Home

Rechtbank Rotterdam, 21-05-2010, BM5512, 10/691014-10 en 10/650017-09 (TUL VV)

Rechtbank Rotterdam, 21-05-2010, BM5512, 10/691014-10 en 10/650017-09 (TUL VV)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
21 mei 2010
Datum publicatie
25 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2010:BM5512
Zaaknummer
10/691014-10 en 10/650017-09 (TUL VV)

Inhoudsindicatie

Medeplegen overval in woning, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. Gevangenisstraf 4 jaar.

Vrijspraak medeplegen/medeplichtigheid inbraak winkelpand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector strafrecht

Parketnummer: 10/691014-10

Parketnummer vordering TUL VV 10/650017-09

Datum uitspraak: 21 mei 2010

Tegenspraak

Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],

ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres],

ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid West, locatie De Dordtse Poorten,

raadsman: mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2010.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.

De teksten van de tenlastelegging en de wijziging tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht. Deze bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie, mr. Van Wijk, heeft gerekwireerd tot:

- bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;

- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest;

- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 1.500,00 voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, tot een bedrag van € 1.281,81 voor wat betreft de gevorderde materiële schade en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overig gevorderde, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;

-toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 1.500,00, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING

De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van het gedeelte van de straf groot drie maanden dat aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 29 mei 2009 van de meervoudige kamer van deze rechtbank.

MOTIVERING VRIJSPRAAK

Onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd - kort weergegeven - dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een inbraak in een winkelpand, dan wel de medeplichtigheid daaraan door op de uitkijk te staan en fluitsignalen te geven zodra er iemand voorbij kwam.

Op 24 oktober 2009, omstreeks 03.36 uur, werd de verdachte, na een telefonische melding door de getuige [getuige], in de buurt van het desbetreffende winkelpand door de politie aangehouden. De verdachte stond daar met een fiets met gele krantentassen. De getuige [getuige] had een jongen op de luifel van het winkelpand aan de houten platen zien trekken. Een andere jongen - naar later bleek de verdachte - stond daar met een fiets met gele krantentassen rond te kijken en floot op het moment dat een politieauto voorbij reed, aldus deze getuige.

Zowel tegenover de politie als op de terechtzitting verklaarde de verdachte dat hij daar op dat moment stond te wachten op een collega van het krantendepot. Het was zaterdagochtend en dan staat hij daar altijd zo vroeg in de ochtend. Hij heeft drie krantenwijken en moet op zaterdag kranten insteken. De verdachte ontkent hetgeen hem ten laste is gelegd.

De rechtbank is van oordeel dat de belastende verklaring van de getuige [getuige] - tegenover de ontkennende verklaring van de verdachte - onvoldoende is om tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde inbraak dan wel tot medeplichtigheid daaraan te komen.

Het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1 primair.

hij op 29 januari 2010 te Rotterdam, in een woning aan de

[adres],

tezamen en in vereniging met een ander ,

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen

een grote hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro) en twee rollen

muntgeld en een damesportemonnee en gouden sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],

welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld

en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en (haar zoon) [slachtoffer 2],

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te

maken , welk geweld en welke bedreiging

met geweld bestonden uit het

- tonen van en dreigen met een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] en

- met kracht duwen van die [slachtoffer 1]en

- met tape vastbinden van de pols(en en/ enkels van die [slachtoffer 1]en

- met tape afplakken van de mond en ogen van die [slachtoffer 1] en

- met kracht slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en

- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] zeggen "waar is het geld, waar is de

kluis?" en "wat is de code" en

- op dreigende toon aan die [slachtoffer 2] toevoegen woorden met de strekking "dat hij

op de bank moest liggen en niet bewegen anders werd hij doodgeschoten",

althans bedreigende woorden en

- onder dwang die [slachtoffer 1]laten openen van de kluis.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

De verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de overval in de woning, zoals thans onder feit 1 primair bewezen is verklaard. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte slechts op de uitkijk te hebben gestaan voor een inbraak, dat ‘ze’ hem uit de woning tegemoet kwamen en dat aan hem een tas werd overhandigd. De verdachte liep vervolgens de hoek van de straat om en werd daar door de politie staande gehouden. Hij zette de tas neer en rende van schrik weg.

Uit het onderzoek ter terechtzitting en de onderliggende dossierstukken blijkt echter het volgende.

Op 29 januari 2010 vond een overval plaats in de woning aan de [adres] te Rotterdam. De aangeefster [slachtoffer 1] verklaarde over twee daders, te weten een Turkse man van ongeveer vijfenveertig jaar oud en een blanke man van ongeveer achttien jaar oud. De blanke man droeg een baseballpet, vermoedelijk bruin van kleur, een zwarte jas met capuchon en een zwarte broek. De Turkse man hield bij aanvang van de overval een pistool op aangeefster [slachtoffer 1] gericht. Ook werden ogen en mond van aangeefster met tape afgeplakt en werden haar polsen en enkels met tape aan elkaar vastgebonden.

