Home

Rechtbank Rotterdam, 12-06-2008, ECLI:NL:RBROT:2008:BE9435 BD4467, 75223 / KG ZA 08-85

Rechtbank Rotterdam, 12-06-2008, ECLI:NL:RBROT:2008:BE9435 BD4467, 75223 / KG ZA 08-85

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
12 juni 2008
Datum publicatie
20 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2008:BD4467
Zaaknummer
75223 / KG ZA 08-85

Inhoudsindicatie

onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB), onder meer door bepaalde door de Inspecteur verzochte stukken beschikbaar te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

De Inspecteur van de Belastingdienst heeft het onderzoek in augustus 2006 (en later opnieuw, in februari 2008) aangekondigd.

Nova heeft diverse (bestuursrechtelijke) procedures aanhangig gemaakt die als inzet hebben de rechtmatigheid van de (eerste) aankondiging en van het onderzoek te toetsen vóór het onderzoek zal worden gedaan. Uitzonderlijk is dat op grond van deze procedures de (formele) wetgever de wet met ingang van 1 januari 2008 heeft aangepast in de zin dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de aankondiging en tegen het onderzoek. Deze wetswijziging heeft geen terugwerkende kracht. De wet zoals die voordien luidde had echter dezelfde strekking. Uit de kamerstukken blijkt immers, dat het ook vóór de wetswijziging de bedoeling van de wetgever is geweest dat voorafgaand aan een onderzoek geen bezwaar en beroep mogelijk zou zijn en dat rechtsbescherming alleen achteraf kan plaatsvinden. Het is voorshands dan ook niet aannemelijk te achten dat uit de aanhangige procedures zal volgen dat eerst de rechtmatigheid van de -niet geschorste- aankondiging van augustus 2006 en van (de omvang van) het onderzoek zelf moet komen vast te staan alvorens Nova mee moet werken aan het thans gevorderde onderzoek.

Het voorgaande brengt mee dat hetgeen Nova als verweer heeft aangevoerd over de rechtmatigheid van de aankondiging en van het onderzoek zelf (onder meer: wat staat er in het verzoek van de verzoekende autoriteit; betreft het een EU staat; gaat het om heffing of invordering; is er een verdragsverplichting; geldt het convenant van de banken; heeft de Minister (cq de Staatssecretaris) in redelijkheid tot het onderzoek kunnen besluiten; hoe ver mag het onderzoek gaan; welke stukken mogen ter inzage worden gevraagd; is de aankondiging van het onderzoek rechtsgeldig enz) bij de beoordeling van de onderhavige vordering buiten beschouwing moet blijven. Pas na het onderzoek kan een en ander mogelijk getoetst worden op de wijze zoals voorzien in de WIB; in geen geval daarvoor.

De vordering wordt toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 75223 / KG ZA 08-85

Vonnis in kort geding van 12 juni 2008

in de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN FINANCIËN),

zetelende te ‘s-Gravenhage,

eiser,

procureur mr. J.W. Bitter,

advocaat mr. E.E. Schipper te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NOVA MANAGEMENT B.V.,

kantoorhoudende te Barendrecht,

gedaagde,

advocaat mr. G.J.M. Cartigny te Rotterdam.

Partijen zullen hierna de Staat en Nova genoemd worden.

1. De procedure

1.1 De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:

- de dagvaarding met producties,

- de aanvullende producties aan de zijde van de Staat, ingekomen ter griffie op 7 mei 2008,

- het verweerschrift met producties,

- de brief namens Nova gedateerd 23 mei 2008, met producties, ingekomen ter griffie op 26 mei 2008,

- de brief namens Nova gedateerd 26 mei 2008, met producties, ingekomen ter griffie op 27 mei 2008,

- de fax namens Nova gedateerd 28 mei 2008, met producties, ingekomen ter griffie op 28 mei 2008,

- de pleitnota van de Staat,

- de pleitnota van Nova.

1.2 De mondelinge behandeling heeft op 29 mei 2008 plaatsgehad in het gerechtsgebouw van de rechtbank Dordrecht als nevenzittingsplaats van de rechtbank Rotterdam.

1.3 Na de mondelinge behandeling heeft de directeur van Nova nog stukken aan de griffie gestuurd. Deze stukken zijn geweigerd en retour gezonden.

2. De feiten

2.1 Nova is een trustkantoor.

2.2 Op 6 februari 2006 heeft een EU-lidstaat op grond van de EG Richtlijn 77/799 van 19 december 1977 en het bilaterale belastingverdrag tussen die Staat en Nederland gevraagd om inlichtingen met betrekking tot (onder meer) Nova.

2.3 Bij een aan Nova gerichte brief van 8 augustus 2006 is door de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond kantoor Rotterdam (verder: de Inspecteur), aankondiging gedaan van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de WIB. De Inspecteur heeft daarbij aangegeven te willen beschikken over de volledige administratie van vier vennootschappen, waaronder Nova, over de jaren 2003 tot en met 2005.

2.3.1 Nova heeft bezwaar gemaakt tegen de inzage in haar administratie.

2.3.2 De Inspecteur heeft bij uitspraak van 28 augustus 2006 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.3.3 De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag heeft het door Nova tegen die beslissing ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2.3.4 Nova heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld. De voorzieningenrechter in de belastingkamer van het Gerechtshof Den Haag heeft bij uitspraak van 25 september 2007 het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank en de uitspraak op het bezwaar vernietigd, en de zaak ter verdere behandeling en beslissing teruggewezen naar de Inspecteur.

2.3.5 De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2.3.6 De Hoge Raad heeft bij arrest van 16 mei 2008 de uitspraak van het Hof vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Den Haag.

2.4 Bij brief van 14 november 2006 heeft de Inspecteur verzocht om inzage in het cliënt-acceptatiedossier van Nova betreffende de “A2Z International Ltd.”-structuur, waarbij om een aantal specifieke documenten is verzocht.

2.4.1 Nova heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarna beroep ingesteld tegen de weigering om te beslissen op het ingestelde bezwaar.

2.4.2 De Inspecteur heeft daarop het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.5 Op 1 januari 2008 is lid 3 van artikel 8 Wet op de Internationale Bijstandverlening bij de heffing van de belastingen (verder te noemen WIB) in werking getreden. In het aan artikel 8 toegevoegde lid 3 is bepaald

“Geen beroep kan worden ingesteld tegen de aankondiging van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, alsmede tegen het onderzoek zelve”.

Deze wetswijziging heeft geen terugwerkende kracht.

2.6 Bij brief van 19 februari 2008 heeft de Inspecteur aan Nova opnieuw een onderzoek aangekondigd. Nova heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

3. Het geschil

3.1 De Staat vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

Nova veroordeelt om, binnen vijf dagen na betekening van het wijzen vonnis, aan het onderzoek van de Inspecteur ex artikel 8 lid 2 WIB jo artikel 47 en artikel 53 lid 1 AWR haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen, waarbij zij meer in het bijzonder de stukken genoemd in de brief van de Inspecteur aan Neve belastingadviseurs van 19 februari 2008 aan de Inspecteur beschikbaar stelt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding van dit gebod, te vermeerderen met € 5.000,- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, alles met een maximum van € 1.000.000,-, met veroordeling van Nova in de kosten van het geding.

3.2 De Staat legt aan de vordering het volgende ten grondslag.

De Staat heeft spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering, aangezien verdragsverplichtingen nagekomen dienen te worden, terwijl de verzoekende staat binnen enkele maanden geen gebruik meer kan maken van de gegevens over 2003.

Nova is op grond van het bepaalde in art. 8 lid 2 WIB jo art. 47 en 53 lid 1 AWR verplicht tot volledige en onvoorwaardelijke medewerking aan het door de Inspecteur aangekondigde onderzoek. De Staat vordert op grond van art 3:296 lid 1 BW nakoming van deze verplichting.

3.3 Nova concludeert tot -kortweg- afwijzing van de vordering met veroordeling van de Staat tot vergoeding van de integraal door Nova gemaakte kosten, welke kosten zij thans begroot op € 15.000,--.

3.4 Nova voert het volgende aan als verweer.

a. Er is geen spoedeisend belang. De Staat is vanaf begin 2006 met deze zaak bezig. Niet valt in te zien, waarom de lopende bestuursrechtelijke procedures niet kunnen worden afgewacht.

b. De vordering leent zich niet voor een kort-geding. De uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure dient eerst te worden afgewacht. De zaak is juridisch en feitelijk te ingewikkeld. Een verklaring voor recht leent zich niet voor beoordeling in kort geding.

c. Er is geen rechtsplicht voor Nova om mee te werken aan het onderzoek.

Niet de wet maar een (op rechtsgevolg gerichte) aankondiging verplicht daartoe.

