Home

Rechtbank Overijssel, 14-11-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:4542, 08.122638.23 (P)

Rechtbank Overijssel, 14-11-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:4542, 08.122638.23 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
14 november 2023
Datum publicatie
14 november 2023
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2023:4542
Zaaknummer
08.122638.23 (P)

Inhoudsindicatie

De rechtbank veroordeelt een 34-jarige man tot een gevangenisstaf voor de duur van 12 maanden voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon, medeplegen van mishandeling, en voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Verder moet de verdachte een schadevergoeding van 3.536,30 euro betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08.122638.23 (P)

Datum vonnis: 14 november 2023

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,

nu verblijvende in de P.I. Achterhoek Ooyerhoek te Zutphen.

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 augustus 2023 en van 31 oktober 2023.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.L Blonk - van Groningen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. S.K. Lanning is aangevoerd.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 13 mei 2023 te Deventer schuldig heeft gemaakt aan:

feit 1: openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] ;

en dat hij zich al dan niet samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan:

feit 2: diefstal met geweld door [slachtoffer 1] in een auto te beroven van zijn spullen;

feit 3: mishandeling van [slachtoffer 1] ;

en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:

feit 4: het voorhanden hebben van een stroomstootwapen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, de lange Zandstraat en/of de Korte Zandstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit

-voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek, althans bij/op/aan het lichaam, vast te pakken en/of in een nekgreep/nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en/of te wurgen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of te werpen,

- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de borst, althans op het lichaam, te taseren,

- voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen,

- voornoemde [slachtoffer 1] op/aan het lichaam vast te pakken en/of (vervolgens)

voornoemde [slachtoffer 1] over straat (mee) te sleuren en/of te trekken en/of

-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] in een auto te duwen en/of te gooien;

2.

hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, enig geldbedrag en/of een bankpas (van [rekeningnummer] ) en/of een Paysafecard (met serienummer [serienummer] ) en/of een rijbewijs (op naam van [slachtoffer 1] ) en/of een autosleutel (van een Peugeot) en/of een huissleutel en/of een Iphone 12 mini (kleur blauw), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):

- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of

- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of

- met een taser in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te dreigen;

3.

hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door

- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen/in het gezicht en/of het hoofd en/of de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en/of

- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser, althans een hard voorwerp, op/tegen het achterhoofd, althans het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;

4.

hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Deventer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp, kleur zwart), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

3 De bewijsmotivering

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft de raadsman aangevoerd dat het geweld al had plaatsgevonden toen verdachte ter plaatse kwam en dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage aan dit geweld heeft geleverd. De verklaring van [slachtoffer 1] is niet duidelijk en hij heeft wisselend verklaard. Verder wordt de verklaring van [medeverdachte 1] betwist.

Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niets van [slachtoffer 1] heeft afgenomen en dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.

Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte voorin de auto heeft gezeten en dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat hij aan de geweldpleging heeft deelgenomen die achterin de auto heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een stroomstootwapen kan volgens de raadsman wel een bewezenverklaring volgen.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Ten aanzien van feit 1, openlijke geweldpleging:

Een veroordeling ter zake van 'in vereniging geweld plegen' in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, is aan de orde indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard hoeft te zijn. Daarentegen is de e enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.

Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de beelden afkomstig van de deurbelcamera van de woning aan de [adres 1] zijn beschreven, welke beelden de rechtbank voorafgaand aan de zitting heeft bekeken, blijkt dat [slachtoffer 1] door de Lange Zandstraat rent en dat vijf personen achter hem aan renden. Nadat de eerste persoon [slachtoffer 1] had ingehaald, hebben de volgende drie personen zich bij de eerste persoon gevoegd en vonden, net buiten het zicht van de camera, de gewelddadige handelingen plaats. Op dat moment kwam de vijfde persoon aanrennen.

Uit de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] volgt dat vier personen, waaronder verdachte en [medeverdachte 1] , daar voor de woning aan de [adres 2] zeer grof geweld tegen hem hebben gepleegd, waaronder de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen.

