Home

Rechtbank Overijssel, 16-07-2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2857, C/08/244633 / KG ZA 20-45

Rechtbank Overijssel, 16-07-2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:2857, C/08/244633 / KG ZA 20-45

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
16 juli 2020
Datum publicatie
1 september 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2020:2857
Zaaknummer
C/08/244633 / KG ZA 20-45

Inhoudsindicatie

In gegeven omstandigheden sprake van gewichtige/zwaarwegende reden voor opzegging zorgovereenkomst. Gebrek aan vertrouwen raakt uitvoering zorgovereenkomst direct.

Uitspraak

vonnis

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zwolle

zaaknummer / rolnummer: C/08/244633 / KG ZA 20-45

Vonnis in kort geding van 16 juli 2020

in de zaak van

[eiser] , door middel van een algemene volmacht vertegenwoordigd door de heer [A] en mevrouw [B] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. C. Grondsma te Leeuwarden,

tegen

de stichting INTERLEVENSBESCHOUWELIJKE STICHTING VOOR VERLENING VAN DIENSTEN AAN MENSEN MET EEN HANDICAP J.P. VAN DEN BENT,

gevestigd te Deventer,

gedaagde,

advocaat mr. J. Bisschop te Zwolle.

Partijen zullen hierna [eiser] en de stichting genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding met 38 producties

-

de conclusie van antwoord met vier producties

-

de aanvullende producties 39 tot en met 47 van de zijde van [eiser]

-

de mondelinge behandeling van 11 maart 2020 en de op die zitting voorgedragen pleitnota’s

-

het verzoek om voortzetting van de mondelinge behandeling van de zijde van [eiser]

-

de aanvullende producties 48 tot en met 53 van de zijde van [eiser]

-

de aanvullende producties 5 en 6 van de zijde van de stichting

-

de per e-mail van 12 juni 2020 toegezonden brief met bijlage van de zijde van [eiser]

-

de mondelinge behandeling van 18 juni 2020, die aanvankelijk gepland stond op 9 juni 2020 en die via Skype heeft plaatsgevonden, en de op voorhand ten behoeve daarvan door partijen toegezonden pleitnota’s.

1.2.

Hierna is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

De stichting is een instelling die mensen met een beperking ondersteuning biedt bij hun leven.

2.2.

[eiser] heeft een verstandelijke en een visuele beperking. Hij woont vanaf eind 2014, althans begin 2015, in een appartement op een woonlocatie van de stichting te [plaats] , op basis van een dienstverleningsovereenkomst (met betrekking tot zorg- en dienstverlening) in combinatie met een huurovereenkomst.

2.3.

[eiser] heeft voor een aantal dagdelen per week dagbesteding bij een lunchroom in [plaats] .

2.4.

De partner van [eiser] woont op dezelfde woonlocatie als [eiser] .

2.5.

In de tussen partijen geldende algemene voorwaarden (hierna: de algemene voorwaarden) staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Artikel 4

Overeenkomst en WGBO

4.1

Op iedere zorg- en dienstverleningsovereenkomst zijn de normen uit de WGBO van overeenkomstige toepassing, tenzij daarvan in deze algemene voorwaarden of de zorg- en dienstverleningsovereenkomst uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 5

Beëindiging en opzegging (…)

5.2

De JP van den Bent stichting kan de overeenkomst schriftelijk opzeggen op grond van zodanig zwaarwegende redenen dat voortzetting van de zorg- en dienstverlening in redelijkheid niet kan worden verlangd. Onder deze redenen wordt in ieder geval verstaan:

  1. dat de cliënt zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet naleeft;

  2. dat de cliënt weigert zijn medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor een goede uitvoering van de overeenkomst;

  3. dat de cliënt gedragingen vertoont jegens medewerkers of cliënten van de JP van den Bent stichting, die voortzetting van de zorg- en dienstverlening niet meer mogelijk maken;

  4. (…)

  5. dat de cliënt of zijn wettelijke vertegenwoordiger nalaat om een nieuwe indicatie aan te vragen als bedoeld in artikel 6.2 van deze algemene voorwaarden.”

2.6.

De stichting heeft een chronologisch overzicht van acht pagina’s opgesteld van (een deel van de) contacten die zij met de moeder, althans de ouders, van [eiser] en met [eiser] zelf heeft gehad in de periode van oktober 2014 tot en met augustus 2018. De contacten in dat overzicht zijn gegroepeerd onder de kopjes onveilig/vertrouwen/eenzaam, ongenoegen/onvrede/klachten, cyclus en functies, deskundigheid medewerkers, indicatie/uren, financiën en samenwerking.

2.7.

Op 14 september 2018 heeft de stichting mondeling de zorg- en dienstverleningsovereenkomst – en daarmee de huurovereenkomst – met [eiser] opgezegd. In de schriftelijke bevestiging van deze opzegging staat als reden daarvan vermeld:

“In de afgelopen 4 jaar is gebleken dat de JP van den Bent stichting met u als ouders niet inhoudelijk in gesprek komt. De verschillen van inzicht zijn onoverbrugbaar. Hiermee komen wij niet tot de benodigde samenwerking. Dit maakt dat wij [eiser] niet op de juiste manier kunnen ondersteunen.”

2.8.

De ouders van [eiser] hebben voornoemde opzegging in een kort geding procedure aangevochten. In die procedure hebben partijen aanvankelijk afgesproken om door middel van mediation tot een oplossing te komen, hetgeen niet is gelukt. Tijdens de voortzetting van het kort geding eind mei 2019 hebben partijen ter beëindiging van hun geschil een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten. In die overeenkomst is onder meer opgenomen dat partijen afspreken dat alle contacten over inhoudelijke zaken betreffende de zorg- en dienstverleningsovereenkomst zullen plaatsvinden via een medewerker van cliëntenorganisatie Zorgbelang.

