Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-04-2002, AE1692, 09/757444-01

Rechtbank 's-Gravenhage, 17-04-2002, AE1692, 09/757444-01

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 april 2002
Datum publicatie
19 april 2002
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1692
Zaaknummer
09/757444-01

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

SECTOR STRAFRECHT

MEERVOUDIGE KAMER

(VERKORT VONNIS)

parketnummer 09/757444-01

's-Gravenhage, 17 april 2002

De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

thans gedetineerd in P.I. Nieuw Vosseveld (unit 6) te Vught.

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 april 2002.

De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr T.B. Trotman, is verschenen en gehoord.

Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.

De officier van justitie mr Rijsdorp heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen mes (nummer 11) zal worden onttrokken aan het verkeer.

Ten aanzien van de voorwerpen genummerd 1 tot en met 10 heeft de officier van justitie de teruggave aan de verdachte gevorderd.

Ten aanzien van de voorwerpen genummerd 12a tot en met 12 m heeft de officier van justitie de vernietiging gevorderd.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].

De telastlegging.

Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.

De bewijsmiddelen.

P.M.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 impliciet primair telastgelegde.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet alleen opzettelijk maar ook "na kalm beraad en rustig overleg" het slachtoffer van het leven heeft beroofd en overweegt daartoe het volgende.

Op grond van het verhandelde ter zitting en de inhoud van de stukken is het volgende komen vast te staan. De verdachte heeft sinds december 2000 regelmatig de dwang gevoeld om het latere slachtoffer "iets aan te doen".

Op de dag van het bewezenverklaarde feit, 29 november 2001, heeft verdachte van zijn huis een mes meegenomen en heeft zich gewapend daarmee begeven naar het huis van het slachtoffer. In het portiek van die woning pakte verdachte - die linkshandig is - het mes met zijn rechterhand uit zijn broeksband, omdat hij in zijn linkerhand een tas had. Vervolgens pakte hij die tas over in zijn rechterhand en het mes in zijn linkerhand. Kort daarop ging verdachte de desbetreffende woning in, waar het slachtoffer in de gang van zijn woning was, waarna verdachte met het mes een stekende beweging heeft gemaakt. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in de woonkamer nog enkele malen met het mes gestoken, waardoor het slachtoffer is komen te overlijden. Verdachte is na zijn handelen naar huis teruggekeerd.

De rechtbank is van oordeel dat, enerzijds in aanmerking genomen de omstandigheden dat verdachte op de datum van het bewezenverklaarde feit de dwang voelde om het latere slachtoffer iets aan te doen en hij ook met een mes van huis is gegaan om zich uiteindelijk naar de woning van het slachtoffer te begeven, en anderzijds gelet op het feit dat verdachte reeds voor het binnengaan van de woning van het slachtoffer een mes heeft overgepakt in zijn linkerhand, de verdachte minstgenomen een - zij het kort - moment heeft gehad van kalm beraad en rustig overleg voorafgaand aan de uitvoering van zijn besluit om het slachtoffer van het leven te beroven.

De bewezenverklaring.

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.

Strafbaarheid van de verdachte.

Verdachte is onderzocht door een tweetal gedragsdeskundigen, de psychiater drs H.E.M. van Beek en de psycholoog drs W.J.L. Lander. Beiden hebben hun bevindingen gerapporteerd respectievelijk op 13 maart 2002 en 3 maart 2002.

De conclusie van deze deskundigen luidt, kort en zakelijk weergegeven:

Drs H.E.M. van Beek:

Er is bij verdachte sprake van een chronische paranoïde psychose in het kader van een schizofrene ontwikkeling alsmede cocaïnemisbruik. Vanaf het begin van de negentiger jaren ontstaan geleidelijk aan de symptomen hiervan.

Ten tijde dat de ten laste gelegde feiten zouden zijn begaan, was er bij verdachte sprake van een ziekelijke storing van zijn geestvermogens in de vorm van een paranoïde psychose. Ik acht verdachte ontoerekeningsvatbaar voor het hem ten laste gelegde voor zover dat zij bewezen. Opgemerkt dient te worden dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde en zes weken daarvoor geen cocaïne had gebruikt.

Drs W.J.L. Lander:

De persoonlijkheid van betrokkene is in enige mate gekenmerkt door antisociale trekken. Meer op de voorgrond staat echter de chronische psychotische stoornis, mogelijk in het kader van paranoïde schizofrenie. Tevens is sprake van misbruik van alcohol en cocaïnegebruik in remissie.

Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een paranoïde psychotische stoornis met als gevolg een gestoorde realiteitstoetsing.

Het plegen van het ten laste gelegde kan vanuit de ziekelijke stoornis van de geestvermogens verklaard worden. Derhalve moet betrokkene met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, ontoerekeningsvatbaar worden geacht. De kans op recidive wordt als zeer reëel geacht. Naar eigen rapportage is betrokkene sinds minimaal 2 jaar paranoïde psychotisch en hij is reeds ruim 1 jaar in behandeling vanwege deze psychotische stoornis

Beide deskundigen adviseren tot de maatregel van ter beschikking stelling met dwangverpleging.

De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en maakt die tot de hare dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit een zodanige ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond dat dit hem niet kan worden toegerekend.

Verdachte zal mitsdien worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Het bij dagvaarding telastgelegde en thans bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.

Naar het oordeel van de rechtbank eist - mede in het licht van de omtrent verdachte uitgebrachte rapportages - de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de maatregel van ter beschikking stelling en zal de rechtbank overeenkomstig de adviezen van de beide deskundigen een last tot ter beschikking stelling van verdachte geven en bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Andere lichtere vormen van psychiatrische behandeling van verdachte doen geen recht aan de ernst en de periode van verdachtes psychiatrische stoornis, zodat deze thans buiten beeld dienen te blijven.

Inbeslaggenomen voorwerpen.

De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 11 onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 t/m 10.

Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 12a t/m 12m, in eigendom toebehoren.

De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten

De vordering van de benadeelde partij.

[benadeelde partij], wonende te 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot EUR 5.819,08.

Deze vordering, is door de verdediging onvoldoende weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.

De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering toewijzen.

De toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:

- 37a, 37b, 39 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing.

De rechtbank,

verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

moord;

verklaart het bewezene strafbaar;

verklaart verdachte niet strafbaar;

ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;

gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;

beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;

verklaart onttrokken aan het verkeer het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 11;

gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 t/m 10;

gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 12a t/m 12m;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:

om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], een bedrag van EUR 5.819,08, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door

mrs Verheij, voorzitter,

Schaffels en Van Delden, rechters,

in tegenwoordigheid van Groot, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2002.