Home

Rechtbank Oost-Nederland, 18-02-2013, BZ1360, 428923 CV EXPL 724/13

Rechtbank Oost-Nederland, 18-02-2013, BZ1360, 428923 CV EXPL 724/13

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Datum uitspraak
18 februari 2013
Datum publicatie
18 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1360
Zaaknummer
428923 CV EXPL 724/13

Inhoudsindicatie

Subjectieve cumulatie; kantonrechter acht zich ondanks leemte ter zake in de wet, bij uitzondering bevoegd van vordering van werknemer tegen bestuurder (in persoon) van zijn werkgever wegens onrechtmatige daad kennis te nemen. Proces-economie en nauwe samenhang met de tegelijkertijd ingestelde vordering van werknemer tegen werkgever verlangen gezamenlijke behandeling. Vordering tegen werkgever ter zake verhoging dwangsom afgewezen. Vordering tegen bestuurder ter zake van onrechtmatige daad nu bestuurder er niet voor zorgt dat werkgever alsnog nakomt, eveneens afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Enschede

Zaaknummer : 428923 CV EXPL 724/13

Uitspraak : 18 februari 2013

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[Eiser],

wonende te [plaats],

eisende partij, hierna te noemen: [eiser],

gemachtigde: mr. R. Kroon, advocaat te Almelo,

tegen

1. de stichting Stichting Livio,

gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,

gedaagde partij, hierna te noemen: Livio,

gemachtigde: mr. E.P. Cornel, advocaat te Enschede,

en

[gedaagde sub 2],

wonende te [plaats],

gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde sub 2],

gemachtigde: mr. E.P. Cornel, advocaat te Enschede.

1. procedure

1.1 [Eiser] heeft bij dagvaarding van 5 februari 2013 Livio en [gedaagde sub 2] opgeroepen in kort geding te verschijnen ter zitting van dinsdag 12 februari 2013 om 14:00 uur.

Ter zitting verschenen [eiser] vergezeld van mr. Kroon. Livio is verschenen bij mevrouw [G], secretaris van de Raad van Bestuur bij Livio, en de heer [E], Hoofd P&O, bijgestaan door mr. Cornel. [Gedaagde sub 2] is niet ter terechtzitting verschenen.

1.2 De behandeling heeft plaatsgevonden tegelijkertijd met een door Livio aanhangig gemaakt kort geding strekkende tot, kort gezegd, opheffing, vermindering dan wel schorsing van de Livio, bij vonnis van de kantonrechter te Enschede van 29 januari 2013, opgelegde dwangsom. Voorts is tegelijkertijd behandeld een voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend door Livio. Met partijen is besproken dat al hetgeen over en weer is gesteld en aangevoerd, zal gelden als in alle drie de zaken gesteld en aangevoerd.

1.3 De gemachtigden van beide partijen hebben gepleit overeenkomstig hun pleitaantekeningen. Van hetgeen verder is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2. feiten

2.1 Bij de beoordeling van dit geschil wordt uitgegaan van de hierna opgesomde feiten. Deze worden voorshands als vaststaand beschouwd omdat zij door één van partijen zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend dan wel niet, of onvoldoende gemotiveerd, zijn bestreden.

2.2 Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank d.d. 29 januari 2013 is Livio onder meer veroordeeld om [eiser] binnen één week na betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden als verpleeghuisarts/specialist Ouderenzorg in opleiding en hem alle ondersteuning te bieden bij het effectueren en volgen van de opleiding tot Specialist Ouderen Zorg, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt, het bieden van de voor die opleiding vereiste stageplaatsen en noodzakelijke begeleiding,

één en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Livio in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen.

Stelt het bedrag dat Livio terzake die dwangsom maximaal zal verbeuren vast op

€ 45.000,--.

2.3 [Eiser] heeft voornoemd vonnis op 30 januari 2013 door de deurwaarder laten betekenen aan Livio.

3. geschil

3.1 [Eiser] vordert, na vermindering van zijn vordering, Livio te veroordelen om hem binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden als Verpleeghuisarts/Specialist in opleiding en hem alle ondersteuning te bieden bij het effectueren en volgen van de opleiding tot Specialist Ouderen Zorg, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt, het bieden van de voor die opleiding vereiste stageplaatsen en noodzakelijke begeleiding, één en ander op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat Livio in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen.

