Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-12-2002, AF4583, AWB 02/6402

Rechtbank 's-Gravenhage, 23-12-2002, AF4583, AWB 02/6402

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 december 2002
Datum publicatie
17 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2002:AF4583
Zaaknummer
AWB 02/6402
Relevante informatie
Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 29

Inhoudsindicatie

Kirgizië / etnische Rus / dienstweigering.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht en op onvoldoende wijze heeft gemotiveerd dat eisers vrees voor een onevenredige en discriminatoire bestraffing terzake zijn dienstweigering ongegrond is. Uit het ambtsbericht van 11 juli 2001 blijkt dat sprake is van een zeker evenwicht tussen etnisch Kirgizische en etnisch Russische dienstplichtigen. Dit laat onverlet dat de bestraffing van etnisch Kirgizische dienstweigeraars dan wel deserteurs onevenredig of discriminatoir kan zijn. In het ambtsbericht staat vermeld dat geen aanwijzingen bestaan dat etnische, religieuze of seksuele achtergronden bij het bepalen van de strafmaat voor dienstweigeraars dan wel deserteurs meespelen. In het ambtsbericht staat echter ook vermeld dat de precieze strafmaat voor desertie en dienstweigering in de praktijk moeilijk te achterhalen is, want niet kan worden uitgesloten dat de rechterlijke macht in Kirgizië gevoelig is voor omkoping. De rechtbank stelt dat verweerder hiertoe nader onderzoek had dienen in te stellen. Verweerder is geheel voorbijgegaan aan de vraag of sprake is van gegronde vrees dat de tenuitvoerlegging van de straf onevenredig of discriminatoir zal zijn. Eiser heeft concrete punten aangegeven op basis waarvan een onevenredige of discriminatoire tenuitvoerlegging van de straf niet zonder meer uitgesloten kan worden geacht. Derhalve rustte op verweerder een verzwaarde motiveringsplicht en mocht verweerder er niet zonder nader onderzoek vanuit gaan dat de stellingen van eiser niet aannemelijk zijn. Ook in het kader van artikel 3 EVRM rustte op verweerder een onderzoeksplicht nu eiser een stuk heeft overgelegd waaruit de zorgwekkende humanitaire situatie in gevangenissen wordt aangekaart. Dit stuk vindt bevestiging in de rechtbank ambtshalve bekende stukken. Bij gebrek aan een recent ambtsbericht is het onduidelijk of, en zo ja, op welke wijze verblijf in het buitenland c.q. het indienen van een asielaanvraag thans doorwerkt in de bestraffing. Hierbij is ook van belang dat eiser van zijn ouders heeft vernomen dat zij zijn gecontroleerd en dat hun paspoorten zijn ingenomen in verband met eisers vertrek. Ten aanzien van het beroep op het traumatabeleid kon verweerder niet voorbijgaan aan de aanwijzingen in de bij de zienswijze gevoegde brief van eiser. Niet uitgesloten kan worden geacht dat vanwege de oproep eerdere gebeurtenissen naar boven zijn gekomen en onder de dreiging van dienstplicht een traumatische uitwerking hebben gehad. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK te 's-GRAVENHAGE

nevenzittingsplaats Zwolle

sector vreemdelingenrecht

regnr.: Awb 02/6402

UITSPRAAK

inzake: A,

geboren op [...] 1978,

van Kirgizische nationaliteit,

IND dossiernummer 0108.28.8033,

gemachtigde: mr. R.M.J. Lanting, advocaat te Deventer,

eiser;

tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,

als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie,

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te 's-Gravenhage,

gemachtigde: mr. drs. H.J.S.M. Langbroek, advocaat te 's-Gravenhage,

verweerder.

1 Procesverloop

1.1 Op 28 augustus 2001 heeft eiser een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 20 december 2001 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij brief van 16 januari 2002 is daartegen beroep ingesteld.