De eerste aankondiging van 8 augustus 2006 dateert van vóór de wetswijziging. Bovendien richt Nova zich in de kern tegen de het besluit van de minister (cq Staatssecretaris) tot het doen instellen van onderzoek en daar ziet art. 8 lid 3 WIB niet op. De rechtmatigheid van de aankondiging van de Inspecteur ligt nog ter beoordeling voor in de bestuursrechtelijke procedure.

De aankondiging van 19 februari 2008 is een herhaling van het besluit van 8 augustus 2006. Een dergelijk herhaald besluit schept geen rechtsplicht in het leven.

d. De Inspecteur is niet het bevoegde bestuursorgaan om de Minister (cq de Staatssecretaris) of krachtens (onder) mandaat de Voorzitter van het managementteam Belastingdienst FIOD-ECD. De brief van 19 februari 2008 is ondertekend door de Inspecteur, dus deze brief roept geen rechtsplicht in het leven.

e. Een eventuele veroordeling moet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, aangezien Nova bij instellen van hoger beroep geen dwangsommen wenst te verbeuren en opdat geen voldongen feiten worden gecreëerd.

f. Nova verzoekt op grond van art. 843aRv om overlegging van de correspondentie tussen de bevoegde autoriteiten van Spanje en de bevoegde autoriteit van Nederland teneinde tot een goed oordeel te kunnen komen over de aan de vordering ten grondslag liggende wettelijke verplichting.

4. De beoordeling

4.1 Ontvankelijkheid van de Staat.

4.1.1 Anders dan Nova aanvoert, behelst de vordering van de Staat geen verklaring voor recht, maar een vordering tot nakoming van een wettelijke verplichting (met dwangsommen). Een dergelijke vordering kan bij voldoende spoedeisendheid aan de (civiele) voorzieningenrechter worden voorgelegd, indien geen andere, met voldoende waarborgen omklede, snelle rechtsgang openstaat waarin de Staat een met dit kort geding vergelijkbaar resultaat kan bereiken. Niet in geschil is dat de Staat de thans gevorderde nakoming niet spoedig kan afdwingen in een andere (bestuursrechtelijke) procedure.

4.1.2 Nova heeft niet betwist dat binnen enkele maanden na heden voor de verzoekende Staat de mogelijkheid vervalt om van de gegevens over 2003 gebruik te maken. Daarmee is het spoedeisend belang bij deze vordering gegeven. Dat partijen al geruime tijd procederen maakt dit niet anders; de tijd dringt inmiddels en waardoor de tijd is gaan dringen is van ondergeschikt belang. Het is overigens niet zo dat de Staat in overwegende mate voor vertraging heeft gezorgd.

4.1.3 Deze zaak is niet feitelijk of juridisch te ingewikkeld om een inschatting te kunnen maken van de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedures, zoals hierna verder zal worden overwogen.

4.1.4 De Staat is ontvankelijk in zijn vordering.

4.2 Rechtsplicht om mee te werken?

4.2.1 De wet bepaalt sinds 1 januari 2008 expliciet dat geen beroep kan worden ingesteld tegen de aankondiging van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid van art. 8 WIB, alsmede tegen het onderzoek zelve. Deze nieuwe bepaling geen terugwerkende kracht. De wet zoals die vóór 1 januari 2008 luidde had echter dezelfde strekking. Uit de kamerstukken blijkt immers, dat het ook vóór de wetswijziging de bedoeling van de wetgever is geweest dat voorafgaand aan een onderzoek geen bezwaar en beroep mogelijk zou zijn.

4.2.2 Nova voert nog aan dat deze formulering nog steeds de mogelijkheid openhoudt dat tegen de beslissing van de Minister tot het doen instellen van een onderzoek bezwaar en beroep kan worden ingesteld. Gelet op de hiervoor weergegeven bedoeling van de wetgever dient eerst het onderzoek te worden gedaan en rechtsbescherming kan alleen achteraf plaatsvinden. Niet aannemelijk is dat de wetgever voor de beslissing van de Minister een uitzondering heeft willen maken.

4.2.3 In beginsel dient een in Nederland gevestigd lichaam mee te werken, indien de Nederlandse belastingdienst een onderzoek aankondigt in het kader van een verzoek om inlichtingen van een buitenlandse belastingdienst aan de Nederlandse overheid. De brief van 8 augustus 2006 roept in beginsel de verplichting voor Nova in het leven aan het aangekondigde onderzoek mee te werken.

