Home

Rechtbank Rotterdam, 23-06-2010, BN3604, 341708 / HA ZA 09-3115

Rechtbank Rotterdam, 23-06-2010, BN3604, 341708 / HA ZA 09-3115

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
23 juni 2010
Datum publicatie
10 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2010:BN3604
Zaaknummer
341708 / HA ZA 09-3115

Inhoudsindicatie

Eiseres niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot vernietiging van vier arbitrale vonnissen. Met betrekking tot het eerste arbitrale vonnis wordt overwogen dat eiseres heeft afgezien van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering tot vernietiging van dit vonnis is afgewezen. Eiseres kan niet ten tweeden male vernietiging van het arbitrale vonnis vorderen.Ten aanzien van de tweede, derde en vierde arbitrale vonnissen geldt dat de vordering tot vernietiging is ingesteld, nadat de termijn van art. 1064, lid 3 Rv. was verstreken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 341708 / HA ZA 09-3115

Vonnis van 23 juni 2010

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GS VERZEKERINGEN B.V.,

gevestigd te Nijmegen,

eiseres,

advocaat mr. M.T. van Daatselaar,

tegen

de vennootschap naar het recht van België

ALLIANZ BELGIUM N.V.,

gevestigd te Brussel, België,

gedaagde,

advocaat mr. M.L.S. Kalff.

Partijen zullen hierna GS en Allianz genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding d.d. 29 september 2009;

- het exploot van anticipatie;

- de conclusie van antwoord;

- de conclusie van repliek;

- de conclusie van dupliek.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast:

2.1. Allianz is een Belgische verzekeringsmaatschappij. GS is gevolmachtigd agent voor Allianz in Nederland geweest op grond van een door Allianz op 8 mei 1996 aan GS verleende (beperkte) volmacht.

Op diezelfde datum, 8 mei 1996, is tussen partijen een agentuurovereenkomst tot stand gekomen, welke de wederzijdse rechten en verplichtingen nader regelde.

2.2. Op een gegeven moment is tussen partijen een geschil gerezen over de vraag of GS jegens Allianz toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de volmacht en/of de agentuurovereenkomst.

2.3. Conform artikel 17 van de agentuurovereenkomst hebben partijen hun onderling gerezen geschil aan de beslissing door drie scheidslieden onderworpen. Arbiters hebben vervolgens op 28 mei 2002, 25 november 2007, 10 november 2008 en 27 maart 2009 vonnis gewezen (verder: het eerste, tweede, derde en vierde arbitraal vonnis).

2.4. Voormelde vonnissen zijn niet vatbaar voor arbitraal hoger beroep.

2.5. Bij vonnis d.d. 16 maart 2005 heeft de rechtbank Rotterdam de vordering van GS tot vernietiging van het eerste arbitraal vonnis afgewezen. Vervolgens heeft GS bij brief van 8 juni 2005 aan arbiters bericht dat zij afziet van hoger beroep tegen voormeld vonnis van de rechtbank Rotterdam.

2.6. Het tweede, derde en vierde arbitraal vonnis zijn op 26 juni 2009, voorzien van het verlof tot tenuitvoerlegging, door Allianz aan GS betekend.

3. Het geschil

3.1. GS vordert – samengevat – vernietiging van het eerste, tweede, derde en vierde arbitraal vonnis, met veroordeling van Allianz in de kosten van het geding.

3.2. Allianz voert gemotiveerd verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van GS in haar vordering, althans afwijzing daarvan, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van GS in de kosten van het geding.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Rechtsmacht

4.1. Aangezien Allianz in België gevestigd is, draagt deze zaak een internationaal karakter. Allereerst dient derhalve de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van het volgende. Arbitrage is van de werkingssfeer van het EEX-Verdrag en de EEX-verordening uitgezonderd. De rechtbank kan in ieder geval aan artikel 9 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegdheid ontlenen. In dit verband stelt de rechtbank vast dat voor het aannemen van rechtsmacht van de Nederlandse rechter voldoende belang bestaat. Immers betreft het een rechtsbetrekking die ter vrije bepaling van partijen staat. Allianz heeft de rechtsmacht van de rechtbank ook niet betwist.

Ontvankelijkheid

4.2. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of GS ontvankelijk is in haar vordering. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend op grond van het volgende.

4.2.1. Krachtens artikel 1064 lid 3 Rv kan de vordering tot vernietiging worden ingesteld zodra het arbitraal vonnis gezag van gewijsde heeft verkregen. Een arbitraal vonnis verkrijgt gezag van gewijsde met ingang van de dag waarop het is gewezen (artikel 1059 lid 1 Rv) of op een later moment als partijen arbitraal hoger beroep zijn overeengekomen (artikel 1059 lid 2 Rv). De dag waarop het arbitraal vonnis is gewezen wordt bepaald op grond van de krachtens artikel 1057 lid 4 onder c Rv in het arbitraal vonnis opgenomen dagtekening van de uitspraak. Een vonnis van de burgerlijke rechter verkrijgt evenwel eerst gezag van gewijsde als het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 236 lid 1 Rv). Een dergelijk vonnis verkrijgt kracht van gewijsde als daartegen niet langer een rechtsmiddel openstaat. De termijn waarbinnen de vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis uiterlijk moet worden ingesteld, beloopt drie maanden.

4.2.2. Naar Allianz onweersproken heeft gesteld – en mitsdien in rechte vast staat – heeft GS bij brief van 8 juni 2005 aan arbiters bericht dat zij afziet van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam d.d. 16 maart 2005 (r.o. 2.5.). Als gevolg van deze brief is dit vonnis in kracht van gewijsde gegaan en heeft het daarmee gezag van gewijsde verkregen, en wel op 8 juni 2005. Dit brengt mee dat het GS niet vrij staat thans (ten tweede male) vernietiging van het eerste arbitraal vonnis te vorderen.

4.2.3. Indien het arbitraal vonnis, voorzien van het verlof tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 1062 Rv, aan de wederpartij wordt betekend, kan de wederpartij, ongeacht het verstrijken van de onder 4.2.1. bedoelde termijn alsnog binnen drie maanden na de betekening van het arbitraal vonnis de vordering tot vernietiging instellen (artikel 1064 lid 3 derde zin Rv).

4.2.4. In het onderhavige geval zijn het tweede, derde en vierde arbitraal vonnis op 26 juni 2009 door Allianz aan GS betekend. Dit brengt mee dat de laatste dag voor het instellen van de vordering tot vernietiging 26 september 2009 was. GS heeft de vordering tot vernietiging van (onder meer) het tweede, derde en vierde arbitraal vonnis pas bij exploot van dagvaarding d.d. 29 september 2009 ingesteld. Op dat moment was de termijn waarbinnen de vordering tot vernietiging uiterlijk moest worden ingesteld reeds (zij het enkele dagen) verlopen.

4.2.5. Feiten en omstandigheden die zouden kunnen rechtvaardigen dat voornoemde vervaltermijnen ex artikel 1064 lid 3 Rv buiten beschouwing dienen te blijven, zijn gesteld noch gebleken, ook niet indien bij de beoordeling de uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende maatstaven worden betrokken.

Overigens

4.3. Nu GS niet-ontvankelijk is in haar vordering, behoeven de overige stellingen en weren van partijen geen bespreking meer.

Proceskosten

4.4. GS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:

- explootkosten EUR 8,98

- vast recht 262,00

- salaris advocaat 904,00 (2 punten × tarief EUR 452,00)

Totaal EUR 1.174,98

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. verklaart GS niet-ontvankelijk in haar vordering;

5.2. veroordeelt GS in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op EUR 1.174,98;

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2010.?