Naar het oordeel van de rechtbank maakte verdachte deel uit van de groep die achter [slachtoffer 1] is aangerend en die geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd.

Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij gegil hoorde, dat hij vervolgens achter [medeverdachte 2] in de richting van het gegil is aangerend en dat hij toen zij aankwamen zag dat [naam 1] [slachtoffer 1] op de grond in een wurggreep had en dat het gezicht van [slachtoffer 1] op dat moment al bloedde. [medeverdachte 1] en [naam 2] waren volgens verdachte op dat moment al bij [slachtoffer 1] aanwezig.

De verdediging stelt dat verdachte enkel in de groep aanwezig is geweest toen het geweld al had plaatsgevonden, maar naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen gebleken dat verdachte tijdens de door de groep gepleegde geweldshandelingen in de groep aanwezig was en dat hij zelf ook gewelddadige handelingen heeft gepleegd. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.

[slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte – die de rechtbank betrouwbaar acht - over de rol van ‘man 2’ verklaard dat deze man hem tegen zijn borst heeft getaserd, hem heeft vastgepakt, hem naar een auto heeft meegesleurd en hem vervolgens in de auto heeft gegooid.

In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] over de man die hem heeft getaserd verder verklaard dat deze man hem ook op zijn hoofd heeft geslagen en geschopt.

[slachtoffer 1] heeft ‘man 2’ op de hem getoonde foto op dossierpagina 33 herkend en verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf op deze foto herkent. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte ‘man 2’ is waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard.

Op basis hiervan oordeelt de rechtbank dat verdachte zelf gewelddadige handelingen heeft verricht.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring te twijfelen. Zijn verklaring, dat verdachte ook zelf geweld heeft gepleegd, wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 1] die op 9 oktober 2023 tegenover de politie heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte met zijn knie op het lichaam van [slachtoffer 1] zat en dat verdachte iets in zijn hand had dat trilde en geluid maakte als een taser. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door het feit dat verbalisanten kort na het voorval bij de aanhouding van verdachte bloed op zijn schoenen hebben gezien.

Door [slachtoffer 1] tegen zijn borst te taseren en hem tegen zijn hoofd te slaan en te schoppen, heeft verdachte zonder meer een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. De geweldpleging heeft bovendien op een openbare weg, te weten op de Lange Zandstraat, plaatsgevonden. Daarmee was de geweldpleging ook openlijk.

De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] .

Ten aanzien van de feiten 2 en 3, diefstal met geweld en mishandeling:

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten het volgende af.

[slachtoffer 1] heeft over het voorval in de auto het volgende verklaard. [slachtoffer 1] zat in het midden op de achterbank, [medeverdachte 1] zat links naast hem, ‘man 1’ zat rechts naast hem, [medeverdachte 2] was chauffeur en verdachte zat rechtsvoor op de passagiersplek. De mannen die op de achterbank naast [slachtoffer 1] zaten ( [medeverdachte 1] en ‘man 1’) begonnen tijdens het rijden direct op hem in te slaan. Zij sloegen met hun vuisten tegen zijn gezicht en benen, op alles. Ook werd hij in de auto met een taser op zijn achterhoofd geslagen. Verdachte (de forse jongen voorin) heeft [slachtoffer 1] in de auto ook geslagen.

Ten aanzien van de weggenomen goederen heeft [slachtoffer 1] in zijn aangifte verklaard: “Geld, is in de auto denk ik van me afgenomen. Ik weet niet of de dader(s) dit toen hebben weggepakt uit mijn kleding of dat ik het zelf onder bedreiging en geweld aan hen heb gegeven” en [slachtoffer 1] heeft toen aan de verbalisant gevraagd: “Wilt u even in mijn zakken kijken, want ik denk dat daaruit mijn rijbewijs en bankpas zijn gestolen. Die had ik los in mijn broekzak zitten”.