Gedurende de overval werd hiervan, door het tienjarig zoontje van [slachtoffer 2], telefonisch melding gedaan bij de meldkamer van de politie.

De Turkse man pakte tijdens de overval in de woning de lichtgroene sporttas van het slachtoffer [slachtoffer 1], haalde deze leeg en stopte er iets in. De daders verlieten uiteindelijk de woning en namen daarbij de sporttas mee. Behalve de sporttas werden door de daders ondermeer een bruingekleurde damesportemonnee, twee rollen munten alsmede twee laptops weggenomen.

Naar aanleiding van de melding van de overval gingen verbalisanten van politie Rotterdam-Rijnmond ter plaatse. Daar aangekomen, zagen zij twee mannen uit de richting van de [adres] komen rennen. Eén van de mannen - naar later bleek de aangehouden medeverdachte [medeverdachte 1] - was een Noord-Afrikaanse man van ongeveer vijfendertig jaar, de andere was een man van ongeveer twintig jaar. De laatst genoemde man - naar later bleek de verdachte – droeg, aldus de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot diens aanhouding, donkere kleding en een bruine pet met daaroverheen een zwarte capuchon. De verdachte had op dat moment een geelgroene tas in zijn handen, waaruit een laptop stak. Toen beide verdachten verbalisanten in het zicht hadden versnelden zij hun pas. Op het moment dat door een van de verbalisanten overgave werd gevorderd van een legitimatiebewijs, zette de verdachte de tas die hij bij zich droeg op de grond neer en rende, evenals [medeverdachte 1], hard weg.

Op de vlucht voor de politie trachtte [medeverdachte 1] in een auto te stappen. [medeverdachte 1] kwam hierbij ten val en liet een vuurwapen vallen. [medeverdachte 1] werd aangehouden en in zijn fouillering werden onder meer een bruingekleurde damesportemonnee en twee buisjes muntgeld aangetroffen. Deze goederen bleken, evenals de genoemde geelgroene tas met de laptop, toe te behoren aan aangeefster.

De hiervoor uiteengezette feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang bezien, maken dat wettig en overtuigend bewezen is dat het de verdachte was die samen met [medeverdachte 1] de overval in de woning aan de [adres] te Rotterdam pleegde. Hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard – en wat hij overigens bij geen van de eerdere verhoren naar voren had gebracht – wordt op geen enkele wijze ondersteund en wordt dan ook als ongeloofwaardig beschouwd.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:

1 primair.

Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het feit is strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De verdachte is strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval in een woning aan de [adres] te Rotterdam. Na aanbellen omstreeks het middaguur door de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] opende de bewoonster, het slachtoffer [slachtoffer 1], van de woning de deur. Direct hierop werd zij door de medeverdachte [medeverdachte 1] met een vuurwapen bedreigd, naar binnen geduwd en de woonkamer in gesleept. Er werd gevraagd naar het geld en de kluis. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] bonden de polsen en enkels van [slachtoffer 1] vast en plakten tevens haar ogen en mond met tape af. Op enig moment begon het op de bovenverdieping van de woning aanwezige, tienjarige zoontje van de bewoonster, het medeslachtoffer [slachtoffer 2], te huilen. Hierop werd de bewoonster tegen haar hoofd geslagen. [slachtoffer 2] had inmiddels al telefonisch contact gehad met de meldkamer van de politie. Op de bovenverdieping trof de medeverdachte [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] aan. De jongen werd mee naar beneden genomen en hem werd gezegd zich stil te houden, anders zou hij worden doodgeschoten. Uiteindelijk verlieten de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1], met medeneming van geld en goederen, de woning. Kort daarop werden zij door de politie aangehouden.

Dit is een zeer ernstig feit. Met deze gewelddadige overval op het slachtoffer [slachtoffer 1] en haar slechts tienjarige zoontje [slachtoffer 2], heeft de verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de eigendom en het bezit van zaken die niet aan hem toebehoren, maar vooral heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en een grove inbreuk op hun lichamelijke integriteit. Deze gewelddadige overval vond op klaarlichte dag plaats in de woning van de slachtoffers. De eigen woning is bij uitstek de plaats, waar de bewoners zich veilig moeten kunnen voelen. Ook rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededader zijn doorgegaan, ook toen zij wisten dat zich in de woning een kind bevond en zich zelfs niet hebben ontzien om ook dat kind ernstig te bedreigen. Deze ervaringen moeten voor de tienjarige [slachtoffer 2] niet anders dan traumatisch zijn geweest.

Zoals blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden, schriftelijke slachtofferverklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1], ondervinden zij en haar gezin nog steeds de in psychisch opzicht ingrijpende gevolgen van hetgeen hen is overkomen.

