Home

Rechtbank Rotterdam, 28-02-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1513, ROT 21/1079

Rechtbank Rotterdam, 28-02-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1513, ROT 21/1079

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
28 februari 2022
Datum publicatie
2 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:1513
Zaaknummer
ROT 21/1079

Inhoudsindicatie

Bezwaar tegen omgevingsvergunning terecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is geen belanghebbende. Zicht op vergund gebouw wordt weggenomen door ander gebouw dat al was gebouwd op grond van een in werking getreden, maar nog niet onherroepelijke omgevingsvergunning. Geen andere feitelijke gevolgen van enige betekenis.

Uitspraak

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/1079

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A. van Dommelen).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam vergunninghoudster], te [vestigingsplaats vergunninghoudster], vergunninghoudster (gemachtigde: [naam 1]).

Procesverloop

In het besluit van 24 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfspand met twee hallen en kantoorruimte, het realiseren van uitritten en het plaatsen van een vlaggenmast aan de [adres 1].

In het besluit van 14 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2]. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

  1. Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belanghebbende is bij dat besluit. Verweerder heeft daarbij bepalend geacht dat eiser op ongeveer 130 m afstand woont en vanaf zijn perceel en vanuit zijn woning geen zicht heeft op het bouwplan. Het bedrijfspand aan de [adres 2] belemmert zijn uitzicht namelijk volledig. Dit gebouw is 9 m hoog en 24,5 m breed. Volgens verweerder is de ruimtelijke uitstraling van de vergunde bebouwing niet zo groot dat eiser ondanks het ontbreken van zicht rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. De verkeersafwikkeling van het bedrijventerrein vindt niet plaats via de [straatnaam], waaraan eiser woont.

  2. In deze procedure kan alleen worden beoordeeld of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij de beantwoording van die vraag is bepalend of eiser op het moment dat op het bezwaar werd beslist belanghebbende was. De inhoudelijke beroepsgronden die eiser over de omgevingsvergunning heeft aangevoerd, kunnen in deze procedure niet worden beoordeeld. Als het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, zal verweerder namelijk eerst een nieuwe beslissing op het bezwaar moeten nemen en daarbij moeten ingaan op de inhoudelijke gronden in het bezwaarschrift.

3. Eiser betoogt dat verweerder zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij stelt dat hij wel degelijk uitzicht heeft op het bedrijfspand waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. Verweerder had volgens hem niet mogen uitgaan van de aanwezigheid van het bedrijfsgebouw aan de [adres 2], omdat hij beroep heeft ingesteld tegen de verlening van de omgevingsvergunning voor dat gebouw. Daarnaast zijn er volgens eiser directe gevolgen door waardevermindering van zijn woning als gevolg van geluidoverlast, fijnstof, stikstof en vermindering van de ruimtelijke kwaliteit en het woon- en leefklimaat.

4. Uit artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat alleen een belanghebbende bezwaar kan maken tegen een besluit.

In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

5. Bij de beantwoording van de vraag of eiser belanghebbende is bij het primaire besluit, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

6. Eiser woont aan de [adres 3] op een afstand van ongeveer 130 m van het voorziene bedrijfspand. Tussen zijn woning en [adres 1] staat het bedrijfsgebouw aan de [adres 2]. Niet in geschil is dat dit bedrijfsgebouw het zicht op [adres 1] geheel wegneemt. De omgevingsvergunning is verleend op 24 september 2020. Het bedrijfsgebouw aan de [adres 2] was toen al gebouwd. Op het moment van de bouw was daarvoor al een omgevingsvergunning verleend en in werking getreden. Verweerder is bij het nemen van het bestreden besluit terecht uitgegaan van deze feitelijk bestaande en legale situatie. Dat de omgevingsvergunning voor [adres 2] op dat moment nog niet onherroepelijk was omdat daartegen beroep was ingesteld, maakt dat niet anders. Verweerder mocht er dan ook van uitgaan dat eiser geen zicht zal hebben op het bedrijfspand [adres 1].

Verder is niet gebleken dat eiser andere feitelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat het verkeer niet via de [straatnaam] wordt afgewikkeld, maar via een brug aan de zuidwestkant van het perceel en de daarop aansluitende weg. Daarnaast blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat het parkeren en het laden en lossen van vrachtwagens ook aan de zuidwestkant van het perceel zal plaatsvinden en daarmee op aanzienlijke afstand van het perceel van eiser. Door de inrichting van het terrein is aannemelijk dat de vrachtwagens niet verder zullen rijden dan het laaddok. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de weg op het eiland waarop het bedrijfsgebouw staat zal worden doorgetrokken naar de [straatnaam], maar daar voorziet het primaire besluit niet in. Gelet hierop heeft verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen belanghebbende is bij het primaire besluit. Verweerder heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

7. Het beroep is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Teuben, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2022.

De rechter en griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?