1.2 Het beroep is ter zitting van 11 september 2002 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2 Toetsingskader

2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. De rechtbank zal daarbij op grond van artikel 83 Vw 2000 rekening houden met feiten en omstandigheden die na het nemen van de bestreden beschikking zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

3 Standpunten

3.1 Het asielrelaas van eiser komt op het volgende neer.

Eiser behoort tot de etnisch Russische bevolkingsgroep en is afkomstig uit Kirgizië. In 1994 of 1995 kreeg eiser voor het eerst een oproep voor militaire dienst. In verband met het volgen van een opleiding aan de universiteit kreeg eiser uitstel. Hij heeft tijdens deze universitaire opleiding wel een soort militaire opleiding gevolgd, ter vervanging van de militaire dienst. Na voltooiing van zijn universitaire opleiding tot ingenieur is eiser gaan werken bij radiostation Almaz, waar hij dj was en hij zorg droeg voor het technisch onderhoud. Daarna is eiser gaan werken bij radiostation Dreamland. Eiser heeft ook als journalist gewerkt. In 2000 en 2001 is eiser verschillende keren aangevallen vanwege zijn etnische afkomst en is hij om dezelfde reden ook diverse keren afgeperst en vals beschuldigd door de politie. Begin juli 2001 hoorde eiser van een wijkagent dat hij zich moest melden bij het militair commissariaat omdat zijn naam op een lijst van dienstplichtigen zou staan. Op 12 augustus 2001 liet de wijkagent eiser de betreffende lijst zien en vertelde de wijkagent eiser dat hij naar een actieve militaire zone in Kirgizië zou moeten. De wijkagent heeft het paspoort van eiser meegenomen naar het militaire commissariaat in Byshkek en heeft eiser verteld dat hij zich daar op 20 augustus 2001 moest melden. Eiser wilde niet in militaire dienst en verliet daarom op 14 augustus 2001 Kirgizië.

3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De situatie in Kirgizië is niet zodanig dat vreemdelingen afkomstig uit dat land in het algemeen zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en/of omstandigheden bestaan die zijn vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag rechtvaardigen. Eiser voldoet niet aan de voorwaarden vervat in C1/4.2.12 Vc 2000 op grond waarvan een dienstweigeraar of deserteur als vluchteling kan worden aangemerkt. Niet is gebleken van een omstandigheid in verband waarmee eiser gegronde vrees heeft voor een, in vergelijking met andere dienstweigeraars in Kirgizië, onevenredige of discriminatoire bestraffing wegens zijn dienstweigering. Voorts duidt het deelnemen aan een militaire opleiding tijdens zijn studie niet op ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren op grond van een diepgewortelde overtuiging die zijn dienstweigering voorschrijft. Tenslotte staat het geenszins vast dat eiser daadwerkelijk bij een gewapend conflict zou worden ingezet nu uit het ambtsbericht van 11 juli 2001 niet blijkt dat een dergelijk conflict momenteel gaande is in Kirgizië. Voorts heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel risico bestaat dat hij bij terugkeer in het land van herkomst zal worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Tenslotte komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van humanitaire redenen of op grond van categoriale bescherming.

3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling vanwege zijn dienstweigering. Eiser wordt door de autoriteiten gezocht. Hij heeft telefonisch van zijn ouders gehoord dat zij in verband met zijn verdwijning hun paspoorten bij de overheid hebben moeten inleveren.

De bestreden beschikking is onvoldoende gemotiveerd nu verweerder niet is ingegaan op een aantal standpunten van eiser. Verweerder heeft het standpunt betreffende de onevenredige bestraffing die eiser te wachten staat naar aanleiding van de dienstweigering verdraaid en is op het werkelijke standpunt van eiser niet ingegaan. Eiser heeft namelijk, anders dan verweerder, geen koppeling gemaakt tussen de aspecten discriminatoir en bovenmatige bestraffing, maar slechts gesteld dat 4 tot 7 jaar gevangenisstraf bovenmatig is vergeleken met de 18 maanden die in het verleden in Nederland voor dienstweigering werden opgelegd. Tevens heeft verweerder eisers beroep op zijn diepgewortelde overtuiging tegen geweld ten onrechte gepasseerd. De diepgewortelde overtuiging van eiser tegen geweld blijkt eens te meer uit de bij de zienswijze gevoegde brief van eiser. De militaire training die eiser tijdens zijn studie heeft gevolgd was onvermijdelijk. Tijdens deze training is eiser mishandeld, bedreigd en vernederd. Nu het ging om een training die niet kon leiden tot werkelijk gebruik van wapens tegen personen, staat het feit dat eiser deze training heeft gevolgd niet in de weg aan het aannemen van een diepgewortelde overtuiging.

