Home

Rechtbank Rotterdam, 13-12-2011, BU8557, 10/690305-09

Rechtbank Rotterdam, 13-12-2011, BU8557, 10/690305-09

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
13 december 2011
Datum publicatie
19 december 2011
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2011:BU8557
Zaaknummer
10/690305-09
Relevante informatie
Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 138a, Wetboek van Strafrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023] art. 326

Inhoudsindicatie

Veroordeling voor oplichting, meermalen gepleegd, en computervredebreuk. Voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een werkstraf van 150 uur, met aftrek.

Bij de burgerlijke rechter aanhangige vordering tot schadevergoeding is geen grond om de benadeelde partij (ex-werkgever verdachte) niet-ontvankelijk te verklaren.

Verweer dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet de benadeelde partij rechtstreeks is benadeeld, maar Bedrijf 1 slaagt niet. De verdachte heeft voor privédoeleinden ongeoorloofd gebruik gemaakt van het creditcardaccount van Bedrijf 1, waarover hij uit hoofde van zijn dienstverband met benadeelde partij voor zijn werk kon beschikken. De door benadeelde partij geleden schade staat in zodanig nauw verband met de bewezen verklaarde oplichting, dat die schade door de oplichting rechtstreeks aan benadeelde partij is toegebracht als bedoeld in de artikelen 51a en 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 17 oktober 2006, NJ 2006, 590).

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/690305-09

Datum uitspraak: 13 december 2011

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren op xx-xx-1981 te [geboorteplaats],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres

[adres],

raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2011.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. Bonnes heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

GELDIGHEID DAGVAARDING

Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding wat betreft het onder 1 primair, sub c, ten laste gelegde nietig is, omdat niet voldaan is aan de eisen, gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Uit de tekst van de tenlastelegging wordt niet duidelijk welk verwijt de verdachte wordt gemaakt, nu uit die tekst niet is op te maken om welke vier vliegtickets het gaat.

Met betrekking tot dit verweer wordt het volgende overwogen.

Uit de bewoordingen van dit onderdeel van de tenlastelegging, bezien in samenhang met het onderliggende dossier, blijkt onvoldoende duidelijk welke vier vliegtickets de verdachte zou hebben geboekt ten faveure van hemzelf of anderen. De verdachte heeft bovendien ook ter zitting aangegeven dat het hem onduidelijk is wat hem dienaangaande wordt verweten, nu zijn werkzaamheden immers voor het grootste gedeelte bestonden uit het reserveren en boeken van zakenreizen voor klanten van zijn (ex)werkgever, [naam werkgever]. Zonder een voldoende feitelijke omschrijving van de verwijten, mede in aanmerking genomen de vele vliegtickets die de verdachte tijdens zijn werk heeft geboekt, is de tenlastelegging op dit onderdeel onvoldoende duidelijk en onbegrijpelijk. De rechtbank acht derhalve reden aanwezig om de dagvaarding op dit onderdeel nietig te verklaren.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1 primair.

hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 februari 2009 te Barendrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen,

a. [naam bedrijf 1] en

b. [naam bedrijf 1] en

e. [naam bedrijf 1] en

f. [naam bedrijf 1] en

g. [naam bedrijf 1]

heeft bewogen tot het aangaan van een schuld ten bedrage van (respectievelijk)

a. 221,60 euro en

b. 672,95 euro en

e. 6872,88 euro en

f. 5012,60 euro en

g. 214 euro

hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

a.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) een treinreis geboekt bij NS Hispeed van Dordrecht via Brussel naar Marseille (retourticket) voor 8 oktober 2008 - 13 oktober 2008 (boekingscode BTYJOQQ) en

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en deze reis aan NS Hispeed betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

en

b.

(met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) op naam van [naam bedrijf 1] diverse theaterkaartjes (Theater Luxor) gekocht bij Tickets.com, als ware hij de rechtmatige gebruiker van de gegevens van [naam bedrijf 1]

en

e.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) in de periode van 24 augustus 2008 tot en met 10 september 2008:

* twee vliegtickets geboekt van Brussel via Wenen naar Bangkok op naam van [naam verdachte] en [naam] voor 26 september 2008 - 4 oktober 2008 (boekingscode YQMZAW) en

* een hotelkamer heeft geboekt in Sofitel Grand sukhumvit voor 27 september 2008 - 30 september 2008 en

