Home

Rechtbank Oost-Nederland, 25-03-2013, BZ5766, 07.651106-12

Rechtbank Oost-Nederland, 25-03-2013, BZ5766, 07.651106-12

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Datum uitspraak
25 maart 2013
Datum publicatie
28 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5766
Zaaknummer
07.651106-12

Inhoudsindicatie

Promis, schennis van de eerbaarheid, meermalen gepleegd

Uitspraak

RECHTBANK OOST - NEDERLAND

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer

Parketnummer: 07.651106-12 (P)

Uitspraak: 25 maart 2013

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie

tegen

[Verdachte],

geboren op [datum en plaats],

wonende te [adres en plaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2013.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.L. Hellinga, advocaat te Zwolle.

Als officier van justitie was aanwezig mr. R.M. van Nes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 januari 2012 tot en met 13 maart 2012 in de gemeente Kampen zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard nu haar cliënt ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd en de verklaringen van aangeefsters naar de mening van de raadsvrouw onbetrouwbaar zijn omdat aangeefsters elkaar kennen en mogelijk informatie aan elkaar zouden hebben doorgegeven of hebben verzonnen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.

Op donderdag 2 februari 2012 heeft [aangeefster 1] aangifte gedaan bij de politie van schennis van de eerbaarheid.

Zij heeft bij de politie verklaard dat zij op 2 februari 2012 te 10:30 uur op de fiets van huis is weggegaan naar school. Toen zij op de [adres] te Kampen reed zag zij dat op een parkeerplaats net naast het fietspad een wit busje met zwartachtige letters stilstond. Zij zag dat de schuifdeur van het busje openstond.

Omdat een vriendin van haar eerder een man in een wit busje had gezien, die zijn geslachtsdeel had getoond, prentte zij het kenteken in haar hoofd. Het kenteken was

[kenteken]. Op het moment dat aangeefster ter hoogte van het busje kwam zag zij dat er een man in de schuifdeur zat. Zij zag dat de man een spijkerbroek aanhad welke hij naar beneden had laten zakken. Zij zag dat de man daar gewoon zat en zijn ‘dinges’ (de rechtbank leest geslachtsdeel) liet zien. Zij schrok en fietste verder. Toen zij even later twee politieagenten zag staan is zij daar naar toe gereden en heeft hun alles verteld.

Op 13 maart 2012 heeft [aangeefster 2] aangifte gedaan bij de politie van schennis van de eerbaarheid.

Zij heeft bij de politie verklaard dat zij op 13 maart 2012 omstreeks 16:05 uur langs de [adres] te Kampen fietste. Zij zag vervolgens een witte bestelbus langs de weg in een parkeerhaventje staan. Zij zag dat de schuifdeur van het busje openstond.

Vervolgens heeft zij bij de politie verklaard dat toen zij doorfietste zij een man in de schuifdeur zag staan. Zij bevond zich op dat moment op een afstand van ongeveer drie meter van verdachte. Zij zag dat de man met zijn broek een stukje omlaag stond. Zij zag dat hij zijn broek tot op zijn bovenbenen had laten afzakken. Zij zag dat deze man met beide handen aan zijn geslachtsdeel zat. Zij zag dat de man haar aankeek. Zij werd bang en is toen snel naar het eerste huis op de [adres] gefietst. Op de witte bus heeft zij de letters [letters] zien staan.

Op 28 maart 2012 heeft [aangeefster 3] bij de politie aangifte gedaan van schennis van de eerbaarheid.

Zij heeft verklaard dat zij op 18 januari 2012 omstreeks 15:00 uur over het fietspad fietste aan de [adres] te Kampen. Zij zag een bedrijfsbusje parkeren in een parkeerhaven aan dezelfde weg. Zij zag vervolgens dat een manspersoon uit het bedrijfsbusje stapte en rondom het busje liep en de deur van het busje openschoof. Zij zag dat die persoon het busje inging. Op het moment dat zij langs het busje fietste keek zij naar links. De deur was nog geopend en zij zag dat de manspersoon op zijn knieën zat met zijn gezicht naar haar toe. Zij zag vervolgens dat de man zijn broek en onderbroek had laten zakken. Zij zag dat de man zijn geslachtsdeel toonde. Zij zag dat de manspersoon haar aankeek. Het kenteken van het busje was [kenteken].

Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie valt op te maken dat het kenteken van het betreffende voertuig ([kenteken]) op naam stond van het bedrijf [bedrijf] en dat verdachte van het betrokken voertuig gebruikmaakt.

Uit de bijgesloten stop-lijsten van het GPS-systeem van het voertuig met kenteken [kenteken] valt op te maken dat het voertuig respectievelijk op 13 maart 2012 van 16:05 uur tot 16:08 uur; op 2 februari 2012 van 10:24 uur tot 10:31 uur en op 18 januari 2012 van 15:05 uur tot 15:07 uur stil heeft gestaan op de [adres] te Kampen.

Verdachte heeft op 5 april 2012 bij de politie verklaard dat hij een voertuig leaset van [bedrijf] waarvan hij gebruik maakt als hij aan het werk is. Het kenteken van het voertuig is

[kenteken] en het betreft een [merk]. Voorts heeft verdachte verklaard dat het eigenlijk nooit voorkomt dat een andere collega in de auto rijdt.

Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij niet ontkent dat hij op 2 februari 2012 met de auto op de [adres] te Kampen heeft gestaan.

Ter terechtzitting op 11 maart 2013 heeft verdachte verklaard dat hij de enige is die in de bus met kenteken [kenteken] rijdt.

Betrouwbaarheid verklaringen aangeefsters

De rechtbank overweegt dat de data en tijdstippen en pleegplaats waarop de schennis volgens aangeefsters heeft plaatsgevonden exact overeenkomen met de data en tijdstippen en plaats dat het voertuig van verdachte heeft stilgestaan volgens de Stop-lijsten.

Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaringen van aangeefsters veel op elkaar lijken doch niet volstrekt identiek zijn aan elkaar. Tot slot overweegt de rechtbank dat tussen het eerste en het derde incident een tijdsverloop zit van zes weken en dat twee aangeefsters direct na het incident aangifte hebben gedaan van het voorval.

Gezien het voornoemde ziet de rechtbank, anders dan de raadsvrouw, geen aanleiding om de verklaringen van aangeefsters als onbetrouwbaar aan te merken. Ook de overige stukken in het dossier nopen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat aangeefsters elkaar kennen doet daar niet aan af.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Gezien voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat

hij op één of meer verschillende tijdstippen in de periode van 18 januari 2012 tot en met 13 maart 2012 in de gemeente Kampen zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden

waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,

zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de

na te noemen beslissing passend.

Verdachte heeft op drie verschillende data op de [adres] te Kampen zijn voertuig geparkeerd, zonder enige gêne zijn geslachtsdeel ontbloot en getoond aan jonge meisjes in de leeftijd van 13 tot 16 jaar.

Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier zeer hinderlijke feiten die bij zulke jonge meisjes sterke gevoelens van angst op kunnen wekken. Voorts past het naar het oordeel van de rechtbank niet om anderen ongewild te confronteren met verdachtes behoefte om zich te exhibitioneren. De rechtbank kwalificeert het gedrag van verdachte dan ook als seksueel onfatsoenlijk gedrag en rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.

Nu verdachte echter niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren passend.

Teneinde recidive te voorkomen zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand alsmede een proeftijd van 2 jaren.

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.

Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van

60 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.

De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 1 maand hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

1 maand.

De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten omdat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2013.

Mr. M. Aksu voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.