4.2.4 Nova heeft diverse procedures aanhangig gemaakt die als inzet hebben de rechtmatigheid van de aankondiging en van het onderzoek te toetsen vóór het onderzoek zal worden gedaan. Uitzonderlijk is dat op grond van deze procedures -het arrest van het Gerechtshof in deze zaak (zie 2.3.4) wordt in de kamerstukken genoemd- de (formele) wetgever de wet heeft aangepast in de hiervoor bedoelde zin. Het is voorshands dan ook niet aannemelijk te achten dat uit de aanhangige procedures zal volgen dat eerst de rechtmatigheid van de -niet geschorste- aankondiging van 8 augustus 2006 en van (de omvang van) het onderzoek zelf moet komen vast te staan alvorens Nova mee moet werken aan het thans gevorderde onderzoek.

4.2.5 Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat alles wat Nova heeft aangevoerd over de rechtmatigheid van de aankondiging en van het onderzoek zelf (onder meer: wat staat er in het verzoek van de verzoekende autoriteit; betreft het een EU staat; gaat het om heffing of invordering; is er een verdragsverplichting; geldt het convenant van de banken; heeft de Minister (cq de Staatssecretaris) in redelijkheid tot het onderzoek kunnen besluiten; hoe ver mag het onderzoek gaan; welke stukken mogen ter inzage worden gevraagd; is de aankondiging van het onderzoek rechtsgeldig enz) bij de beoordeling van de onderhavige vordering buiten beschouwing moet blijven.

Pas na het onderzoek kan een en ander mogelijk getoetst worden op de wijze zoals voorzien in de WIB; in geen geval daarvoor.

4.2.6 Nu in dit vonnis wordt uitgegaan van de aankondiging van 8 augustus 2006 behoeft het onder 3.4 onder d. genoemde verweer niet te worden besproken.

4.2.7 De Staat vordert een onderzoek naar de stukken die zijn genoemd in de brief van 19 februari 2008. Deze brief moet worden gezien als een nadere uitwerking van de aankondiging van 8 augustus 2006, waarin is gevorderd de volledige administratie ter inzage te geven. Ter zitting is gebleken dat Nova de in de brief van 19 februari 2008 genoemde administratie niet zonder vooraf door haar te stellen voorwaarden ter inzage wil geven, zodat de vordering moet worden toegewezen.

4.3 Dwangsommen en uitvoerbaar verklaring bij voorraad.

4.3.1 Toewijzing van de vordering leidt, anders dan Nova aanvoert, niet tot onomkeerbare gevolgen. Indien er sprake is van onrechtmatig handelen door de Staat kan Nova de daardoor geleden schade van de Staat vorderen. Niet valt in te zien dat deze remedie ontoereikend zou zijn. De gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen en het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.4 Verzoek om overlegging stukken ex art. 842a Rv.

4.4.1 Kennelijk doet Nova bij wijze van verweer dit verzoek. Een vordering tot inzage of afschrift van bepaalde stukken moet in beginsel bij dagvaarding of bij incidentele vordering worden ingesteld. Reeds hierom kan het verzoek niet worden toegewezen.

4.4.2 Indien Nova bedoelde in reconventie een vordering in te stellen, moet de vordering eveneens worden afgewezen, omdat zij een spoedeisend belang dient te stellen. Zij stelt niet meer dan dat de door haar genoemde stukken nodig zijn om de rechtmatigheid van het onderzoek vast te kunnen stellen. 843a Rv. Voor de beoordeling van de thans voorliggende vordering is het raadplegen van deze stukken niet nodig. Hiervoor is reeds overwogen dat deze toetsing na het onderzoek in de administratie aan de orde kan komen en niet daar vóór.

4.5 Proceskosten.

4.5.1 Nova wordt als de in het ongelijk gesteld partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

veroordeelt Nova om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, aan het onderzoek van de Inspecteur ex artikel 8 lid 2 WIB jo artikel 47 en artikel 53 lid 1 AWR haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen, waarbij zij meer in het bijzonder de stukken genoemd in de brief van de Inspecteur aan Neve belastingadviseurs van 19 februari 2008 aan de Inspecteur beschikbaar stelt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding van dit gebod, te vermeerderen met € 5.000,- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, alles met een maximum van € 1.000.000,--;

veroordeelt Nova in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Staat bepaald op € 1.632-- aan salaris van de procureur en € 254 aan verschotten (griffierecht);

verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 12 juni 2008.

?