Home

Rechtbank Rotterdam, 30-06-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7384, C/10/500928 / FT EA 16/1067

Rechtbank Rotterdam, 30-06-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:7384, C/10/500928 / FT EA 16/1067

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
30 juni 2016
Datum publicatie
27 september 2016
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2016:7384
Zaaknummer
C/10/500928 / FT EA 16/1067
Relevante informatie
Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 285

Inhoudsindicatie

Pilotenopleiding. Eén schuld. Verzoeker verkeert niet in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen en dit is evenmin te voorzien, nu bank nog bereid is te onderhandelen over een afbetalingsregeling. Vergelijking met DUO-schulden.

Uitspraak

Team insolventie

afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling

rekestnummer: [nummer]

uitspraakdatum: 30 juni 2016

[naam] ,

[adres]

[woonplaats] ,

verzoeker.

1 De procedure

Verzoeker heeft op 3 mei 2016 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 23 juni 2016.

2 De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 163.537,33.

3 De beoordeling

Op grond van artikel 284 lid 1 van de Faillissementswet (hierna: Fw) kan een natuurlijk persoon, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.

Schuldenaar heeft één schuld, aan de ABN AMRO-bank. Deze schuld heeft betrekking op een kredietovereenkomst (hierna: de lening) die schuldenaar op 25 augustus 2008 is aangegaan ter financiering van zijn pilotenopleiding. De looptijd van de lening is 25 jaar. In mei 2011 heeft schuldenaar de pilotenopleiding afgerond. Hij is er niet in geslaagd om een baan als verkeersvlieger te vinden. Inmiddels is de geldigheid van zijn brevet verlopen. De kans dat hij nog als verkeersvlieger zal kunnen werken, is naar zijn zeggen nihil.

Toen in juni 2014 zijn contract bij zijn toenmalige werkgever niet werd verlengd, voorzag schuldenaar dat hij niet langer aan zijn betalingsverplichtingen jegens de ABN AMRO-bank kon voldoen en heeft hij contact opgenomen met de bank om tot een oplossing te komen. Er hebben vier of vijf gesprekken plaatsgevonden. Dit heeft echter niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing geleid.

Schuldenaar heeft thans een fulltime baan (op detacheringsbasis). Zijn salaris bedraagt

€ 2.430,-- netto; volgens de zich in het dossier bevindende vtlb-berekening heeft hij een afloscapaciteit van € 628,55 per maand. Hij heeft geen andere schuldeisers dan de ABN AMBRO-bank. In het kader van het minnelijk traject heeft schuldenaar een bedrag van

€ 22.627,80 (13,84%) van de vordering aangeboden. Dit aanbod is niet geaccepteerd.

Uit de zich in het dossier bevindende stukken is de rechtbank gebleken dat ABN AMRO-bank bereid was om schuldenaar de tijd te gunnen een betaalde baan te vinden zodat hij weer in staat zou zijn om rente en aflossingen te betalen op basis van zijn draagkracht en hem daarbij te ondersteunen door middel van een concessie op de rente zodat de schuld niet verder zou oplopen (e-mail 12 maart 2015). In reactie hierop heeft schuldenaar op 10 april 2015 een eerder aanbod om eenmalig een bedrag van € 15.000,-- tegen finale kwijting te betalen herhaald en zich op het standpunt gesteld dat dit de enige manier is om tot een oplossing te komen.

Naar het oordeel van de rechtbank biedt de opstelling van de ABN AMRO-bank, waarvan niet gesteld of gebleken is dat deze is gewijzigd, voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat het (nog) mogelijk is om tot een acceptabele afbetalingsregeling te komen. Dat ABN AMRO-bank daarbij streeft naar een volledige afbetaling van de lening is haar goed recht. Van schuldenaar mag worden verwacht dat hij zich maximaal inspant om dit te realiseren. Schuldenaar heeft op dit moment een afloscapaciteit van € 628,55 per maand en niet uitgesloten kan worden geacht dat hij, gelet op zijn leeftijd en vooropleiding (HAVO), dit inkomen zal houden of zelfs op termijn een hoger inkomen zal weten genereren.

Dat schuldenaar dan nog geruime tijd zal moeten afbetalen doet daar niet aan af. De lening is immers voor 25 jaar aangegaan en schuldenaar zou deze looptijd naar eigen zeggen ook nodig hebben gehad om de lening af te lossen als hij wel een baan als verkeersvlieger zou hebben gevonden. Zou schuldenaar een studieschuld bij DUO hebben gehad, dan zou hij deze in beginsel ook volledig moeten hebben terugbetalen (op dergelijke schulden is de schuldsaneringsregeling niet van toepassing) en zou de restschuld eerst na 15 jaar voor kwijtschelding in aanmerking kunnen komen.

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat schuldenaar thans niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen en dat thans evenmin te voorzien is dat hij niet zal kunnen voorgaan met het betalen van zijn schulden. Daarom kan hij op dit moment niet worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Mocht blijken dat ABN AMRO-bank niet (langer) bereid is te onderhandelen over een voor beide partijen acceptabele afbetalingsregeling dan kan schuldenaar opnieuw een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling indienen.

4 De beslissing