In zijn aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 1] verder verklaard: “Ik had geld op zak, ongeveer 300 euro, rijbewijs en bankpas. Mijn telefoon hebben ze uit het raam gegooid, dit heeft de licht getinte bolle jongen gedaan. Deze zat volgens mij links van mij, dus zal hij hem aan die kant eruit hebben gegooid. De autosleutels hebben ze denk ik ook van mij afgepakt, deze zaten namelijk in mijn broekzak. Aan sleutelbos zitten sleutels van de auto, woning van mijn ouders en eigen woning”, “ik weet niet wanneer ze het geld uit mijn zak hebben gehaald. Ik weet niet of dat op de grond of in de auto is gebeurd”.

Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de auto met een taser (in de vorm van een zaklamp) heeft bedreigd. Verdachte heeft verklaard: “ was op de achterbank aan het uitrazen en ik draaide mij met de zaklamp naar [slachtoffer 1] toe en dreigde met de zaklamp en zei dat hij moest kalmeren”. Verder heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] het mobieltje en de sleutel van [slachtoffer 1] heeft afgepakt.

De rechtbank stelt verder vast dat de in de tenlastelegging genoemde goederen in de auto zijn aangetroffen.

Beoordeling:

De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er door verdachte, [medeverdachte 1] en ‘man 1’ in de auto geweld is uitgeoefend tegen [slachtoffer 1] , waarbij verdachte [slachtoffer 1] zelf ook heeft geslagen en verdachte [slachtoffer 1] ook met een taser heeft bedreigd.

Naar het oordeel van de rechtbank is bij deze mishandeling sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van mishandeling bewezen.

De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat het oogmerk van het door verdachte en zijn mededaders gepleegde geweld gericht was op het voorbereiden of gemakkelijker maken van de diefstal, noch om de vlucht mogelijk te maken of het bezit van deze goederen te verzekeren. Het is niet voldoende dat er geweld is gebruikt en iets is gestolen. Er moet een verdergaand verband bestaan tussen de diefstal en het geweld, het geweld moet in dienst staan van de diefstal. Hiervan is niet gebleken. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal met geweld.

Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging bewezen kan worden verklaard. Uit het dossier blijkt evenmin dat verdachte in verband kan worden gebracht met wegnemingshandelingen door hemzelf of dat daarbij sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Van een voorafgaand plan om de goederen weg te nemen of dat verdachte en zijn mededaders dit specifieke doel hadden is niet gebleken. Bovendien is uit de bewijsmiddelen niet duidelijk gebleken op welke wijze en door wie de tenlastegelegde goederen zijn weggenomen en of überhaupt sprake is geweest van een wegnemingshandeling dan wel dat de goederen in de auto door een andere omstandigheid zijn achtergebleven.

Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde diefstal al dan niet in vereniging.

Ten aanzien van feit 4, voorhanden hebben van een stroomstootwapen.

In het opbergvak achter de bestuurdersstoel van de auto is een taser aangetroffen. Verdachte heeft tegenover de politie en ter zitting verklaard dat hij de taser in zijn hand heeft gehad en [slachtoffer 1] daarmee heeft bedreigd.

De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 13 mei 2023 te Deventer openlijk, te weten, aan de lange Zandstraat, op de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit

- voornoemde [slachtoffer 1] bij de nek vast te pakken en in een nekklem (gedurende de verdere geweldshandelingen) te houden en te wurgen en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de grond te gooien en,

- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] op de borst te taseren,

- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd te schoppen,

- voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht te slaan,

- voornoemde [slachtoffer 1] aan het lichaam vast te pakken en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] over straat mee te sleuren en

-(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] in een auto te gooien.

3.

hij op 13 mei 2023 te Deventer tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door

- in een voertuig (personenauto) voornoemde [slachtoffer 1] meerdere malen in het gezicht en tegen de benen, althans het lichaam te slaan en/of te stompen en

- voornoemde [slachtoffer 1] met een taser tegen het achterhoofd te slaan;

4.

hij op 13 mei 2023 te Deventer een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp, kleur zwart), zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5 De strafbaarheid van verdachte

6 De op te leggen straf of maatregel

7 De schade van benadeelde

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

9 De beslissing