2.9.

Nadat Zorgbelang kenbaar had gemaakt dat zij niet kon meewerken aan deze afspraak en alleen als cliëntenondersteuner wilde optreden, heeft (de advocaat van) [eiser] op 1 juli 2019 als voorwaarde gesteld dat de door [eiser] met de stichting te voeren gesprekken namens de stichting niet door de locatiecoördinator zouden worden gevoerd. Tussen partijen is hierover vervolgens discussie ontstaan die ertoe heeft geleid dat de stichting op 23 augustus 2019 ermee heeft ingestemd dat de evaluatiegesprekken en de besprekingen in het kader van het ondersteuningsplan door [eiser] met een andere locatiecoördinator zouden worden gevoerd.

2.10.

In een telefoongesprek met de locatiecoördinator op 15 november 2019 over een te plannen evaluatiegesprek heeft de cliëntenondersteuner van Zorgbelang, mevrouw [C] , voorgesteld dat [eiser] eerst een gesprek met alleen de (vervangende) locatiecoördinator zou hebben in plaats van tevens met een gedragsdeskundige en de begeleidster van [eiser] . De stichting heeft afwijzend op dat verzoek gereageerd.

2.11.

Nadat [C] naar aanleiding van gesprekken met [eiser] de stichting nog tweemaal tevergeefs had verzocht een inmiddels op 15 januari 2020 ingepland evaluatiegesprek uitsluitend met de vervangende locatiecoördinator te laten plaatsvinden, heeft de stichting op 13 januari 2020 kenbaar gemaakt dat het gesprek geen doorgang zou vinden en dat de situatie intern besproken zou worden.

2.12.

Per brief van 23 januari 2020 heeft de stichting vervolgens de zorg- en dienstverleningsovereenkomst opgezegd met ingang van 24 maart 2020. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:

“Cliënte heeft de afgelopen periode herhaaldelijk getracht een datum af te spreken met uw cliënt voor een evaluatiegesprek met betrekking tot de dienstverlening, zoals deze is vastgelegd in het ondersteuningsplan. (…) Cliënte is uw cliënt verregaand tegemoetgekomen door rekening te houden met zijn wensen voor wat betreft de personen die deelnemen aan dat gesprek. Zo is de locatiecoördinator vervangen door een vervangende locatiecoördinator. Thans stelt uw cliënt de eis dat ook de begeleider en gedragskundige niet bij dat gesprek aanwezig zullen zijn.

In een e-mail van 9 januari jl. aan mevrouw [C] heeft cliënte nogmaals uitvoerig uitgelegd waarom het noodzakelijk is dat ook de begeleider en gedragskundige aanwezig zijn bij het gesprek. Cliënte heeft aangegeven dat het noodzakelijk is de ondersteuning en afspraken met elkaar te evalueren. De vervangende locatiecoördinator is niet inhoudelijk en gedetailleerd op de hoogte van de zorg en ondersteuning van uw cliënt. Om tot concrete en passende afspraken te komen is er betrokkenheid van de begeleider en gedragskundige noodzakelijk. (…) Mevrouw [C] heeft bij e-mail van 13 januari jl. cliënte meegedeeld dat uw cliënt blijft bij zijn eis.

Het is voor cliënte daarom onmogelijk geworden de zorg en ondersteuning te blijven bieden aan uw cliënt.”

2.13.

Nadat [C] en de advocaat van [eiser] hierna aan de stichting kenbaar hadden gemaakt dat het gesprek toch kon plaatsvinden in aanwezigheid van de door de stichting gewenste personen, heeft de stichting duidelijk gemaakt bij de opzegging van de overeenkomst te blijven.

2.14.

Vervolgens heeft [eiser] bij dagvaarding van 3 maart 2020 een kort geding aanhangig gemaakt, dat ter zitting van 11 maart 2020 is behandeld. Na deze zitting hebben partijen wederom onderhandeld om tot werkbare afspraken te komen met betrekking tot de zorg- en dienstverlening aan [eiser] . Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen, zodat de zaak op 18 juni 2020 opnieuw ter zitting is besproken. Ook tijdens deze zitting is het niet gelukt afspraken te maken waarin beide partijen zich kunnen vinden.

2.15.

Op 3 april 2020 heeft [eiser] een volmacht verleend aan de heer [D] om onder meer zijn belangen te vertegenwoordigen in de communicatie met de stichting.

2.16.

De ouders van [eiser] zijn al langere tijd bezig met het tot stand brengen van een woonvoorziening voor (onder meer) [eiser] door middel van een ouderinitiatief. In dit kader is een samenwerkingsovereenkomst gesloten met een projectontwikkelaar. De bouw van het complex is eind mei 2020 gestart.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert de stichting bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

I. op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om de zorg en overige dienstverlening zoals tussen partijen overeengekomen voort te zetten en te continueren;

II. te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, met dien verstande dat Zorgbelang als onafhankelijk cliëntondersteuner Wlz ten behoeve van [eiser] optreedt met de beperkingen die daarbij horen en de stichting ingaat op de wens van [eiser] en Zorgbelang om eerst een verkennend gesprek te voeren met de vervangend locatiecoördinator alvorens een gesprek met [eiser] en de gedragsdeskundige en/of begeleiding plaatsvindt; III. te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

De stichting voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing