Rechtbank Overijssel, 07-03-2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1054, 151002 / KG RK 14-244
Rechtbank Overijssel, 07-03-2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1054, 151002 / KG RK 14-244
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 7 maart 2014
- Datum publicatie
- 10 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2014:1054
- Zaaknummer
- 151002 / KG RK 14-244
Inhoudsindicatie
Wraking. Toegewezen.
Uitspraak
beschikking
Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: 151002 KG RK 14-244
datum: 7 maart 2014
Beschikking op het wrakingsverzoek, ingediend door:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats],
verzoeker tot wraking,
gemachtigde mr. J.M.C. Niederer, werkzaam bij Legal Control te Helmond,
strekkende tot wraking van mr. A. Oosterveld, in zijn hoedanigheid van rechter in deze rechtbank, verder te noemen mr. Oosterveld.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 januari 2014
- -
-
het schriftelijke verweer van mr. Oosterveld van 24 januari 2014
- -
-
de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door mr. Niederer voormeld.
Mr. Oosterveld heeft laten weten niet te verschijnen.
2 De feiten
Verzoeker heeft bij brief van 1 december 2013 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de korpschef van de politie, eenheid Rotterdam d.d. 28 november 2013. Dit
beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 1/2014 (13/2771 WOB PRM).
Bij brief van 6 januari 2014 is mr. Niederer voormeld uitgenodigd om op een
zitting te verschijnen voor de behandeling van het namens verzoeker ingediende beroep, en wel op 25 februari 2014. De behandelend rechter is mr. Oosterveld.
Bij brief van 21 januari 2014 is door de griffier aan mr. Niederer bericht:
‘U heeft, namens [verzoeker], beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de korpschef van de politie, eenheid Rotterdam. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 13/2771. Bij dit beroepschrift heeft u een machtiging van [verzoeker] gevoegd.
De rechtbank heeft u in november 2013 schriftelijk meegedeeld dat de rechtbank geen algemene machtigingen, vergelijkbaar met een blanco cheque accepteert. De door u ingebrachte machtiging betreft evenwel een machtiging die zeer ruim is geformuleerd, zodat niet wordt voldaan aan de eis dat een volmacht voldoende specifiek moet zijn.
De rechtbank stelt u hierbij in de gelegenheid om alsnog binnen een termijn van 1 week na verzending van deze brief alsnog een specifieke machtiging, ondertekend door eiser [verzoeker] zelf, in het geding te brengen.
Indien niet binnen de gestelde termijn de gevraagde specifieke en ondertekende machtiging door de rechtbank is ontvangen, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.’
Daarop heeft mr. Niederer bij brief van 21 januari 2014 namens verzoeker gemeld mr. Oosterveld te wraken.
3 Het wrakingsverzoek
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Mr. Oosterveld heeft zich blijkens de brief van 21 januari 2014 op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien niet aan de door hem gestelde specifieke machtigingseisen wordt voldaan. Dit standpunt is, gelet op de jurisprudentie, zo onbegrijpelijk dat voor dat standpunt geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat het voortvloeit uit vooringenomenheid dan wel bij verzoeker de gerechtvaardigde vrees heeft gewekt dat het standpunt is ingegeven door vooringenomenheid jegens verzoeker. Dit klemt temeer gezien het tijdsverloop van de procedure. Bij brief van 21 januari 2014 wordt namens mr. Oosterveld immers onvoorwaardelijk gesteld dat als de gevraagde specifieke en ondertekende machtiging niet binnen de gestelde termijn van één week wordt ontvangen, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit maakt dat, als verzoeker niet doet wat de rechtbank vraagt, de behandelend rechter reeds op 29 januari 2014 tot de conclusie komt dat het beroep niet-ontvankelijk is, terwijl de openbare behandeling ter zitting nog plaats moet hebben. De behandelend rechter heeft daarmee bij verzoeker de indruk gewekt dat hij zich reeds op dat moment, in voor verzoeker negatieve zin, een oordeel over de zaak heeft gevormd, aldus verzoeker.
Mr. Oosterveld heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna, zover nodig, besproken.