Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-04-2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:11220 AT6231, AWB 04/4320 BESLU

Rechtbank 's-Gravenhage, 27-04-2005, ECLI:NL:RBSGR:2005:11220 AT6231, AWB 04/4320 BESLU

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 april 2005
Datum publicatie
25 mei 2005
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2005:AT6231
Zaaknummer
AWB 04/4320 BESLU

Inhoudsindicatie

[eiser 2] heeft aan de directeur van de basisschool De Lusthof te Voorburg een aanvraag gericht tot verlening van vrijstelling van de verplichting om [kinderen] gedurende de periode 25 juni 2004 tot en met 2 juli 2004 de school te laten bezoeken in verband met een in die periode geplande vakantie.

Uitspraak

Rechtbank ‘s-Gravenhage

sector bestuursrecht

tweede afdeling, enkelvoudige kamer

Reg.nr. AWB 04/4320 BESLU

UITSPRAAK

als bedoeld in artikel 8:54

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Uitspraak in het geding tussen

[eiser 1] en [eiser 2] wonend te [woonplaats], eisers,

en

het bestuur van De Jakobsladder, Stichting voor Katholiek Basisonderwijs te Voorburg, verweerder.

Ontstaan en loop van het geding

[eiser 2] heeft bij schrijven van 16 april 2004 aan de directeur van de basisschool De Lusthof te Voorburg een aanvraag gericht tot verlening van vrijstelling van de verplichting om [kinderen] gedurende de periode 25 juni 2004 tot en met 2 juli 2004 de school te laten bezoeken in verband met een in die periode geplande vakantie.

Bij besluit van 18 mei 2004 heeft het waarnemend hoofd van de school, H.A.M. van Dael, de aanvraag afgewezen.

Hiertegen hebben eisers, moeder respectievelijk verzorger van de beide leerlingen, bezwaar gemaakt.

Bij besluit 27 augustus 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.

Motivering

Zoals in het hierna volgende zal worden gemotiveerd, is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, zodat de rechtbank derhalve niet zal toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, onder meer omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken en overweegt daartoe als volgt.

In artikel 8:1, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van deze wet wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit namens verweerder door de secretaris is genomen.

Vaststaat dat De Jakobsladder, Stichting voor Katholiek Basisonderwijs, een stichting is in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, een privaatrechtelijke rechtspersoon die een school voor bijzonder onderwijs “De Lusthof” in stand houdt. De stichting is geen rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld zodat verweerder als orgaan van de stichting geen bestuursorgaan is als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.

Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder evenmin aan te merken als een persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Bepalend daarvoor is of aan verweerder een of meer overheidstaken zijn opgedragen en de daarvoor benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend.

Daarvan is de rechtbank niets gebleken. In de Leerplichtwet 1969 (hierna: de Wet) komt geen bepaling voor die aan verweerder welke bevoegdheid dan ook toekent. Wat betreft de beslissing op een verzoek om vrijstelling als hier aan de orde, kent de Wet slechts aan het hoofd van de school, zijnde degene die is belast met de leiding van de school, een bevoegdheid toe. Artikel 13a, eerste lid, van de Wet bepaalt namelijk: Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, (…), kan slechts worden gedaan indien het hoofd (…) verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof de school (…) niet bezoekt. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid treedt het (waarnemend) hoofd van “De Lusthof” dan ook als bestuursorgaan op.

Nu, zoals uit het bovenstaande blijkt, verweerder niet als een bestuursorgaan is aan te merken als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb, is het bestreden besluit geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld.

De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank merkt nog op dat zij er op vertrouwt dat verweerder het bezwaarschrift aan het (waarnemend) hoofd van de school ter hand stelt opdat deze daarop, met inachtneming van de voorschriften in de Awb, alsnog een beslissing kan nemen.

Beslissing

De rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.

Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Abu Ghazaleh.

Voor eensluidend afschrift,

de griffier van de rechtbank 's-Gravenhage,

Verzonden op: