Home

Rechtbank Rotterdam, 14-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:1103, 10/996540-15

Rechtbank Rotterdam, 14-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:1103, 10/996540-15

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
14 februari 2019
Datum publicatie
14 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2019:1103
Zaaknummer
10/996540-15

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft als ambtenaar bij de douane in Rotterdam tussen 1 januari 2015 en 30 januari 2016 giften en beloften van meer dan € 60.000 aangenomen. Daarnaast heeft de verdachte zich in de periode tussen 1 juni 2011 en 30 januari 2016 schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van meer dan € 70.000. De rechtbank heeft de verdachte van de zes overige feiten van medeplegen van (voorbereiding van) invoer van cocaïne en ambtelijke corruptie vrijgesproken. Hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar.

Uitspraak

Team straf 1

Parketnummer: 10/996540-15

Datum uitspraak: 14 februari 2019

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres

[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsman mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22, 24, 25 januari en 1 februari 2019.

2 Tenlastelegging en samenvatting van het onderzoek

Van 2002 tot zijn aanhouding op 1 maart 2016 was de verdachte in dienst bij de Belastingdienst/Douane te Rotterdam, sinds eind 2008 in de functie van selecteur bij de afdeling pre-arrival. De kerntaak van deze afdeling is het onderzoeken of er nadere controles moeten worden uitgevoerd op zendingen (containers), die via zeehavens Nederland binnenkomen.

Aan de verdachte is - kort samengevat - ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 30 april 2012 met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de invoer van cocaïne in (twee) containers en dat hij zich als ambtenaar van de douane heeft laten omkopen om bij die invoer te helpen (Onderzoek Vinson; feiten 1 en 2). Verder is hem ten laste gelegd dat hij tussen 2012 en 2016 met anderen (twee) containers met cocaïne heeft ingevoerd; dat hij betrokken is geweest bij de voorbereiding van die invoer en; dat hij tussen 2011 en 2016 als douaneambtenaar vertrouwelijke informatie heeft gelekt (onderzoek Stekelbaars; feiten 3 t/m 5 en 7). Onder feit 6 is een feit aangebracht dat, voor zover van belang, betreft het zich als ambtenaar laten omkopen in de periode 1 januari 2015 tot en met 30 januari 2016. Ten slotte is onder feit 8 (gewoonte)witwassen ten laste gelegd in de periode 1 juni 2011 tot en met 30 januari 2016. De tekst van de nader omschreven en op 24 januari 2019 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

Het opsporingsonderzoek is verricht door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). De verdachte is na zijn aanhouding op 1 maart 2016 in verzekering gesteld en, na hoger beroep bij de raadkamer, in bewaring gesteld en uiteindelijk gevangengehouden. De voorlopige hechtenis is geschorst op 20 oktober 2016.

De zaak heeft voor het eerst (pro forma) op zitting gestaan op 17 juni 2016. Daarna heeft de zaak in totaal acht maal voor regie op zitting gestaan. Op 10 januari 2018 heeft de verdediging omvangrijke onderzoekswensen ingediend. Op 25 april 2018 is daarover nog nader regie gevoerd. De beslissingen van de rechtbank van 10 januari en 25 april 2018 zijn gepubliceerd (ECLI:NL:RBROT:2018:660 en ECLI:NL:RBROT:2018:4756). De rechtbank heeft de verdediging in de gelegenheid gesteld vele stukken in te zien uit andere, vergelijkbare strafrechtelijke onderzoeken. Hiermee is de verdediging in staat gesteld om het aangedragen alternatieve scenario voor de ten laste gelegde gedragingen nader te onderbouwen. De verdediging is in de gelegenheid geweest een aantal getuigen te doen horen en de FIOD heeft aanvullende processen-verbaal opgemaakt naar aanleiding van door de verdediging opgeworpen vragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank een beperkte hoeveelheid stukken aan de processtukken toegevoegd. Dat de officier van justitie er, in de woorden van de verdachte, op uit is geweest om hem “kapot te maken”, is niet gebleken. Wel is een deel van de onderzoeksbevindingen in een ander daglicht komen te staan, met name met betrekking tot de feiten 3 t/m 5 en 7.

De verdachte heeft zich gedurende het gehele onderzoek op zijn zwijgrecht beroepen. Pas op de zitting heeft hij, na aandringen, een aantal vragen beantwoord over feit 4, met betrekking tot een van de containers, en over feit 8, het witwassen. Op de laatste zittingsdag, juist voordat hij gebruik zou maken van zijn laatste woord, heeft hij nog een verklaring afgelegd over de herkomst van bepaalde bedragen en een aantal vragen beantwoord over feit 4. Tot op het allerlaatste moment heeft hij geweigerd uitleg te geven over een afgeluisterd en opgenomen gesprek op 22 mei 2015, ondanks dat hij hier door de rechtbank meerdere malen over bevraagd is. Over dit gesprek heeft de andere gespreksdeelnemer verklaard dat het ging over geld dat de verdachte in zijn hoedanigheid van douanier heeft gekregen en waarvoor hij spullen moest doorlaten. Dit, tezamen met de besteding en het voorhanden hebben van meer dan 60.000 euro en ongeveer 1.000 euro aan andere valuta waarvan de bron onbekend is, bewijst dat de verdachte zich heeft laten omkopen en dat hij dat geld heeft witgewassen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte over dit, voor het bewijs redengevende en voor verdachte in hoge mate belastende gesprek, geen verklaring heeft gegeven, die de redengevendheid voor het bewijs kan ontzenuwen (HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97).

3 Eis officier van justitie

Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door de officieren van justitie mrs. Klip en Van den Brand, hierna te noemen: de officier van justitie. Zij heeft gevorderd:

-

vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde, alsmede van de onder 5 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor zover deze zien op de container met het nummer [containernummer 1] ;

-

ontslag van alle rechtsvervolging voor het onder 8 tenlastegelegde witwassen van de in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedragen van respectievelijk € 5.110,- en ANf 845.

-

bewezenverklaring van het overige onder 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde;

-

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest en opheffing schorsing van de voorlopige hechtenis per datum vonnis.

4 Geldigheid dagvaarding

5 Waardering van het bewijs

6 Strafbaarheid feiten

7 Strafbaarheid verdachte

8 Motivering straf

9 In beslag genomen voorwerpen

10 Toepasselijke wettelijke voorschriften

11 Bijlagen

12 Beslissing