Home

Rechtbank Rotterdam, 10-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3221, 594762 / HA RK 20-326

Rechtbank Rotterdam, 10-04-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3221, 594762 / HA RK 20-326

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
10 april 2020
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:3221
Zaaknummer
594762 / HA RK 20-326

Inhoudsindicatie

Verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. De gewraakte rechters behandelden de zaak van verzoeker niet meer op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Geen rechtsgrond voor verwijzing van wrakingsverzoek naar andere rechtbank. Overweging ten overvloede ten aanzien van het niet kenbaar maken van de namen van de rechters die de zaak van verzoeker behandelden (vervolg van ECLI:NL:RBROT:2020:3159 en ECLI:NL:RBROT:2020:3160).

Uitspraak

Meervoudige kamer voor wrakingszaken

Zaaknummer / rekestnummer: 594762 / HA RK 20-326

Beslissing van 10 april 2020

op het verzoek van

[naam verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

strekkende tot wraking van:

mr. G.A.F.M. Wouters, mr. A. Verweij en mr. K.A. Baggerman, rechters in de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechters).

1 Het procesverloop en de processtukken

De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken in deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaakten, heeft op 8 april 2020 een beslissing uitgesproken ten aanzien van het verzoek van verzoeker tot wraking van mr. A.A. Kalk en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar. Die wrakingsprocedure draagt als kenmerk 594613 / HA RK 20-318

Voormelde beslissing is door de griffier per e-mailbericht van 8 april 2020 te 13.57 uur toegezonden aan verzoeker.

Bij e-mailbericht van 8 april 2020 te 14.15 uur heeft verzoeker wraking van de rechters verzocht.

Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven wrakingsprocedure, waarin zich onder meer bevindt de beslissing van 8 april 2020.

2 De beoordeling van het verzoek

Verzoek tot verwijzing

2.1

Verzoeker deelt in het wrakingsverzoek mee dat hij ervan uitgaat dat zijn wrakingsverzoeken vanaf heden conform artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie worden toegezonden aan een andere rechtbank. Hij voegt daaraan toe dat er recent een uitwisselingspilot bestond tussen de gerechtshoven Den Haag en Amsterdam, zodat dit niet zo vreemd is. Ten slotte merkt verzoeker op dat hij dit al eerder aan de wrakingskamer en de president heeft verzocht, maar dat zij beiden niet thuis geven.

2.2

Voor zover verzoeker met deze mededelingen heeft willen betogen dat zijn verzoek tot wraking van de rechters moet worden verwezen naar een andere rechtbank, wijst de wrakingskamer dat verzoek af omdat daarvoor geen rechtsgrond aanwezig is.

Het door verzoeker aangehaalde wetsartikel ziet op de situatie waarin de rechtbank van oordeel is dat door betrokkenheid van de rechtbank behandeling van de zaak door een andere rechtbank gewenst is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in dit geval geen sprake.

De verwijzing naar de pilot, welke ten aanzien van wrakingsverzoeken heeft plaatsgevonden tussen de genoemde gerechtshoven, was een proefproject ten behoeve van studie naar de effecten van een behandeling van wrakingsverzoeken door een ander gerecht. Aan een dergelijke proef kunnen – zo lang de wetgever daaraan geen conclusies heeft verbonden en daarop geen nieuwe wetgeving ter zake van wraking heeft gebaseerd – geen rechten worden ontleend door verzoeker.

De ontvankelijkheid van het verzoek

2.3

Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 8:15 Awb kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.

2.4

Bij uitspraak van 8 april 2020 hebben de rechters in de hiervoor omschreven wrakingsprocedure een beslissing gegeven. Die beslissing is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechters is geëindigd.

2.5

Het wrakingsverzoek is na de uitspraak van voormelde beslissing ingediend.

