Home

Rechtbank Rotterdam, 28-05-2009, BI7012, 08/3288

Rechtbank Rotterdam, 28-05-2009, BI7012, 08/3288

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
28 mei 2009
Datum publicatie
9 juni 2009
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2009:BI7012
Zaaknummer
08/3288

Inhoudsindicatie

Weigering DNB om terug te komen van onherroepelijke last onder dwangsom. Erkenning door DNB dat de last op een onjuiste grondslag steunt, omdat niet de Pensioen- en spaarfondsenwet maar de Wet verplichte beroepspensioenregeling van toepassing zou zijn geweest op de betrokken instelling, noopt er niet toe een uitzondering aan te nemen op de formele rechtskracht van de last. DNB heeft immers voorts overwogen dat zij op grond van de wel toepasselijk wetgeving een identieke last zou hebben kunnen opleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector Bestuursrecht

Enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 08/3288 BC-T2

Uitspraak in het geding tussen

Stichting Pensioenfonds Onafhankelijke Raadgevend Actuarissen, te Amsterdam, eiseres (hierna: SPORA),

en

De Nederlandsche bank N.V., verweerster (hierna: DNB),

gemachtigde: mr. A.J.P. Tillema, advocaat te Amsterdam.

1 Ontstaan en loop van de procedure

Bij besluit van 8 juli 2008 heeft DNB het bezwaar van SPORA tegen het besluit van 6 maart 2008 houdende de weigering terug te komen van het besluit van 13 juli 2006 tot oplegging van een last onder dwangsom aan SPORA, ongegrond verklaard.

Tegen het bestreden besluit heeft eiseres beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2009. DNB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voorts is verschenen mr. K. van Emmerik, werkzaam bij DNB. Na sluiting van het onderzoek ter zitting is [A], bestuurder van eiseres, verschenen. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.

2 Overwegingen

Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is, indien na een ge¬heel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. In¬ge¬volge het tweede lid van dat artikel kan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of ver¬an¬der¬de omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan ar¬ti¬kel 4:5 van de Awb de aanvraag afwijzen onder ver¬wij¬zing naar zijn eerdere afwijzende be¬schikking.

De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit de handhaving behelst van de weigering om terug te komen van het onherroepelijke besluit van 13 juli 2006 waarin DNB eiseres een last onder dwangsom heeft opgelegd ter hoogte van maximaal € 5.000,-. Die last strekte ertoe dat eiseres alsnog stukken als bedoeld in artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet (hierna: PSW) zou verstrekken aan DNB. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend. Eerst bij brief van 28 december 2007 heeft eiseres DNB verzocht de lastoplegging te herzien wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag voor dat besluit en de door haar betaalde dwangsom terug te storten.

Indien, na een afwijzend besluit dat vanwege het niet of zonder succes aanwenden van rechts¬mid¬de¬len onherroepelijk is geworden, een verzoek aan het bestuursorgaan wordt gedaan om een besluit te nemen dat daarvan ten gunste van de aanvrager afwijkt, kan mede gelet op het bepaalde in de ar¬ti¬ke¬len 4:6 en 6:7 van de Awb met het tegen dat besluit en de heroverweging van dat besluit aan¬wen¬den van rechtsmiddelen niet worden bereikt dat de rechter het beroep beoordeelt alsof het rechts¬mid¬del is ingesteld tegen het oorspronkelijke afwijzende of ambtshalve genomen belastende besluit.

Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding zich in beginsel te beperken tot de vraag of DNB op grond van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden niet in redelijkheid kon weigeren te¬rug te komen van het eerdere onherroepelijke besluit. Hetgeen bij de aanvraag en in bezwaar naar voren is gebracht vormt naar het oordeel van de recht¬bank geen novum als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De aangevoerde gronden zien immers slechts op de vraag of het besluit van 13 juli 2006 in rechte stand zou kunnen houden.

De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het enkele feit dat DNB inmiddels zelf heeft erkend dat de PSW geen grondslag bood voor de last onder dwangsom, omdat DNB nadien heeft geoordeeld dat eiseres viel onder de Wet verplichte beroepspensioenregeling (hierna: Wvb), voor DNB geen aanleiding hoefde te vormen om ook buiten de aanwezigheid van nova terug te komen van haar besluit van 13 juli 2006. DNB heeft in het besluit van 6 maart 2008 immers overwogen dat op grond van de toepasselijke regels van de Wvb een last onder dwangsom met dezelfde strekking zou kunnen zijn opgelegd. Er is aldus niet sprake van een situatie dat het bestuursorgaan zelf heeft erkend dat zij achteraf gezien nimmer tot een besluit zou hebben kunnen komen met dezelfde strekking als het onherroepelijke besluit van 13 juli 2006. Er doet zich derhalve geen bijzondere situatie voor die er toe noopt een uitzondering aan te nemen op de formele rechtskracht van dat besluit.

Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.

3 Beslissing

De rechtbank,

recht doende:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. T. Damsteegt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. R. Stijnen, griffier.

De griffier: De rechter:

Uitgesproken in het openbaar op: 28 mei 2009.

Afschrift verzonden op:

Een belanghebbende – onder wie in elk geval SPORA wordt begrepen – en DNB kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.