[Eiser] vordert [gedaagde sub 2] te veroordelen alle handelingen te verrichten die nodig zijn om hem in staat te stellen aan de veroordelingen als hiervoor te voldoen, zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag of gedeelte van de dag dat hij in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan deze veroordeling te voldoen.

[Eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij na het gewezen vonnis van 29 januari 2013 aan Livio heeft aangeboden om in gezamenlijk overleg het moment en wijze van terugkeer te bespreken. Ook is aangeboden indien door Livio gewenst tijdens dat overleg aandacht te geven aan eventueel bij Livio levende vraagpunten. Livio heeft hierop niet gereageerd. [Eiser] heeft uit de media moeten vernemen dat [gedaagde sub 2], bestuurder van Livio, heeft verklaard dat [eiser] “koste wat het kost” niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn werkzaamheden te hervatten, dat door Livio niet aan het vonnis wordt voldaan en men de dwangsom voor lief neemt. Van een rechtspersoon en haar bestuurders mag worden verwacht dat deze gehoor geven aan een in kracht van gewijsde gegaan vonnis waarbij aan haar op verbeurte van een dwangsom een last wordt opgelegd. De weigering gehoor te geven aan een gerechtelijke uitspraak moet jegens [eiser] worden aangemerkt als een aan Livio toe te rekenen tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de met [eiser] gesloten arbeids-/studieovereenkomst, alsook als een onrechtmatige daad. De weigering van [gedaagde sub 2] als bestuurder die handelingen/instructies te verstrekken die het mogelijk maken dat Livio gehoor geeft aan de rechterlijke uitspraak moet worden aangemerkt als een onrechtmatige daad jegens [eiser]. [Gedaagde sub 2] schendt een op hem rustende persoonlijke zorgvuldigheidsverplichting.

Nu Livio en [gedaagde sub 2] niet voornemens zijn aan de door de kantonrechter uitgesproken veroordeling van 29 januari 2013 gevolg te geven, heeft [eiser] een spoedeisend belang bij na te melden vorderingen, waarbij zij aanmerkt dat waar de opgelegde dwangsom kennelijk een onvoldoende prikkel is, die dwangsom op een aanzienlijk hoger bedrag moet worden gesteld en kennelijk ook de bestuurder persoonlijk een prikkel nodig heeft hem te bewegen te voldoen aan hetgeen van hem mag worden verwacht.

3.2 Primair concludeert [gedaagde sub 2] tot onbevoegd verklaring van de kantonrechter van deze vordering kennis te nemen en dat deze zaak wordt doorverwezen naar de civiele sector van de rechtbank.

Subsidiair concluderen Livio en [gedaagde sub 2] tot afwijzing van de vordering van [eiser]. Livio en [gedaagde sub 2] betwisten te hebben verklaard dat [eiser] kost wat kost niet in de gelegenheid zou worden gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten. Zij hebben enkel aangegeven dat gezien hetgeen er sinds het vonnis is gebeurd het niet als reële optie wordt gezien om met [eiser] verder te gaan. In casu is geen sprake van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis. Livio stelt op 12 februari 2013 een dagvaarding met het verzoek tot spoedappel uit te brengen. Er is geen sprake van een weigering van Livio c.q. haar Raad van Bestuur om instructies te verstrekken om gehoor te geven aan de rechtelijke uitspraak. Als bestuurder van Livio dient [gedaagde sub 2] de belangen van Livio en haar patiënten, medewerkers en andere stakeholders te dienen. Dit is wat hij in deze ook heeft gedaan.

4. beoordeling

Ter zake van de vordering tegen Livio wordt als volgt overwogen.

4.1 Voor zover [eiser] vordert ‘Livio te veroordelen om hem binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden als Verpleeghuisarts/Specialist in opleiding en hem alle ondersteuning te bieden bij het effectueren en volgen van de opleiding tot Specialist Ouderen Zorg, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt, het bieden van de voor die opleiding vereiste stageplaatsen en noodzakelijke begeleiding’ dient [eiser] niet ontvankelijk te worden verklaard aangezien ter zake reeds een vonnis is gewezen door de kantonrechter te Enschede op 29 januari 2013, welk vonnis geëxecuteerd kan worden.

