Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-09-2002, AE9574, AWB 02/65300

Rechtbank 's-Gravenhage, 13-09-2002, AE9574, AWB 02/65300

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 september 2002
Datum publicatie
31 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2002:AE9574
Zaaknummer
AWB 02/65300
Relevante informatie
Vreemdelingenwet 2000 [Tekst geldig vanaf 01-10-2022] art. 83

Inhoudsindicatie

AC-procedure / Iran / overspel.

De rechtbank stelt vast dat verweerder het asielrelaas van eiseres, afkomstig uit Iran, geloofwaardig acht, behoudens de overweging dat reis- en identeitsdocumenten ontbreken. Inmiddels heeft eiseres diverse documenten overgelegd die naar het oordeel van de rechtbank zijn te beschouwen als nadere onderbouwing van eiseres identiteit en asielaanvraag. De stelling van verweerder dat het thans overgelegde identiteitsdocument niet is te beschouwen als een feit of omstandigheid in de zin van artikel 83 Vw 2000, treft geen doel. Eiseres heeft al bij het eerste gehoor aangegeven dat zij bereid was haar identiteitsboekje naar Nederland te laten sturen. Dat eiseres tengevolge van de korte procedure in AC-zaken nog niet de beschikking heeft over het origineel maar slechts over een kopie, is in redelijkheid niet tegen te werpen. De rechtbank gaat er vanuit dat eiseres tracht nazending van het originele document te bewerkstelligen. Eiseres heeft thans documenten overgelegd die zijn aan te merken als relevante onderbouwing van haar asielrelaas. Ook al dateren de verklaring van de buren en het arrestatiebevel van een datum gelegen voor eiseres vertrek uit Iran, is sprake van feiten en omstandigheden in de zin van artikel 83 Vw 2000 nu eiseres niet eerder de beschikking had of kon hebben voor haar vertrek uit Iran. Gelet op de tekst van het arrestatiebevel, met betrekking tot kopieverlening daarvan aan de schoonvader van eiseres, is niet uit te sluiten dat haar schoonvader de aanklacht tegen haar heeft ingediend en daarom een kopie van de stukken heeft ontvangen.

De stelling van verweerder dat eiseres aangifte had kunnen doen van een valse aanklacht om op die wijze de bescherming in te roepen van de autoriteiten, kan niet worden gevolgd. Gebleken is dat een groot aantal getuigen een verklaring hebben ondertekend waarin eiseres wordt beschuldigd vanwege het vermeende overspel. Gelet op deze situatie kan van eiseres niet worden gevergd dat zij op die wijze tracht bescherming te krijgen bij autoriteiten van wie zij juist vervolging vreest. Voor wat betreft de datering van de gebeurtenis gaat de hier bestreden beschikking uit van een moment gelegen ongeveer twee maanden voor het vertrek van eiseres uit Iran, waarmee de datering van de documenten plausibel is. De periode tussen de gebeurtenis en de datum van vertrek uit Iran, zeker gelet op de omstandigheid dat eisers is ondergedoken, is niet zodanig lang dat geen sprake meer is van een acute vluchtsituatie.

Desgevraagd heeft verweerder aangegeven dat niet aangegeven kan worden welk beleid wordt gevoerd als duidelijk is dat sprake is van een beschuldiging van overspel. Anders dan in de werkinstructies 203 en 208 is in TBV 2001/1 daarover niets meer opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat niet is uit te sluiten dat sprake is van een bestraffing in strijd met artikel 3 EVRM. De rechtbank verwijst naar de EHRM-uitspraak van 11 juli 2000. Beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE

nevenzittingsplaats Zwolle

sector vreemdelingenrecht

regnr.: Awb 02/65300

UITSPRAAK

inzake: A,

geboren op[...] 1973,

van Iraanse nationaliteit,

mede ten behoeve van haar minderjarige kinderen

B, geboren op [...] 1990 en

C, geboren op [...] 1998,

IND dossiernummer 0208.23.8006,

gemachtigde: mr. I. Egmond-van Ladesteyn, advocaat te Utrecht,

eiseres;

tegen:

DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE

(Immigratie- en Naturalisatiedienst),

te 's-Gravenhage,

vertegenwoordigd door mr. E. Bervoets,

ambtenaar ten departemente, verweerder.

1 Procesverloop

1.1 Op 23 augustus 2002 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Bij beschikking van 25 augustus 2002 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd. Bij brief van 26 augustus 2002 is daartegen beroep ingesteld.

1.2 Het beroep is ter zitting van vrijdag 6 september 2002 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.

2 Toetsingskader

2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum dient in dat kader tevens beoordeeld te worden of de aanvraag op zorgvuldige wijze binnen 48 uur is afgedaan.