Tenslotte doet eiser een beroep op het traumatabeleid.

Bij schrijven van 3 september 2002 heeft eiser een tweetal artikelen met de titels "Kyrgyz Prisons hit by TB" respectievelijk "CPJ names world's worst places to be a journalist" overgelegd alsmede een in de Russische taal opgesteld artikel. Daarnaast heeft eiser bij dit schrijven nog twee onvertaalde verklaringen overgelegd.

Bij schrijven van 9 september 2002 heeft eiser de vertalingen in de procedure ingebracht van de twee hiervoor bedoelde verklaringen, een brief van de directeur van radio-omroep Dreamland en een verklaring over de dood van een dienstplichtig militair. Voorts heeft eiser bij dit schrijven nog een krantenartikel uit de Volkskrant van 7 februari 2002 met de titel "Exercities met VS in Kirgizië" overgelegd.

3.4 In het verweerschrift heeft verweerder aanvullend nog het volgende naar voren gebracht. De wijze waarop eiser heeft vernomen dat hij was opgeroepen voor militaire dienst stemt niet overeen met de informatie uit het ambtsbericht van 11 juli 2001. Voor zover er van moet worden uitgegaan dat eiser daadwerkelijk is opgeroepen is van belang dat uit het ambtsbericht blijkt dat eiser in aanmerking kan komen voor vervangende dienstplicht. Indien het verzoek daartoe niet wordt gehonoreerd en voorzover eiser daadwerkelijk zal worden vervolgd wegens dienstweigering leidt de enkele strafrechtelijke vervolging niet tot vluchtelingschap. In de uitspraak van de Rechtseenheidskamer van 12 april 1985 inzake Antikian is een drietal categorieën genoemd waarin dienstweigering of desertie in verband kan worden gebracht met één van de vijf relevante vervolgingsgronden. Eiser voldoet niet aan de omschrijving van één van deze categorieën. Niet is gebleken van een onevenredige dan wel discriminatoire bestraffing naar plaatselijke maatstaven, dus in vergelijking met andere dienstweigeraars in Kirgizië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er binnen het leger sprake is van discriminatie zodanig ernstig dat zijn leven daardoor onhoudbaar zou worden en daartegen niet van hogerhand zou worden opgetreden. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij tot zijn dienstweigering is gekomen omdat zijn godsdienstige of andere diepgewortelde overtuiging hem verrichtingen met wapens verbiedt. De deelname aan een militaire opleiding tijdens zijn studie duidt niet op ernstige onoverkomelijke gewetensbezwaren en overigens is in dit kader van belang dat in Kirgizië de mogelijkheid bestaat vervangende niet-militaire dienst te verrichten. Niet is gebleken dat er momenteel nog een gewapend conflict is in Kirgizië en daarnaast is allerminst zeker dat hij aldaar daadwerkelijk zou worden geplaatst. Dat eiser van zijn ouders heeft vernomen dat zij problemen hebben ondervonden vanwege zijn dienstweigering betreft niet informatie uit objectief verifieerbare bron, zodat hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eiser eraan hecht. Eisers beroep op het traumatabeleid kan niet slagen. Tussen het plaatsvinden van de gestelde traumatische gebeurtenis, de mishandeling in 1999, en het vertrek van eiser uit Kirgizië in 2001 is een periode van bijna twee jaar gelegen, zodat het causaal verband tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek wordt geacht afwezig te zijn. De traumatische gebeurtenis heeft voor eiser niet de directe aanleiding gevormd om Kirgizië te verlaten. Hij heeft na de traumatische gebeurtenis nog gedurende twee jaren op zijn huisadres gewoond. Tegen deze achtergrond bezien heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de traumatische gebeurtenissen niet van dien aard zijn geweest dat van eiser niet kan worden gevergd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.