4.2 De kantonrechter komt derhalve wat betreft het eerste deel van de vordering van [eiser] thans alleen toe aan beoordeling van de gevorderde verhoogde dwangsom. Ter zake wordt als volgt overwogen.

4.3 Gelijktijdig met de behandeling van het onderhavige kort geding is tevens behandeld het verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de vordering van Livio in kort geding tot kort gezegd opheffing, vermindering of schorsing van de dwangsom. Deze drie zaken zijn nauw met elkaar verbonden en de kantonrechter is derhalve ambtshalve met de uitspraken in de twee met de onderhavige zaak samenhangende zaken bekend. Nu gelijk met deze uitspraak vonnis wordt gewezen in het kort geding, aanhangig gemaakt door Livio en het kantonrechter bekend is dat de opgelegde dwangsom bij vonnis zal worden opgeheven met ingang van 18 februari 2013, aangezien per gelijke datum de voorwaardelijke ontbinding wordt uitgesproken, dient de vordering tot verhoging van de dwangsom te worden afgewezen. Nakoming van het vonnis van de kantonrechter, gewezen op 29 januari 2013 is, in het bijzonder gelet op de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst die op 18 februari 2013, met ingang van 1 maart 2013 wordt uitgesproken, niet opportuun meer. De vordering tot verhoging van de dwangsom, te betalen door Livio, zal worden afgewezen.

Ter zake van de vordering tegen [gedaagde sub 2] wordt als volgt overwogen.

4.4 De kantonrechter zal zich bevoegd verklaren van de vordering tegen [gedaagde sub 2] kennis te nemen. Aan [gedaagde sub 2] moet worden toegegeven dat de vordering strikt genomen niet tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoort. Zoals in literatuur en rechtspraak meermals is opgemerkt heeft de wetgever (kennelijk) verzuimd een regel op te nemen voor het (onderhavige) geval van subjectieve cumulatie. Ook ingeval van subjectieve cumulatie kan het vanuit proceseconomisch oogpunt wenselijk zijn dat de vorderingen door één rechter worden beslist indien tussen de vorderingen voldoende samenhang bestaat. De oplossing dient te worden gevonden in de omslachtige route van het vragen van (zonodig verwijzing en) voeging van zaken. In het onderhavige geval is de kantonrechter van oordeel dat genoemde omslachtige route, als in strijd met de goede procesorde, niet van [eiser] kan worden verlangd om zaken uiteindelijk toch weer bij elkaar te krijgen. Nu de vordering overigens zeer nauw verband houdt met de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Livio, waarvan [gedaagde sub 2] bestuurder is, acht de kantonrechter voldoende grond aanwezig zich bevoegd te achten van het geschil kennis te nemen.

4.5 Hoewel het petitum van de kort gedingdagvaarding onder iii veroordeling vraagt ‘[…] Om gedaagde sub 1 in staat te stellen haar veroordelingen als hiervoor omschreven te voldoen’ (letterlijk beschouwd) lijkt te verwijzen naar hetgeen gevorderd is onder i, verstaat de kantonrechter het petitum, bezien in samenhang met het lichaam van de dagvaarding aldus dat [eiser] vordert ‘gedaagde sub 1 in staat te stellen aan haar veroordelingen als bedoeld in het vonnis van de kantonrechter van 29 januari 2013 te voldoen ‘.

4.6 Nu bij beschikking van 18 februari 2013, zoals hiervoor is overwogen, de voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2013 zal worden uitgesproken, kan het nalaten van [gedaagde sub 2] om datgene in zijn hoedanigheid van bestuurder van Livio te doen of na te laten teneinde te bewerkstelligen dat uitvoering wordt gegeven aan het vonnis van de kantonrechter te Enschede van 29 januari 2013, naar voorlopig oordeel niet als onrechtmatig handelen worden gekwalificeerd. De vordering zal worden afgewezen.

4.7 Gegeven de omstandigheden van het geval ziet kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren.

5. rechtdoende

5.1 Wijst de vorderingen af.

5.2 Compenseert de kosten in dier voege dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen te Enschede door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en uitgesproken op 18 februari 2013, in aanwezigheid van de griffier.