* een hotelkamer in Sofitel Centara Grand resort heeft geboekt voor 30 september 2008 - 3 oktober 2008 en

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en deze vliegtickets en hotelkamers aan Austrian Airline, Sofitel Grand sukhumvit en Sofitel Centara Grand resort betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

en

f.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) twee (retour) vliegtickets van Brussel naar Dubai voor 19 december 2008 - 22 december 2008 heeft geboekt en een hotelkamer in Hilton Dubai Jumeirah heeft geboekt voor 19 december 2008 - 22 december 2008 en

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en deze vliegtickets en hotelkamers aan Austrian Airline en Hilton Dubai Jumeirah betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

en

g.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) op of omstreeks 17 december 2008 een hotelkamer geboekt in hotel Meridien-Fidelio Brussel en

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en deze hotelkamer aan hotel Meridien-Fidelio Brussel betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1],

waardoor [naam bedrijf 1] werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schulden;

2.

hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 februari 2009 te Barendrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken, te weten de mailboxen van [naam] en/of [naam], beiden werkzaam voor [naam werkgever], is binnengedrongen, waarbij hij de toegang heeft verworven met behulp van een valse sleutel, waarna verdachte vervolgens gegevens, die waren opgeslagen door middel van die geautomatiseerde werken waarin verdachte zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf of een ander heeft overgenomen,

hebbende hij verdachte mailberichten vanuit die mailboxen naar zijn eigen mailadres verzonden.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

1 primair.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde oplichting wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Aangevoerd is ten aanzien van het ten laste gelegde:

sub a: dat de directeur van [naam werkgever] de heer [naam] de treinreis van Dordrecht via Brussel naar Marseille heeft geboekt voor de moeder van de verdachte;

sub b: dat de verdachte de theaterkaartjes met medeweten van [naam] heeft geboekt voor een personeelsuitje en dat niet blijkt uit het dossier dat het geld voor deze tickets is afgeschreven van de rekening van [naam bedrijf 1] door de verdachte;

sub e: dat de verdachte de twee tickets van Brussel naar Bankok met medeweten van [naam] heeft geboekt als blijk van waardering vanwege de goede omzetcijfers die de verdachte had gehaald; dat [naam] de hotelkamer in het Sofitel Grand sukhumvit heeft geboekt en dat niet blijkt dat de verdachte de creditcardgegevens heeft gebruikt om zijn eigen hotelverblijf te bekostigen; dat de hotelkamer in het Sofitel Centara Grand Resort nimmer is betrokken en dat dit dan ook geen voltooid feit betreft;

sub f: dat de verdachte deze reis heeft gekregen van [naam] als onderdeel van een nieuw arbeidscontract;

sub g: dat de hotelkamer in het Meridien Fidelio nimmer is betrokken en dat dit dan ook geen voltooid feit betreft.

De rechtbank overweegt als volgt.

Voormelde verweren vinden grotendeels hun weerlegging in de bewijsmiddelen bij de onderscheiden feiten, die (ook) tezamen bezien leiden tot het bewijs en de overtuiging dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

Het verweer dat de boekingen door [naam], dan wel door de verdachte met medeweten van [naam], zijn verricht, is niet aannemelijk geworden. [naam] heeft immers aangifte gedaan tegen de verdachte en niet valt in te zien waarom hij [naam bedrijf 1], een klant van zijn bedrijf, zou laten opdraaien voor de kosten van een beloning voor de verdachte. Voorts heeft [naam bedrijf 1] aan [naam bedrijf 4] (een betaalsysteem voor zakenreizen) medegedeeld dat de verdachte onrechtmatig gebruik heeft gemaakt van de [naam bedrijf 4]Card van [bedrijf 1] waarmee door de verdachte de onder 1 primair bewezen verklaarde zakenreizen werden geboekt en betaald. [naam], die eveneens werkzaam is bij [naam werkgever], heeft verklaard dat er geen regeling is in het bedrijf om medewerkers te belonen met reizen. De hoogte van de som van de bedragen van de boekingen duidt er evenmin op dat er sprake is geweest van beloningen. Integendeel. Uit de loonadministratie blijkt dat er nimmer een loonstrook voor de verdachte is opgesteld waarop beloningsreizen of tickets zijn vermeld als onderdeel van het loon van de verdachte. De omstandigheid dat een deel van de boekingen ten goede is gekomen aan familieleden dan wel bekenden van de verdachte, doet verder af aan voormeld verweer, want niet valt in te zien waarom [naam] dat zou doen en daarbij dan ook nog eens [naam bedrijf 1] met een schuld zou opzadelen, die vervolgens verhaald zou worden op [naam werkgever].