4 Overwegingen

4.1 Op grond van artikel 1 (A) Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.

4.2 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Kirgizië zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, of c, Vw 2000 dient te worden verleend. Eiser zal daarom aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.

4.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht en in de bestreden beschikking op onvoldoende wijze heeft gemotiveerd dat eisers vrees voor een onevenredige en discriminatoire bestraffing terzake zijn dienstweigering ongegrond is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de bestreden beschikking ten onrechte geheel voorbij is gegaan aan de vraag of sprake is van gegronde vrees van eiser dat de tenuitvoerlegging van de straf onevenredig of discriminatoir zal zijn. Ook om deze reden heeft verweerder de onderzoeksplicht alsmede de motiveringsplicht geschonden en de bestreden beschikking niet op onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

4.4 Verweerder heeft zich bij het standpunt dat niet is gebleken van een omstandigheid in verband waarmee eiser een gegronde vrees heeft voor een onevenredige of discriminatoire bestraffing wegens dienstweigering (in belangrijke mate) gebaseerd op het ambtsbericht van juli 2001. Verweerder heeft daarbij gewezen op de uit het ambtsbericht naar voren komende omstandigheid dat desertie in theorie wordt bestraft met een gevangenisstraf van 4 tot 7 jaar alsmede op de omstandigheid dat er een zeker evenwicht is tussen etnisch Kirgyzische en etnische Russische dienstplichtigen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het bestaan van een zeker evenwicht tussen etnisch Kirgyzische en etnisch Russische dienstplichtigen, hetgeen er op duidt dat er geen sprake is van indirecte discriminatie voor wat betreft de dienstplicht, onverlet laat dat bij weigering van de dienstplicht, derhalve in geval men zich aan de dienstplicht onttrekt, de bestraffing van etnisch Kirgyzische dienstweigeraars dan wel deserteurs onevenredig of discriminatoir kan zijn.

De rechtbank acht voorts het volgende van belang. Het ambtsbericht is een deskundigenadvies van de juistheid waarvan mag worden uitgegaan, tenzij twijfel bestaat ten aanzien van de juistheid of de volledigheid van het ambtsbericht. Het ambtsbericht van juli 2001 met betrekking tot de situatie van dienstplichtigen in Kirgizië vermeldt dat er geen aanwijzingen zijn dat etnische, religieuze of seksuele achtergronden bij het bepalen van de strafmaat voor dienstweigeraars dan wel deserteurs meespelen. Nu in het ambtsbericht echter ook staat vermeld dat de precieze strafmaat voor desertie en dienstweigering in de praktijk moeilijk te achterhalen is, aangezien niet kan worden uitgesloten dat de rechterlijke macht in Kirgyzië gevoelig is voor omkoping, kon verweerder niet volstaan met een verwijzing naar het ambtsbericht en had verweerder met het oog op mogelijk onevenredige of discriminatoire bestraffing een nader onderzoek dienen in te stellen. Van verweerder mocht worden verwacht dat hij zijn standpunt had onderbouwd met objectieve gegevens, bijvoorbeeld een (individueel) ambtsbericht. Dit klemt temeer nu een recent algemeen ambtsbericht over Kirgyzië ontbreekt.

4.5 Voor wat betreft de vraag naar de al dan niet gegronde vrees voor onevenredige of discriminatoire tenuitvoerlegging van de straf overweegt de rechtbank dat er in de onderhavige zaak een aantal aspecten door eiser naar voren zijn gebracht die er op zouden kunnen duiden dat in het geval van eiser de vrees voor een onevenredige of discriminatoire tenuitvoerlegging van de straf gegrond moet worden geacht. Zo heeft eiser verklaard dat hem is meegedeeld dat er een gevangenisstraf van 15 jaar staat op dienstweigering, terwijl uit het ambtsbericht blijkt dat voor desertie een gevangenisstraf van 4 tot 7 jaar kan worden opgelegd. Ook is eiser meegedeeld, toen hij daarnaar informeerde, dat er geen vervangende dienstplicht bestaat, terwijl uit het ambtsbericht en de daarbij als bijlage gevoegde werkvertaling "Wet inzake de alternatieve dienstplicht" blijkt dat die mogelijkheid wel degelijk bestaat, evenwel zonder absolute garantie dat het verzoek wordt gehonoreerd. Gelet op deze onjuiste informatieverschaffing door uitvoerde instanties valt een onevenredige of discriminatoire tenuitvoerlegging door dezelfde uitvoerende instantie(s) niet zonder meer uit te sluiten. Ten onrechte heeft verweerder de hiervoor opgesomde aspecten in de bestreden beschikking buiten beschouwing gelaten.