Daarnaast brengen dergelijke misdrijven gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.

Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, zal aan de verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur worden opgelegd.

Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2010 eerder is veroordeeld, ook voor een vergelijkbaar feit.

Omtrent de verdachte is namens Reclassering Nederland op 17 maart 2010 een reclasseringsadvies uitgebracht. Van dit advies is kennisgenomen.

Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer 1], wonende te Rotterdam, terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 1.371,81 en immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding, met uitzondering van de onder 7 genoemde post ‘showtickets ongebruikt’ genoegzaam is onderbouwd, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.281,81.

De gevorderde schadevergoeding ten aanzien van de onder 7 genoemde post ‘showtickets ongebruikt’ is onvoldoende gedocumenteerd en zal dan ook worden afgewezen.

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels naar redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.

Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

Als benadeelde partij heeft zich in het geding tevens gevoegd [slachtoffer 2], wonende te Rotterdam, terzake van feit 1. De benadeelde partij vordert vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.

Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal gelet op algemene ervaringsregels naar redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.

Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededaders onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.

Nu ook de vordering van deze benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij op tegenspraak gewezen vonnis van 29 mei 2009 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld veroordeeld - voor zover van belang - tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een gedeelte groot drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

De proeftijd is op grond van artikel 14b, derde lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 13 juni 2009. Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd.

Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.

Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf..

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 14g, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 2.781,81 (zegge: tweeduizend zevenhonderdeenentachtig euro en eenentachtig eurocent) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende te Rotterdam te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;

bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 2.781,81 (zegge: tweeduizend zevenhonderdeenentachtig euro en eenentachtig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 37 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro) en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan [slachtoffer 2], wonende te Rotterdam te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededaders betalen, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;

bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening;

veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.500,00 (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;

gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte, groot drie maanden, van de bij vonnis van 29 mei 2009 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.

verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. Klein Wolterink, voorzitter,

en mrs. Reinds en Mantel-Duetz, rechters,

in tegenwoordigheid van Meulendijk en mr. Van Puffelen, griffiers,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 mei 2010.

De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier mr. Van Puffelen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bij vonnis van 21 mei 2010.

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

hij op of omstreeks 29 januari 2010 te Rotterdam, in een woning aan de

[adres],

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen

een grote hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro) en/of twee/een rol(len)

muntgeld en/of een (dames)portemonnee en/of (een) gouden siera(a)d(en), in

elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn

mededader(s),

welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld

en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of (haar zoon) [slachtoffer 2],

gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te

maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere

deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij

het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging

met geweld bestond(en) uit het

- tonen van en/of dreigen met (een) vuurwapen(s) en/of een op een vuurwapen

gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]

- (met kracht) duwen van die [slachtoffer 1] en/of

- met tape vastbinden van de pols(en) en/of enkels van die [slachtoffer 1] en/of

- met tape afplakken van de mond en/of ogen van die [slachtoffer 1] en/of

- (met kracht) slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of

- op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] zeggen "waar is het geld, waar is de

kluis?" en/of "wat is de code", althans woorden van gelijke dreigende aard

en/of strekking en/of

- op dreigende toon aan die [slachtoffer 2]toevoegen woorden met de strekking "dat hij

op de bank moest liggen en niet bewegen anders werd hij doodgeschoten",

althands bedreigende woorden en/of

- onder dwang die [slachtoffer 1] laten openen van de kluis;

(Artikel 312 Wetboek van Strafrecht)

2.

hij op of omstreeks 24 oktober 2009 te Rotterdam

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk

van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (kleding)winkel(pand) (gelegen aan

de [adres], genaamd [winkelnaam]) weg te nemen geld en/of één of meer

goederen van zijn gading,

geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [winkelnaam], in elk geval

aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich

daarbij de toegang tot die (kleding)winkel(pand) te verschaffen en/of die/dat

weg te nemen geld en/of één of meer goederen van zijn gading, onder zijn/hun

bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,

met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen

- op een dak en/of luifel is geklommen van die (kleding)winkel(pand) en/of

- aan een houten paneel, althans hout van die (kleding)winkel(pand) heeft

getrokken en/of

- één of meer schroeven heeft losgedraaid en/of losgemaakt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(artikel 311 Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

[medeverdachte] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of

omstreeks 23 oktober 2009 te Rotterdam

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand

(gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen goed(eren) en/of

geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [winkelnaam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [aangever]

en/of [winkelnaam] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte,

waarbij die [medeverdachte] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of

zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben

verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik

heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij

het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is

geweest door één of meer fluitsigna(a)l(en) te maken en/of te geven aan die

[medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zodra er één of meer mensen voorbij

kwamen;

(artikel 311 jo 47 jo 48 Wetboek van Strafrecht)(pknr 653103-09)