Dat de verdachte de theaterkaartjes heeft geboekt voor een personeelsuitje is eveneens niet aannemelijk geworden. Het betreffen immers hoofdzakelijk kaartjes voor verschillende voorstellingen voor twee personen, met diner, die op naam van de verdachte zijn gesteld en naar zijn huisadres zijn verzonden. De (toenmalige) vriendin van de verdachte heeft verklaard dat zij met de verdachte naar een voorstelling is geweest en dat zij van plan waren om ook naar de andere voorstellingen te gaan.

De stelling dat twee hotelkamers nimmer zijn betrokken en dat er wat dit aangaat dus geen sprake is van voltooide delicten mist, feitelijke grondslag, want de verdachte heeft de hotelkamers wel gebruikt zo blijkt uit de rekeningen van deze hotels. De stelling is ook overigens onjuist, want berust op de misvatting dat het voor voltooiing van het delict oplichting nodig is dat degene die de oplichtingshandelingen heeft gepleegd daarvan ook het daadwerkelijke voordeel moet hebben genoten.

Al het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte, anders dan hij zelf beweert, de hiervoor benoemde reizen en hotelboekingen heeft geboekt op kosten van [naam bedrijf 1] zonder medeweten of toestemming van [naam bedrijf 1] of zijn (ex)werkgever.

2.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde computervredebreuk wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Aangevoerd is dat nergens uit blijkt dat de verdachte opzettelijk de geautomatiseerde werken van [naam], [naam] of [naam werkgever] is binnengedrongen. Niet is aangetoond dat hij zich ongeoorloofd in die werken heeft begeven. Het enkele feit dat gegevens op de laptop van de verdachte zijn aangetroffen, betekent niet dat hij die gegevens daarop opzettelijk heeft geplaatst. Niet valt uit te sluiten dat anderen gebruik hebben gemaakt van de inloggegevens van de verdachte, aldus de raadsman.

De rechtbank overweegt als volgt.

Vaststaat dat op de laptop van de verdachte e-mails van [naam] en [naam] zijn aangetroffen, die niet voor de verdachte bestemd waren. Tevens zijn op de laptop van de verdachte e-mails aangetroffen, die niet voor de verdachte bestemd waren en die noch naar verdachtes mailbox op zijn werk noch naar een privé mailbox van hem waren doorgestuurd, en derhalve op een andere wijze op zijn laptop terecht moeten zijn gekomen. Voorts is op de laptop van de verdachte aangetroffen een e-mail verzonden vanaf verdachtes e-mailadres op zijn werk naar een privé e-mailadres, met als bijlage een document met alle inlogcodes voor programma’s in gebruik bij [naam werkgever] en de e-mailaccounts en passwords van alle medewerkers van het bedrijf.

Bij diens aangifte en ook daarna heeft [naam] verklaard dat middels een e-blaster geplaatst op de computer van de verdachte begin december 2008 alle bewegingen die door de verdachte op zijn computer waren uitgevoerd, zijn geregistreerd. Uit deze gegevens is geconstateerd dat de verdachte zich ongeoorloofd toegang verschafte tot de inbox van [naam] en tot die van andere medewerkers van [naam werkgever]. Toen de verdachte hiermee door [naam] werd geconfronteerd, heeft de verdachte spijt betuigd aan zijn (ex)werkgever en aangegeven dat hij dit uit nieuwsgierigheid had gedaan, zo heeft [naam] in zijn aangifte medegedeeld.

De rechtbank ziet, gelet op datgene wat op de computer van de verdachte is aangetroffen, geen redenen om de aangifte in twijfel te trekken. Zij gaat dan ook uit van de juistheid van die aangifte, temeer omdat de verdachte geen plausibele verklaring kan geven voor de aanwezigheid van stukken op zijn computer die niet voor hem bestemd waren.

Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte, anders dan hij zelf beweert, zich de toegang heeft verschaft tot de mailboxen van medewerkers van [naam werkgever].

STRAFBAARHEID FEITEN

De bewezen feiten leveren op:

1 primair.

oplichting, meermalen gepleegd;

2.

computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt.