Voorts is in dit kader nog het volgende van belang. In het ambtsbericht van juli 2001 staat vermeld dat voor zover bij bronnen kon worden nagegaan geen sprake is van etnische discriminatie in het leger. Ook vermeldt het ambtsbericht, zoals hierboven onder r.o. 4.4 reeds is aangegeven, dat er geen aanwijzingen zijn dat etnische, religieuze of seksuele achtergronden bij het bepalen van de strafmaat voor dienstweigeraars dan wel deserteurs meespelen. Over de fase van de tenuitvoerlegging van de straf wegens dienstweigering en de vraag of er binnen de tenuitvoerlegging onevenredigheid dan wel discriminatie in voorkomende gevallen plaatsvindt vermeldt het ambtsbericht evenwel niets. Gelet op de in deze zaak naar voren gekomen concrete punten op basis waarvan een onevenredige of discriminatoire tenuitvoerlegging niet zonder meer uitgesloten kan worden geacht, rustte op verweerder een verzwaarde motiveringsplicht en mocht verweerder er niet zonder nader onderzoek van uitgaan dat de stellingen van eiser niet aannemelijk zijn. Vorenstaande klemt temeer nu uit het Country Report on Human Rights Practices van 4 maart 2002 van het US Department of State over het jaar 2001 blijkt dat de situatie in Kirgyzië niet rooskleurig is en dat sprake is (geweest) van arbitrair politieoptreden. Bovendien blijkt uit dit rapport dat het anti-discriminatieverbod en de bescherming van de rechten van alle etnische, religieuze en taalkundige groepen en die van vrouwen in de praktijk niet altijd op effectieve wijze worden beschermd.

4.6 Ook in het kader van artikel 3 EVRM rustte op verweerder een onderzoeksplicht nu eiser een stuk heeft overgelegd waaruit de zorgwekkende humanitaire situatie in gevangenissen wordt aangekaart en dit stuk bevestiging vindt in de rechtbank ambtshalve bekende stukken als het reeds genoemde Country Report 2002 van het US Department of State en het World Report 2002 van Human Rights Watch. Daarnaast is, bij gebreke van een recent ambtsbericht, onduidelijk of en zo ja op welke wijze verblijf in het buitenland c.q. het indienen van een asielaanvraag thans doorwerkt in de bestraffing. Ook op dit punt had verweerder nader onderzoek dienen te verrichten, waarbij de rechtbank eisers verklaringen van belang acht dat hij van zijn ouders heeft vernomen dat zij zijn gecontroleerd en dat hun paspoorten zijn ingenomen in verband met eisers vertrek.

4.7 Ten aanzien van eisers beroep op het traumatabeleid kon verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet voorbij gaan aan de aanwijzingen die zich in de brief van eiser die is overgelegd gelijktijdig met de zienswijze. De rechtbank overweegt hierbij dat niet uitgesloten kan worden geacht dat vanwege de oproep eerdere gebeurtenissen naar boven zijn gekomen en onder de dreiging van dienstplicht een traumatische uitwerking hebben gehad.

4.8 Gelet op al het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder bij de voorbereiding niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen en dat de bestreden beschikking niet berust op een deugdelijke motivering.

4.9 De bestreden beschikking dient dan ook te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak. Voorts draagt de rechtbank verweerder op om de verklaring van de directeur van radiostation Dreamland bij het nemen van de nieuwe beslissing als novum te betrekken.

4.10 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eisers.

Derhalve moet als volgt beslist worden.

5 BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 20 december 2001;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Eelsing in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2002

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.

Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Afschrift verzonden: 23 december 2002