzien van de bepaling dat [DMH] gedurende de looptijd van de overeenkomst geen zelfstandig gebruik maakt van haar statutaire bevoegdheden dan na overleg met [eiser 1]. Dat de overeenkomst op dat moment rechtsgeldig was beëindigd is gesteld noch gebleken. Door voornoemd samenstel van handelingen zijn [D]/[DMH] jegens [eiser 1] ook toerekenbaar tekortgeschoten. Omdat de o-r zich terzake heeft geschaard aan de zijde van [eiser 1], geldt de wanprestatie eveneens ten aanzien van de o-r.

4.3. Gelet op het voorgaande heeft [eiser 1] voldoende aannemelijk gemaakt dat eisers er belang bij hebben om kennis te nemen van de informatie zoals gevorderd in onderdeel 1 van de vordering. Omdat [eiser 1] heeft betoogd dat hij door kennisname van de gevraagde gegevens moet kunnen vaststellen wat de omvang van de wanprestatie van gedaagden en van de door hen aangerichte schade is, lijkt voorshands dat kan worden volstaan met het subsidiair gevorderde op dit punt, te weten: verstrekken van inzage door gedaagde van de betreffende informatie.

4.4. Onderdeel 2 van de vordering van eisers strekt er in wezen toe dat het litigieuze aandeelhoudersbesluit van [D]/[DMH], zoals hiervoor onder 2.20 is vermeld, niet leidt tot rechtsgevolgen die Omniversum kunnen schaden. Hetgeen in dit onderdeel gevorderd, althans daarop toegewezen wordt, is in de managementovereenkomst afgesproken. Het eerste deel van dit gevorderde zal worden toegewezen; ten aanzien van het tweede deel zullen [DMH], Berberis en [D] worden geschorst als statutair bestuurders van Omniversum.

4.5. Onderdeel 3 van de vordering strekt er primair toe dat gedaagden worden veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de inschrijving van [eiser 1] als enig bestuurder van Omniversum in het handelsregister van de KvK en de uitschrijving daaruit van gedaagden als bestuurders van Omniversum. Gelet op al het voorgaande ligt dit deel van de vordering voor toewijzing gereed. Er is eveneens aanleiding om te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de medewerking waartoe gedaagden op dit punt worden veroordeeld. De dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd. Gelet op de door eisers aangespannen bodemprocedure is er aanleiding te bepalen dat de voorzieningen van kracht zullen zijn tot de beslissing in die bodemprocedure.

4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.

4.7. Er zal worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.

4.8. Gedaagden zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

veroordeelt [DMH], Berberis en [D] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan eisers ter inzage te verstrekken, alle originele bescheiden die zijn opgemaakt of die betrekking hebben op alle door (een of meer van) hen verrichte feitelijke en of rechtshandelingen, waarbij Omniversum partij is, is geworden of is geweest, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke dag dat nagelaten wordt aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van

€ 500.000,--;

veroordeelt [DMH], Berberis en [D] om zich te onthouden van elke rechts- en/of bestuurshandeling met betrekking tot Omniversum, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor elke overtreding van deze veroordeling, met een maximum van € 500.000,--;

schorst [DMH], Berberis en [D] als statutair bestuurders van Omniversum;

veroordeelt gedaagden tot medewerking aan de inschrijving van [eiser 1] als enig statutair bestuurder van Omniversum in het handelsregister van de KvK en de uitschrijving daaruit van de gedaagden als bestuurders van Omniversum, zulks met het recht dit bij de KvK in te schrijven, met bepaling dat deze uitspraak in de plaats treedt van deze medewerking;

bepaalt dat deze voorzieningen van kracht zullen zijn tot aan het moment dat in de op 11 juli 2007 aangevangen bodemprocedure (rolnummer: 2007/2145) zal zijn beslist;

bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.7 is vermeld;

veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser 1] begroot op € 1.559,31, waarvan € 1.224,-- aan salaris procureur, € 251,-- aan griffierecht en € 84,31 aan dagvaardingskosten, en aan de zijde van de o-r begroot € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 254,-- aan griffierecht;

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

AB