3 Standpunten

3.1 Het asielrelaas van eiseres komt op het volgende neer. Eiseres is weduwe. Ongeveer twee maanden voor haar vertrek uit Iran heeft een getrouwde buurman van eiseres geprobeerd haar te verkrachten. In de maanden daarvoor was zij al enkele malen telefonisch door hem lastig gevallen. Op een nacht drong hij haar woning binnen en heeft hij haar betast. Hij wilde eiseres verkrachten. De buurman bedreigde eiseres door te zeggen dat hij bij de sepah werkte en documenten tegen haar kon verzamelen. Omdat zij is gaan gillen kwamen de buren bij de woning. Enige minuten later arriveerde de politie. De buurman beweerde dat eiseres hem had binnengelaten, de buren kozen zijn kant. De politie verhoorde eiseres voor de deur van haar woning en zei dat zij gestenigd moest worden. Eiseres heeft gezien dat de buren een verklaring tegen haar ondertekenden. De politie gebood eiseres thuis te blijven. Zij zouden haar later komen ophalen. De buurman vertrok samen met de politie. De volgende ochtend gooiden buren stenen naar haar raam. De politie belde enkele malen om te controleren of zij thuis was. In de avond is eiseres vertrokken. Zij is naar de woning van haar vader in Teheran gegaan. Later is zij naar vrienden gegaan, tot haar vertrek uit Iran. Van haar vader heeft zij vernomen dat bij hem navraag is gedaan naar eiseres. In Teheran heeft eiseres een advocaat geraadpleegd die haar vertelde dat er niets aan de problemen te doen was als er drie getuigen waren die een verklaring tegen haar aflegden.

3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet haar identiteitsdocument heeft meegenomen, hetgeen haar wordt toegerekend. Voorts wordt eiseres toegerekend dat zij het valse, door haar gebruikte, paspoort heeft moeten afstaan aan de reisagent maar geen informatie kan verschaffen over de ten naam stelling van dat paspoort. Evenmin kan eiseres concrete informatie verschaffen over haar reisroute.

Met betrekking tot het incident met haar buurman heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij door de overheid wordt gezocht en in staat van beschuldiging is gesteld. Eiseres baseert haar relaas op vermoedens. De door de buren ondertekende verklaring heeft eiseres niet gelezen. Niet gebleken is om welke reden eiseres haar woning niet mocht verlaten. De informatie van haar vader is niet uit objectieve bron. Eisers vrees voor vervolging is gebaseerd op speculatieve verklaringen harerzijds. Eiseres is slachtoffer van een commuun delict. Eiseres heeft geen poging gedaan de bescherming van de autoriteiten in te roepen en geen aangifte gedaan van een valse beschuldiging. Eiseres heeft geen problemen die verband houden met vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Nu eiseres nog twee maanden in Teheran heeft verbleven is geen sprake van een acute vluchtsituatie. Eiseres komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid omdat geen sprake is van handelingen van overheidswege, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in (een deel van) het land van herkomst of door groeperingen waartegen de autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.

3.3 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in een kwetsbare positie verkeerde ten opzichte van de reisagent waardoor zij geen documenten kon meenemen. Het valse paspoort was in de Turkse taal gesteld, eiseres beheerst alleen het Arabische schrift waardoor zij de tekst niet kon lezen. Zij verbleef gedurende de reis naar Nederland, met twee zeer lastige kinderen, in een afgesloten slaapgedeelte van een vrachtwagen waardoor zij onmogelijk kon zien welke plaatsen en landen zij passeerde. Het vereiste dat identiteits- dan wel reispapieren moeten worden overgelegd is in strijd met artikel 31 Vluchtelingenverdrag.

Eiseres is afkomstig uit een moreel achterlijk dorp. Nadat zij op 25 jarige leeftijd weduwe werd moest zij in het dorp van haar schoonfamilie blijven wonen. Als weduwe leidde zij een eenzaam, geïsoleerd bestaan. Als alleenstaande vrouw is zij een bedreiging van alle getrouwde vrouwen. Zij was enige maanden voor de aanranding al enkele malen telefonisch lastiggevallen door haar buurman, ook toen bedreigde hij haar al als zij anderen zou vertellen over deze contacten. Eiseres durfde niet naar de autoriteiten omdat de buurman bij de Sepah behoorde. Zij kon niet terug naar Teheran omdat zij dan haar kinderen zou verliezen. Inmiddels heeft eiseres familie de beschikking gekregen over de door de buren ondertekende verklaring, een arrestatiebevel en een identiteitsbewijs, welke door eiseres zijn overgelegd. De documenten zijn eerst na de vlucht van eiseres in het bezit gekomen van haar familie, via haar schoonfamilie. Gelet op deze documenten ligt het op de weg van verweerder om de authenticiteit daarvan te onderzoeken. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, Awb 01/3848 en naar werkinstructie 208. Eiseres wijst op informatie waaruit blijkt dat op het platteland voor vrouwen een groot risico bestaat om vanwege overspel tot de doodstraf veroordeeld te worden. Voorts wijst eiseres op de in de praktijk gebruikelijke brede definitie van overspel en de extra bedreigende situatie doordat de buurman werkzaam is bij de Sepah Pasdaran.

