Home

Rechtbank Rotterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:107, ROT 15/6588

Rechtbank Rotterdam, 07-01-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:107, ROT 15/6588

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
7 januari 2016
Datum publicatie
16 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2016:107
Zaaknummer
ROT 15/6588

Inhoudsindicatie

Wob-verzoek aan Stek Jeugdhulp. Geen bestuursorgaan. De rechtbank is niet bevoegd kennis te nemen van het beroep wegens niet tijdig beslissen.

Uitspraak

Team Bestuursrecht 3

zaaknummer: ROT 15/6588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2016 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

en

Procesverloop

Bij brieven van 11 juli 2015 heeft eiser elf verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij verweerster ingediend.

Bij brief van 12 augustus 2015 heeft verweerster aan eiser meegedeeld dat zij een zelfstandige stichting is en derhalve niet op de verzoeken van eiser ingaan.

Bij brief van 21 oktober 2015 heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van de beslissingen op zijn verzoeken op grond van de Wob. Tevens heeft eiser de rechtbank verzocht uit te spreken dat verweerster aan hem een dwangsom verbeurt.

Overwegingen

1. Artikel 3, eerste lid van de Wob bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.

2. Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder bestuursorgaan verstaan:

a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

3. Artikel 8:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank.

4. Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

5. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.

6. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij geen bestuursorgaan, maar een zorginstelling is en er derhalve geen verplichtingen op haar rusten uit hoofde van de Wob. Tevens stelt verweerster zich op het standpunt dat er geen bezwaar en beroep mogelijk is bij de bestuursrechter nu verweerster geen bestuursorgaan in de zin van de Awb is.

7. De vorderingen van eiser kunnen door de rechtbank slechts worden beoordeeld indien zij bevoegd is hiervan kennis te nemen. Met name is hierbij van belang of verweerster kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb.

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerster geen bestuursorgaan is, in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Er is geen sprake van een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld (a) en evenmin van een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed (b). Op grond van de statuten van verweerster wordt vastgesteld dat zij een privaatrechtelijk rechtspersoon is. Verweerster is geen publiekrechtelijke bevoegdheid toebedeeld.

9. Nu verweerster naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige kwestie in het geheel geen beslissingen als bedoeld in artikel 1:3 en 7:1 van de Awb kan nemen, kan geen beroep worden ingesteld. De rechtbank merkt hierbij nog op dat, omdat – zoals hiervoor reeds is overwogen – verweerster geen bestuursorgaan is, de Wob blijkens artikel 3, eerste lid, van die wet in dit geval niet van toepassing is.

10. De rechtbank is daarom kennelijk onbevoegd, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.C. Prins, rechter, in aanwezigheid van A.M.S.J. Baggerman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel