Home

Rechtbank Rotterdam, 24-07-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:6685, 8224641 / CV EXPL 19-53478

Rechtbank Rotterdam, 24-07-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:6685, 8224641 / CV EXPL 19-53478

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
24 juli 2020
Datum publicatie
28 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:6685
Zaaknummer
8224641 / CV EXPL 19-53478

Inhoudsindicatie

Geen verkapt hoger beroep. Opschorting verzorgen pianolessen wegens wanbetaling. Vernietiging onredelijk bezwarend beding in algemene voorwaarden.

Uitspraak

zaaknummer: 8224641 / CV EXPL 19-53478

uitspraak: 24 juli 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,

eiser in conventie,

verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,

gemachtigde: mr. M.N. Mense te Haarlem,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,

gedaagde in conventie,

eiser in (voorwaardelijke) reconventie,

die schriftelijk heeft gereageerd.

Partijen zullen hierna worden aangeduid als “ [eiser 1] ” en “ [gedaagde] ”.

1. Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.

-

het exploot van dagvaarding van 6 december 2019, met producties;

-

de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;

-

het tussenvonnis van 29 januari 2020 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;

-

de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie;

-

de conclusie van repliek in conventie;

-

de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in (voorwaardelijke) reconventie.

1.2.

In verband met het coronavirus heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij akkoord zijn met het voorstel de procedure schriftelijk voort te zetten, omdat de mondelinge behandeling anders zou worden uitgesteld tot een nader te bepalen datum. Daar partijen die vraag bevestigend hebben beantwoord, heeft de mondelinge behandeling geen doorgang gehad en is de procedure schriftelijk voortgezet.

1.3.

De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1.

[gedaagde] drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het geven van muziekles.

2.2.

Op 11 december 2017 zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] 38 pianolessen zou verzorgen voor de minderjarige dochter van [eiser 1] tegen een door [eiser 1] gedurende twaalf maanden te betalen bedrag van € 62,42 per maand. In de zomervakantie vinden geen pianolessen plaats.

2.3.

Op de overeenkomst tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van [gedaagde] van toepassing. De algemene voorwaarden luiden, voor zover thans van belang, als volgt:

“(..) De overeenkomst wordt aangegaan voor de periode van een jaar, met ingang op 1 september. Als de overeenkomst op een ander tijdstip ingaat, loopt de overeenkomst minimaal 12 maanden door. De overeenkomst wordt jaarlijks automatisch verlengd. Opzegging dient door de (ouders/verzorgers van de) leerling schriftelijk te gebeuren een maand voor het verlengen van de overeenkomst.

(..)

Bij het niet tijdig betalen van het verschuldigde bedrag komen, na 2 herinneringen, de wettelijke rente evenals alle kosten van invordering, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk (o.a. aanmaningen) voor rekening van de (ouders/verzorgers van de) leerling. Daarnaast worden de lessen gestaakt tot dat het verschuldigde bedrag voldaan is. De gemiste lessen worden niet ingehaald of terugbetaald.

(..)

Bij bijvoorbeeld ernstige betalingsachterstand of wangedrag kan [naam muziekschool] besluiten om een leerling de toegang tot de lessen te ontzeggen. De betalingsverplichting van het lesgeld blijft van kracht. (..)”

2.4.

Na betaling van de eerste vijf maandelijkse termijnen van € 62,42 is [eiser 1] in gebreke gebleven met betaling van de maandelijkse termijnen.

2.5.

Op 23 augustus 2018 heeft [gedaagde] de dochter van [eiser 1] de toegang tot de pianolessen ontzegd omdat [eiser 1] weigerde het op dat moment openstaande bedrag van € 124,84 te betalen.

2.6.

Bij e-mail van 20 september 2018 heeft [eiser 1] het volgende aan [gedaagde] bericht:

Geachte heer [gedaagde] ,

Ik ben niet eens met deze factuur. Er zijn geen diensten geleverd en de abonnement is opgezegd en beëindigd!!

Groeten,

[eiser 1]

2.6.

Bij dagvaarding van 10 december 2018 heeft [gedaagde] gevorderd [eiser 1] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 436,94 aan zeven maandelijkse termijnen, vermeerderd met rente en kosten.

2.7.

Bij onder zaaknummer 7419868 / CV EXPL 18-5730 gewezen vonnis van 19 juni 2019 van de kantonrechter te Leiden is [eiser 1] overeenkomstig de eis van [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 436,94, vermeerderd met rente en kosten.