De feiten zijn strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft [naam bedrijf 1] meermaals opgelicht door met het creditcardaccount van dit bedrijf reizen, hotels en theaterkaartjes voor zichzelf en anderen te boeken zonder medeweten of toestemming van [naam bedrijf 1]. Zodoende heeft hij [naam bedrijf 1] met een forse schuld opgezadeld. [naam werkgever], destijds de werkgever van de verdachte, heeft zich genoodzaakt gezien om de schade die is ontstaan te vergoeden, omdat de verdachte uit hoofde van zijn werkzaamheden bij [naam werkgever] de mogelijkheid had om over voormeld creditcardaccount te beschikken. Door zijn handelswijze heeft de verdachte niet alleen financiële schade veroorzaakt en het vertrouwen tussen zijn werkgever en [naam bedrijf 1] beschadigd, maar ook heeft hij een enorme (administratieve) rompslomp veroorzaakt bij voormelde en andere bedrijven om inzage te kunnen verkrijgen in het frauduleuze handelen van de verdachte en om nog niet genoten reizen en hotelboekingen door de verdachte te (laten) annuleren.

De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft zich toegang verschaft tot de mailbox van zijn werkgever en anderen en daaruit gegevens naar zijn eigen computer gekopieerd en/of verstuurd.

De verdachte heeft het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had beschaamd. Ook heeft de verdachte door zijn handelen het vertrouwen in het handelsverkeer beschaamd. De verdachte is daarbij sluw te werk gegaan en was vooral uit op eigen winstbejag.

Op dergelijke feiten zal onder meer worden gereageerd met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.

Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 september 2011 reeds eerder is veroordeeld en dat hij ten tijde van het plegen van voormelde feiten nog in een proeftijd liep.

De strafeis van de officier van justitie wordt niet gevolgd. Daartoe is redengevend dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een veroordeling komt van al hetgeen ten laste is gelegd. Verder is relevant dat voormelde feiten inmiddels geruime tijd geleden zijn gepleegd en dat de verdachte weer fulltime werk heeft. Tot slot acht de rechtbank relevant dat de verdachte ook nog in een civiele procedure is verwikkeld met zijn (ex)werkgever in zake zijn frauduleus handelen en dat het vermoedelijk nog langere tijd zal duren voordat de verdachte alles achter zich kan laten.

Gelet op het vorenstaande alsmede gezien de omstandigheid dat de rechtbank het nodig acht om de verdachte te stimuleren zich in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw te recidiveren, wordt de oplegging van een werkstraf van in beginsel 170 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden geacht, met daarbij een proeftijd van twee jaar.

Echter, bij de berechting van een zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Op 9 juni 2009 is de verdachte aangehouden en heeft de redelijke termijn een aanvang genomen. Ten tijde van het eindvonnis op 13 december 2011, zal de termijn met iets meer dan zes maanden zijn overschreden, want bijzondere omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat een langere behandelingsduur redelijk is, doen zich niet voor. Als regel wordt een overschrijding van de redelijke termijn gecompenseerd door vermindering van de op te leggen straf. Bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan 6 maanden doch niet meer dan 12 maanden geldt als uitgangspunt dat de straf met 10% wordt verminderd.

Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal de verdachte worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam werkgever], gevestigd te [adres], vertegenwoordigd door [naam], ter zake van de feiten 1 en 2. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 255.835,- en immateriële schade tot een bedrag van € 150.000- vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks in zijn belang is getroffen en dat de vordering toewijsbaar is tot het bedrag dat in de tenlastelegging is opgenomen en dat inclusief spaarpunten wordt bepaald op € 21.622,20. Tevens is verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft het resterende deel van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafrechter zich moet onthouden van een oordeel, omdat de vordering reeds onder de burgerlijke rechter is. Tevens is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat vrijspraak is bepleit. Verder is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet de benadeelde partij rechtstreeks is benadeeld, maar [naam bedrijf 1]. Voorts is aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de vordering onduidelijk en exorbitant hoog is. Het vorderen van € 150.000,- aan smartengeld is onredelijk, aldus de raadsman.

De rechtbank overweegt als volgt.

Op grond van het bepaalde in artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering dient de strafrechter inhoudelijk te beslissen op een vordering van de benadeelde partij, tenzij zich één van de in dat artikel genoemde redenen voordoet om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De omstandigheid dat bij de burgerlijke rechter reeds een vordering tot schadevergoeding aanhangig is gemaakt, is door de wetgever niet aangemerkt als een omstandigheid op grond waarvan de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te verklaren. Uiteraard dient voorkomen te worden dat de verdachte twee keer wordt veroordeeld tot vergoeding van dezelfde schade, maar in casu zal daarvan geen sprake zijn, nu uit de stukken is gebleken dat de civiele rechter de zaak heeft aangehouden in afwachting op het vonnis in de strafzaak.