4 Overwegingen

4.1 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Irak zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, of c, Vw 2000 dient te worden verleend. Eiseres zal daarom aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot haar persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.

4.2 Op grond van artikel 1 (A) Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.

De rechtbank stelt vast dat, behoudens de overweging met betrekking tot het ontbreken van reis- of identiteitspapieren, documenten of documenten, verweerder het asielrelaas van eiseres geloofwaardig acht. Inmiddels heeft eiseres diverse documenten en bescheiden overgelegd ter onderbouwing van de door haar gestelde nationaliteit, identiteit en asielrelaas. De rechtbank is van oordeel dat deze documenten zijn te beschouwen als nadere onderbouwing van eiseres identiteit en asielaanvraag. De eerdere tegenwerpingen van verweerder met betrekking tot de ongedocumenteerde inreis van eiseres zijn hierdoor komen te vervallen. Mede gelet op de toestand waarin eiseres verkeerde, gecombineerd met de omstandigheden waaronder de reis plaatsvond, zijn eiseres verklaringen over de reis en het ontbreken van documentatie met betrekking tot de reis onvoldoende zwaarwegend om het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig te achten. Verweerders stelling dat het thans overgelegde identiteitsdocument niet is te beschouwen als een feit of omstandigheid in de zin van artikel 83 Vw 2000 treft geen doel, nu overgelegging van het document in casu is te beschouwen als nadere onderbouwing van een reeds eerder ingenomen standpunt. Eiseres heeft immers al bij het eerste gehoor aangegeven dat zij bereid was haar identiteitsboekje naar Nederland te laten sturen. Dat zij, tengevolge van de korte procedure in AC-zaken nog niet de beschikking heeft over het origineel maar slechts over een kopie, is in redelijkheid niet tegen te werpen. Daarbij gaat de rechtbank er wel van uit dat eiseres tracht nazending van het originele document te bewerkstelligen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres thans documenten heeft overgelegd die zijn aan te merken als relevante onderbouwing van haar asielrelaas. De verklaring van de buren en het arrestatiebevel dateren van een datum gelegen voor eiseres vertrek uit Iran, maar zijn eveneens te beschouwen als een nadere onderbouwing van de eerder door eiseres naar voren gebrachte vrees voor vervolging en aanwezigheid van een door haar buren ondertekende verklaring.

Gelet op de tekst van het arrestatiebevel, met betrekking tot kopieverlening daarvan aan de schoonvader van eiseres, is niet uit te sluiten dat haar schoonvader de aanklacht tegen haar heeft ingediend en daarom een kopie van de stukken heeft ontvangen. De stelling van verweerder dat eiseres aangifte had kunnen doen van een valse aanklacht, om op die wijze de bescherming in te roepen van de autoriteiten, kan niet worden gevolgd. Immers is gebleken dat een groot aantal getuigen een verklaring hebben ondertekend waarin eiseres wordt beschuldigd vanwege het vermeende overspel. Gelet op deze situatie kan van eiseres niet worden gevergd dat zij op die wijze tracht bescherming te krijgen bij autoriteiten van wie zij juist vervolging vreest. Voor wat betreft de datering van de gebeurtenis gaat de hier bestreden beschikking uit van een moment gelegen ongeveer twee maanden voor het vertrek van eiseres uit Iran, waarmee de datering van de documenten plausibel is. De periode tussen de gebeurtenis en de datum van vertrek uit Iran, zeker gelet op de omstandigheid dat eiseres is ondergedoken, is niet zodanig lang dat geen sprake meer is van een acute vluchtsituatie.

Desgevraagd heeft verweerder aangegeven dat niet aangegeven kan worden welk beleid wordt gevoerd als duidelijk is dat sprake is van een beschuldiging van overspel. Anders dan in de werkinstructies 203 en 208 is in TBV 2001/1 daarover niets meer opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat niet is uit te sluiten dat sprake is van een bestraffing in strijd met artikel 3 EVRM, waarvoor de rechtbank mede verwijst naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 11 juli 2000 (JV 2000,240, Jabari, in het bijzonder overweging 41).

De beschikking van verweerder is terzake onvoldoende deugdelijk gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 3:46 Awb. Voorts dient nader onderzoek plaats te vinden naar de in beroep door eiseres overgelegde documenten. Het bestreden besluit komt mitsdien op deze grond voor vernietiging in aanmerking.

4.3 Gelet op het voorgaande leende de asielaanvraag zich niet voor afdoening in het aanmeldcentrum en is het beroep gegrond.

4.5 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten.

4 BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden beschikking;

- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag dient te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van 644,- euro onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Elderman in tegenwoordigheid van mr. H.T. Masmeyer griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2002.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.

Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Afschrift verzonden: 13 september 2002