2.8.

Op 4 juli 2019 heeft [eiser 1] voldaan aan het vonnis.

3. Het geschil in conventie

3.1.

[eiser 1] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair [gedaagde] te veroordelen tot het (laten) geven van 22 pianolessen aan zijn dochter, onder last van een dwangsom van € 50,00 per week voor iedere week of deel van een week dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van 52 weken, subsidiair voor recht te verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten en [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de schade op te maken bij staat, althans tot vergoeding van de schade begroot op € 770,00, meer subsidiair de overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 436,94 en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 79,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding en primair, subsidiair en meer subsidiair [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Aan die vorderingen heeft hij - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. In de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 19 juni 2019 heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat hij zijn verplichting tot het verzorgen van de pianolessen heeft opgeschort, aangezien [eiser 1] toen in gebreke was met betaling van de maandelijkse termijnen. Nadat [eiser 1] aan het vonnis heeft voldaan, heeft hij [gedaagde] verzocht de nog resterende 22 pianolessen te verzorgen. [eiser 1] heeft hier immers inmiddels voor betaald. [gedaagde] heeft dit geweigerd.

De schadevergoeding die [eiser 1] subsidiair vordert ziet op het lesgeld dat hij voor 22 pianolessen aan een derde zal moeten betalen en waarvan de hoogte nog niet vast staat. De hoogte van de schade begroot [eiser 1] subsidiair op € 35,00 per les en daarmee op € 770,00 in totaal. Meer subsidiair komt [eiser 1] de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst toe, daar [gedaagde] in verzuim is met het verzorgen van de resterende 22 pianolessen. De ontbinding van de overeenkomst heeft tot gevolg dat [eiser 1] aanspraak kan maken op terugbetaling van € 436,94, omdat hij dit bedrag heeft betaald terwijl [gedaagde] de resterende 22 pianolessen nog niet verzorgd heeft. Ook dient [gedaagde] dan een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten te betalen.

3.3.

[gedaagde] heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] , met veroordeling van [eiser 1] in de werkelijke proceskosten, dan wel in de proceskosten, daaronder begrepen de noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten, de buitengerechtelijke kosten, een schadevergoeding voor het rauwelings procederen en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair heeft hij verzocht de schadevergoeding op nihil te stellen, dan wel de te geven pianolessen vast te stellen op 13 dan wel een terugbetaling van € 256,62 dan wel de verplichting tot nakoming ernstig te matigen, met afwijzing van de dwangsom, de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

3.4.

Hij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [eiser 1] is niet ontvankelijk in zijn vorderingen. Onderhavige procedure lijkt een verkapt hoger beroep omdat het eerder tussen partijen gewezen vonnis van 19 juni 2019 in kracht van gewijsde is gegaan en [eiser 1] in de dagvaarding van 6 december 2019 dezelfde argumenten aanvoert als in de procedure die tot dat vonnis heeft geleid. Bovendien is sprake van misbruik van procesrecht aangezien [eiser 1] [gedaagde] rauwelings heeft gedagvaard en hij enkel uit is op het schaden van [gedaagde] .

[gedaagde] is niet gehouden tot het verzorgen van 22 gemiste pianolessen. In de algemene voorwaarden van [gedaagde] is opgenomen dat bij het niet tijdig betalen van het cursusgeld de lessen worden gestaakt totdat het verschuldigde bedrag is voldaan en dat gemiste lessen niet ingehaald of terugbetaald worden. De opschorting heeft [eiser 1] aan zichzelf te wijten door de maandelijkse termijnen in de zomervakantie niet door te betalen. De gevolgen daarvan dienen dan ook voor zijn rekening en risico te komen. Zelfs in het geval de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn, is [gedaagde] niet gehouden de gemiste lessen alsnog te verzorgen omdat dit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [gedaagde] heeft de kosten voor het reserveren van een tijd en de betaling van een docent over 2018 reeds gemaakt. Indien [gedaagde] de lessen uit dat jaar in 2020 alsnog zou moeten verzorgen, moet hij die kosten wederom maken terwijl hij dan ook een betalende klant kan inplannen. Overigens heeft [gedaagde] reeds 25 van de 38 pianolessen verzorgd. [eiser 1] heeft geen recht op schadevergoeding. Ook komt hem niet de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst toe.

4. Het in geschil in (voorwaardelijke) reconventie

5. De beoordeling

6. De beslissing