Het verweer dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met een vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten slaagt niet, want de feiten 1 primair en 2 zijn bewezen verklaard.

Het verweer dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet de benadeelde partij rechtstreeks is benadeeld, maar [naam bedrijf 1] slaagt evenmin. De verdachte heeft voor privédoeleinden ongeoorloofd gebruik gemaakt van het creditcardaccount van [naam bedrijf 1], waarover hij uit hoofde van zijn dienstverband met [naam werkgever] voor zijn werk kon beschikken. De verdachte heeft geweten dat [naam bedrijf 1] door de creditcardmaatschappij en [naam werkgever] op zijn beurt door [naam bedrijf 1] aansprakelijk zou worden gehouden voor de terugbetaling van de door de verdachte bestede bedragen. De door [naam werkgever] geleden schade staat derhalve in zodanig nauw verband met de bewezen verklaarde oplichting, dat die schade door de oplichting rechtstreeks aan [naam werkgever] is toegebracht als bedoeld in de artikelen 51a en 361 lid 2 onder b van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 17 oktober 2006, NJ 2006, 590).

In het kader van de strafprocedure wordt de hoogte van het schadebedrag vastgesteld op € 12.994,03, zijnde de som van de bedragen van de oplichtingen van [naam bedrijf 1] die bewezen zijn verklaard en waarvoor [naam werkgever] aansprakelijk is gehouden. Dit bedrag zal worden toegewezen vermeerderd met wettelijke rente.

Gezien stukken in het dossier en (de hoogte van) de vordering realiseert de rechtbank zich dat de benadeelde partij mogelijk door de oplichtingspraktijken van de verdachte meer schade, waaronder vervolgschade, heeft geleden. Dit betreft echter geen schade door de bewezen verklaarde feiten, zodat de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in de hiervoor vermelde artikelen, in het resterende deel van de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De benadeelde partij heeft verder een aanzienlijk bedrag aan immateriële schade gevorderd. Dit is echter niet nader toegelicht. Het levert thans een onevenredige belasting van het strafgeding op om hierover duidelijkheid te verkrijgen en dit deel van de vordering te behandelen. Daarom wordt bepaald dat ook dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is.

De benadeelde partij kan voormelde delen van de vordering die niet-ontvankelijk zijn bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De verdachte zal worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Voorts wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 138a en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 primair sub c ten laste gelegde;

verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;

stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:

- de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;

legt de verdachte een taakstraf op bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uur, waarbij de Stichting Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 146 (honderdzesenveertig) uur te verrichten werkstraf resteert;

beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 73 (drieënzeventig) dagen;

wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 12.994,03 en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting te betalen aan [naam werkgever] [adres] [rekeningnummer];

bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de onderscheiden bedragen waaruit dit bedrag is samengesteld, zijn betaald met het creditcardaccount van [naam bedrijf 1] tot aan de dag van de algehele voldoening;

verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering wat betreft het resterende bedrag aan materiële schade en de immateriële schade; bepaalt dat deze delen van de vordering slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;

veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 12.994,03, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 99 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Van der Kaaij, voorzitter,

en mrs. Benaissa en Kernkamp-Maathuis, rechters,

in tegenwoordigheid van Van der Heijde, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2011.

De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bij vonnis van 13 december 2011.

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 februari 2009 te Barendrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

a. [naam bedrijf 1] en/of

b. [naam bedrijf 1] en/of

c. [naam bedrijf 1] en/of

d. [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of

e. [naam bedrijf 1] en/of

f. [naam bedrijf 1] en/of

g. [naam bedrijf 1]

heeft bewogen tot het aangaan van een schuld ten bedrage van (respectievelijk)

a. 431,20e en/of

b. 672,95e en/of

c. 1308,62e en/of

d. [naam bedrijf 2]: 3332 Blue credits (spaarpunten KLM Bluebiz) en/of [naam bedrijf 3]: 1325,63e en/of

e. 9325,20e en/of

f. 5012,60e en/of

g. 214e

bij:

a. NS Hispeed en/of

b. Tickets.com en/of

c. British Midland Airways en/of

d. KLM Bluebiz en/of

e. Austrian Airline en/of Thai Airways Intl Web en/of Sofitel Grand Sukhumvi en/of Golf of Siam Incentive en/of Sofitel Centara Grand en/of Sofitel Bangkok en/of

f. Austrian Airline en/of Hilton Dubai Jumeirah en/of

g. hotel Meridien-Fidelio Brussel,

hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

a.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) een treinreis geboekt bij NS Hispeed van Dordrecht via Brussel naar Marseille (retourticket) voor 8 oktober 2008 - 13 oktober 2008 (boekingscode BTYJOQQ) en/of een treinreis van Amsterdam naar Brussel (retourticket) voor 8 november 2008 - 9 november 2008 (Boekingscode WKUSMNR) en/of

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en/of deze reizen betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

(blz. 158-180)

en/of

b.

(met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) op naam van [naam bedrijf 1] diverse theaterkaartjes (Theater Luxor) gekocht, als ware hij de rechtmatige gebruiker van de gegevens van [naam bedrijf 1]

(blz. 181-188)

en/of

c.

(met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) op naam van [naam bedrijf 1] en/of met behulp van opgespaarde punten van [naam bedrijf 1] vier vliegtickets heeft geboekt, als ware hij de rechtmatige gebruiker van de gegevens en/of de spaarpunten van [naam bedrijf 1]

(blz. 189-193)

en/of

d.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) zich op de website van KLM Bluebiz heeft voorgedaan als de rechtmatige eigenaar van door [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] gespaarde (frequent flyer)punten en/of

- met die punten (op 4 december 2008) twee (retour)vliegtickets heeft gekocht naar New York voor 26 februari 2009 - 1 maart 2009 op naam van [naam] en/of [naam] (boekingscode ZU451) en/of

- met die punten (op 6 november 2008) vier (retour)vliegtickets heeft gekocht naar Amerika op naam van [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam]

(blz. 194-231)

en/of

e.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) in de periode van 24 augustus 2008 tot en met 10 september 2008:

* twee vliegtickets geboekt van Brussel via Wenen naar Bangkok op naam van [naam verdachte] en [naam] voor 26 september 2008 - 4 oktober 2008 (boekingscode YQMZAW) en/of

* twee (retour) vliegtickets geboekt van Thailand naar Phnom Penh en/of

* een hotelkamer heeft geboekt in Sofitel Grand sukhumvit voor 27 september 2008 - 30 september 2008 en/of

* een hotelkamer in Sofitel Centara Grand resort heeft geboekt voor 30 september 2008 - 3 oktober 2008 en/of

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en/of deze vliegtickets en/of hotelkamers betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

(blz. 232-277)

en/of

f.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) twee (retour) vliegtickets van Brussel naar Dubai voor 19 december 2008 - 22 december 2008 heeft geboekt en/of een hotelkamer in Hilton Dubai Jumeirah heeft geboekt voor 19 december 2008 - 22 december 2008 en/of

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en/of deze vliegtickets en/of hotelkamers betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1]

(blz. 278-284)

en/of

g.

- (met behulp van zijn inloggegevens van [naam werkgever]) op of omstreeks 17 december 2008 een hotelkamer geboekt in hotel Meridien-Fidelio Brussel en/of

- zich voorgedaan als de rechtmatige gebruiker van het creditcardnummer van [naam bedrijf 1] en/of deze hotelkamer betaald met het creditcardnummer van [naam bedrijf 1],

(blz. 285-293)

waardoor [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] (telkens) werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld(en);

(art. 326 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 februari 2009 te Barendrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van in totaal 18.290,20 euro en/of in totaal 3332 spaarpunten (Blue Credits), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 5], in elk geval aan een

ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) en/of spaarpunten verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker van [naam werkgever], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft

toegeëigend;

(artt. 321 en 322 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 1 februari 2009 te Barendrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten de mailbox(en) van [naam] en/of [naam], beiden werkzaam voor [naam werkgever], is binnengedrongen, waarbij hij de toegang heeft verworven door de beveiliging te doorbreken en/of door een technische ingreep en/of met behulp van een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid,

waarna verdachte vervolgens gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen,

hebbende hij verdachte mailberichten vanuit die mailboxen naar zijn eigen mailadres verzonden;

(art. 138a lid 1 onder c en 138 a lid 2)