Home

Rechtbank Rotterdam, 20-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13118, 10/039980-20

Rechtbank Rotterdam, 20-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13118, 10/039980-20

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
20 december 2021
Datum publicatie
5 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:13118
Zaaknummer
10/039980-20

Inhoudsindicatie

Art. 6:6:14 Sv. Tussentijdse ISD-toets. Het wordt noodzakelijk geacht de maatregel voort te zetten, zodat er passende dagbesteding en huisvesting kan worden gevonden. Als de maatregel voortijdig beëindigd wordt, is de kans op terugval, en daarmee de kans op recidive, groot. Voortzetting van de maatregel is daarom nog altijd vereist. Er is dan ook geen grond om tot beëindiging over te gaan. Het verzoek tot aanhouding van de zaak zal worden afgewezen. Het ligt niet in de rede dat over drie maanden anders zal worden gedacht over de noodzaak van voortzetting. Ook wordt voor aanhouding geen aanleiding gezien om druk uit te oefenen op de instanties bij het verkrijgen van huisvesting voor de veroordeelde. De indruk bestaat namelijk niet dat het gevoel van urgentie bij de betrokken instanties ontbreekt.

Uitspraak

Team straf 2

Parketnummer: 10/039980-20

Datum uitspraak: 20 december 2021

Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde] ,

verblijvende in de FPK Rotterdam te Poortugaal,

raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1. Procesverloop

Bij vonnis van deze rechtbank van 11 juni 2020 is aan de veroordeelde opgelegd de

maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel)

voor de duur van twee jaren.

Op 22 november 2021 is namens de veroordeelde ingediend een verzoek tot een tussentijdse beoordeling van de van de ISD-maatregel.

De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 20 december 2021. De officier van justitie mr. W.D. van den Berg, de veroordeelde en haar raadsman zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord [persoon A] , [naam functie] PI Zwolle.

2. Standpunten

Het verzoek van de veroordeelde is niet zozeer gericht tegen de beëindiging van de ISD-maatregel, maar meer bedoeld druk uit te oefenen op de instellingen om binnen het half jaar dat nog resteert een plaats in een begeleid woonvorm voor de veroordeelde te vinden

Door de [naam functie] [persoon A] is op 9 december 2021 een voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel uitgebracht. Daarin wordt geadviseerd de maatregel te continueren, zodat de voortgang van de behandeling en het bieden van een perspectief maximaal geborgd blijft. Bij opheffing van de maatregel zal het traject van de veroordeelde bruut onderbroken worden. Er is op dit moment geen huisvesting en dagbesteding voor veroordeelde, waardoor de kans op een terugval zeer aannemelijk is.

Op zitting heeft mevrouw [persoon A] toegelicht dat de veroordeelde is aangemeld voor begeleid wonen. Uitgangspunt daarbij is een instelling met een WMO-indicatie, zoals Pameijer. Daar is echter een lange wachtlijst. De uitstroomcoördinator is daarom ook naar andere mogelijkheden aan het kijken. Mevrouw [persoon A] heeft voorgesteld om met de uitstroomcoördinator en de reclassering op korte termijn bij elkaar te komen om ervoor te zorgen dat de veroordeelde na afloop van de maatregel huisvesting zal hebben in de vorm van begeleid wonen. Wat betreft de nazorg zullen de reclassering en het FACT-team betrokken blijven bij de veroordeelde.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel en zich verzet tegen aanhouding van het verzoek.

3. Beoordeling

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting

van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 van het

Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de maatregel strekt tot beveiliging van de

maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.

Op grond van de hiervoor weergegeven standpunten en dat wat op zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde momenteel abstinent is van drugs en dat zij - mede hierdoor - stabiel functioneert. Het wordt noodzakelijk geacht de maatregel voort te zetten, zodat er passende dagbesteding en huisvesting kan worden gevonden. Als de maatregel voortijdig beëindigd wordt, is de kans op terugval, en daarmee de kans op recidive, groot. Voortzetting van de maatregel is daarom nog altijd vereist. Er is dan ook geen grond om tot beëindiging over te gaan.

Het verzoek tot aanhouding van de zaak zal worden afgewezen. Het ligt niet in de rede dat over drie maanden anders zal worden gedacht over de noodzaak van voortzetting. Ook wordt voor aanhouding geen aanleiding gezien om druk uit te oefenen op de instanties bij het verkrijgen van huisvesting voor de veroordeelde. De indruk bestaat namelijk niet dat het gevoel van urgentie bij de betrokken instanties ontbreekt.

Wel wordt benadrukt dat het van groot belang is dat de veroordeelde na afloop van de maatregel passende huisvesting heeft. Met het oog daarop wordt ervan uitgegaan dat op de kortst mogelijk termijn, bij voorkeur begin januari 2022, alle betrokken partijen, waaronder de casemanager, de uitstroomcoördinator en de reclassering, bij elkaar zullen komen.

4. Beslissing