Home

Rechtbank Rotterdam, 11-02-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1030, 9491470

Rechtbank Rotterdam, 11-02-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:1030, 9491470

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
11 februari 2022
Datum publicatie
17 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:1030
Zaaknummer
9491470

Inhoudsindicatie

Niet nakomen verplichtingen Zorgverzekeringswet

Uitspraak

zaaknummer: 9491470 \ CV EXPL 21-33991

uitspraak: 11 februari 2022

vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

de naamloze vennootschap

VGZ Zorgverzekeraar N.V.,

gevestigd te Arnhem,

eiseres,

thans gedaagde in verzet

gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,

tegen

[naam curator] , handelend onder de naam 010bewindvoering, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

thans eiser in verzet,

gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.

Partijen worden hierna verder aangeduid als “VGZ” en “ [naam curator] q.q.”.

1. Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:

-

de oorspronkelijke dagvaarding van 9 juni 2021, met producties;

-

het verstekvonnis van 10 augustus 2021;

-

de verzetdagvaarding van 30 september 2021, met één productie;

-

de conclusie van antwoord in oppositie, met producties.

-

de conclusie van repliek in oppositie.

1.2.

De uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1.

Tussen VGZ en [gedaagde] is een zorgverzekeringsovereenkomst met polisnummer [nummer polis] /VGZ tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] onder meer verzekeringspremie, eigen risico, eigen bijdrage en eventuele door VGZ voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.

2.2.

[gedaagde] heeft een achterstand in de betaling van de verzekeringspremie over de periode van januari 2020 tot en met juli 2020 en de zorgkostennota van 15 april 2021

laten ontstaan van in totaal € 1.086,87.

2.3.

De gemachtigde van VGZ heeft [gedaagde] bij brief van 20 mei 2021 aangemaand om binnen een termijn van 14 dagen vanaf de dag dat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, een totaalbedrag van € 1.089,48 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met de wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van

€ 193,27 inclusief btw.

2.4.

Op 9 juni 2021 heeft VGZ [gedaagde] gedagvaard in verband met de ontstane betalingsachterstand.

2.5.

Per 7 juli 2021 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] met benoeming van [naam curator] q.q. als bewindvoerder.

2.6.

Bij onder zaaknummer 9290738 \ CV EXPL 21-21295 gewezen verstekvonnis van

10 augustus 2021 werd [gedaagde] , overeenkomstig de eis van VGZ, veroordeeld tot betaling aan VGZ van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding alsmede de nakosten.

3. Het geschil

3.1.

VGZ heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 500,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure en de nakosten.

3.2.

Aan haar vordering heeft VGZ - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.

[gedaagde] is in gebreke gebleven met tijdige en volledige betaling van de door hem uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst aan VGZ verschuldigde premie over de periode van januari 2020 tot en met juli 2020 en de zorgkostennota van 15 april 2021, ten bedrage van in totaal € 1.086,87. VGZ zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven.

VGZ maakt tevens aanspraak op de wettelijke rente tot 8 juni 2021 van € 25,57 alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 193,27 inclusief btw.

3.3.

De vordering van VGZ is dientengevolge als volgt opgebouwd:

Hoofdsom € 1.086,87

Wettelijke rente tot 08-06-2021 € 25,57

Buitengerechtelijke kosten € 193,27

--------------

Subtotaal € 1.305,71

Voldaan € 22,01 -/-

--------------

Totaal € 1.283,70

VGZ beperkt om haar moverende redenen haar vordering tot € 500,00 aan hoofdsom, maar reserveert uitdrukkelijk haar rechten voor het resterende deel van de vordering.

3.4.

[naam curator] q.q. heeft bij verzetdagvaarding gevorderd hem te ontheffen van de bij voormeld verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling en hem te veroordelen tot betaling van de hoofdsom, althans het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan vanaf de datum waarop hij in gebreke is tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van VGZ in de kosten van het geding en de nakosten.

3.5.

Daaraan heeft [naam curator] q.q. - zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat VGZ als zorgverzekeraar de wettelijk omlijnde procedure tot het voorkomen van incasso- en gerechtelijke procedures niet dan wel onvoldoende heeft nageleefd en deze niet serieus heeft genomen. Uit niets blijkt dat VGZ zich heeft gehouden aan de in artikel 18a van de Zorgverzekeringswet (Zvw) opgenomen verplichting om uiterlijk tien werkdagen nadat een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie ter hoogte van twee maandpremies is geconstateerd, de verzekeringnemer een aanbod tot het treffen van een betalingsregeling te doen. Voorts is niet gebleken dat VGZ zich heeft gehouden aan de in artikel 18b Zvw vastgelegde verplichting om zo spoedig mogelijk, nadat een achterstand in de betaling van de verschuldigde premie ter hoogte van vier maandpremies is geconstateerd, aan de verzekeringnemer mede te delen dat zij voornemens is over te gaan tot een melding aan het CAK in verband met de heffing van de bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18c Zvw.

3.6.

VGZ heeft daarnaast artikel 6.5.4 van de Regeling zorgverzekering - in welk artikel is bepaald wanneer er voldoende inspanning door de zorgverzekeraar is verricht in het kader van het innen van de zorgpremie - in het geheel niet nageleefd.

3.7.

Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4. De beoordeling

5. De beslissing