Uit het vorenstaande volgt dat de rechters de zaak niet meer behandelden op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechters. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder behandeling van het verzoek ter zitting van de wrakingskamer niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

Overweging ten overvloede

2.6

Het verzoek tot wraking van de rechters is gebaseerd op de omstandigheid – kort samengevat – dat aan verzoeker niet de namen van de rechters bekend zijn gemaakt voordat hun beslissing van 8 april 2020 werd uitgesproken. Verzoeker is van mening dat dit in strijd is met de code zaakstoedeling van 27 januari 2020, de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het recht op een eerlijk proces en het daarbij behorende recht om actief en daadwerkelijk te participeren.

2.7

Het verzoek van verzoeker tot wraking van rechters mr. Kalk en mr. Wilbers-Taselaar is door hem ingezonden per e-mailbericht van 7 april 2020 te 11.59 uur.

De beslissing van de rechters van 8 april 2020 is door de griffier, aansluitend aan de uitspraak van die beslissing, per e-mailbericht van 8 april 2020 te 13.57 uur aan verzoeker toegezonden.

De wrakingskamer vermag niet in te zien wat het belang van verzoeker kan zijn geweest bij het vernemen van de namen van de rechters in de tijdspanne tussen de twee genoemde tijdstippen, anders dan dat hij – zoals hij in talrijke eerdere wrakingsprocedures heeft gedaan – zal nagaan of hij de rechters in eerdere (wrakings)procedures heeft getroffen en zo ja, die rechters zal wraken. Juist ten aanzien van die situatie heeft de wrakingskamer op 8 april 2020 beslist dat wrakingsverzoeken van verzoeker op die gronden gedurende een periode van twaalf maanden niet meer in behandeling worden genomen.

2.8

De verwijzing van verzoeker naar de code zaakstoedeling snijdt in dit verband geen hout. De code zaakstoedeling is vastgesteld door het Overleg van presidenten van de gerechten en leden van de Raad voor de rechtspraak op 27 januari 2020. Zij heeft tot doel te waarborgen dat rechtszaken op basis van objectieve maatstaven aan de rechters worden toegedeeld. De besturen van de gerechten leggen in de bestuursreglementen nadere regels vast voor de zaakstoedeling binnen hun gerecht. De in de code neergelegde uitgangspunten vormen hiervoor de basis. De bestuursreglementen worden gepubliceerd zodra ze gereed zijn.

2.9

Uit het vorenstaande volgt dat de code zaakstoedeling niet betreft wet- of regelgeving waaraan verzoeker rechten kan ontlenen. Daar komt bij dat artikel 5 van de code weliswaar bepaalt dat de naam van de rechter tijdig aan partijen bekend wordt gemaakt, maar uit de toelichting op dat artikel volgt dat die bekendmaking tijdig dient te geschieden met het oog op een te houden zitting. In geval van het verzoek van verzoeker tot wraking van rechters mr. Kalk en mr. Wilbers-Taselaar is geen sprake geweest van een zitting, omdat de rechters van oordeel waren dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk was en dat op het verzoek zonder voorafgaande zitting kon en moest worden beslist.

2.10

Ten slotte kan ook de verwijzing door verzoeker naar de artikelen 6 en 13 van het EVRM niet tot een ander oordeel leiden. Immers, uit vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat de hoofdregel dat de behandeling van een wrakingsverzoek niet achterwege mag worden gelaten, betrekking heeft op een verzoek dat "does not immediately appear to be manifestly devoid of merit". Het verzoek van verzoeker tot wraking van rechters mr. Kalk en mr. Wilbers-Taselaar was kennelijk niet-ontvankelijk en daarmee ‘manifestly devoid of merit”.

3 De beslissing

De rechtbank:

- wijst af het verzoek van verzoeker tot verwijzing van het wrakingsverzoek naar een andere rechtbank;

- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. G.A.F.M. Wouters, mr. A. Verweij en mr. K.A. Baggerman.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.J. van den Berg, voorzitter, mr. P. Joele en

mr. I.K. Rapmund, rechters.

Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. P. Joele uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2020 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.

Verzonden op:

aan:

- verzoeker

- mr. G.A.F.M. Wouters

- mr. A. Verweij

- mr. K.A. Baggerman