Home

Rechtbank Oost-Brabant, 25-05-2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2456, WR 22/010

Rechtbank Oost-Brabant, 25-05-2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2456, WR 22/010

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
25 mei 2022
Datum publicatie
13 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2022:2456
Zaaknummer
WR 22/010

Inhoudsindicatie

Wraking. Processuele beslissing (om een hybride zitting te houden).

Uitspraak

beslissing

Wrakingskamer

zaaknummer: WR 22/010

Beslissing van 25 mei 2022

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: verzoekster,

advocaat: mr. E.R. Knoester,

strekkende tot de wraking van

mr. A. de Boer,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van 19 april 2022 waarin het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;

- de spreekaantekeningen van verzoekster;

- de schriftelijke reactie van de rechter van 2 mei 2022;

- de e-mailcorrespondentie tussen de rechtbank en mr. E.R. Knoester.

1.2.

De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022. Verzoekster is op de mondelinge behandeling verschenen, bijgestaan door mr. E.R. Knoester. Verzoekster heeft haar spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd. De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen. Mr. P.L.M.F. Roosendaal is als toehoorder op de mondelinge behandeling verschenen.

2 De beoordeling van het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak

met nummer C/01/370980 / HA ZA 21-337 tussen verzoekster als eiser en [gedaagden] als gedaagden.

2.2.

Artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.3.

Aan het wrakingsverzoek ligt – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Verzoekster vindt het niet juist dat aan [naam] de mogelijkheid is geboden om door middel van een videoverbinding (Teams) aan de mondelinge behandeling deel te nemen, zonder de overige partijen daarover tijdig voorafgaand aan de mondelinge behandeling te informeren en zonder ook hen die mogelijkheid aan te bieden. Ook verzoekster woont in het buitenland en dient om aan de zitting te kunnen deelnemen zonder met het vliegtuig naar Nederland te reizen en vrije dagen op te nemen. Voor een digitale zitting ontbreekt volgens verzoekster een wettelijke basis en kan daarom alleen met instemming van alle betrokken partijen plaatsvinden. Dat is hier niet gebeurd en het beginsel van hoor- en wederhoor is geschonden. Verzoekster verwijst voorts naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 oktober 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:5843). Verzoekster staat op het standpunt dat niet kan worden gegarandeerd dat een digitale zitting veilig verloopt en zij twijfelt aan de integriteit van het systeem. De beslissing van de rechter is in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en verhoudt zich niet met het beginsel van equality of arms.

2.4.

De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.

De beslissing om de mondelinge behandeling hybride plaats te laten vinden is een procedurele beslissing. Het kan zijn dat een partij het niet eens is met een dergelijke beslissing, maar dit is geen reden voor wraking. De beslissing is tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid gemotiveerd. Om verdere vertraging van de procedure te voorkomen, is de mondelinge behandeling op korte termijn opnieuw gepland. [naam] was niet in staat op korte termijn de mondelinge behandeling bij te wonen in verband met haar werk en haar verblijf in Frankrijk. Daarom was de keuze voor een mondelinge behandeling in een hybride vorm passend. De rechter erkent dat de communicatie rommelig is verlopen. Het verzoek om de mondelinge behandeling hybride te houden en het bezwaar daartegen heeft de rechter op 15 april 2022 bereikt. De griffie heeft vervolgens de beslissing van de rechter aan partijen medegedeeld en daarbij kenbaar gemaakt dat de motivering tijdens de mondelinge behandeling zou worden gegeven. Het bezwaar van verzoekster van 19 april 2022 heeft de rechter onvoldoende aanleiding gegeven om af te zien van een hybride zitting. Dit is medegedeeld aan partijen. Van enige schijn van partijdigheid is geen sprake. Het beginsel van hoor- en wederhoor is toegepast.

2.5.

De wrakingskamer oordeelt als volgt.

Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (zie onder meer HR 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141 en HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3625).

2.6.

De beslissing op welke wijze een zitting wordt gehouden, is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413).

2.7.

De wrakingskamer is van oordeel dat de beslissing om een hybride zitting te houden, dan wel de daarvoor gegeven motivering geen blijk geeft van (de schijn van) vooringenomenheid.

2.8.

Aan verzoekster kan voorts worden toegeven dat de communicatie met partijen over de te houden zitting geen schoonheidsprijs verdient, maar dat betekent nog niet dat de rechter blijk heeft gegeven van vooringenomenheid. Dat geldt evenzeer voor het verwijt dat verzoekster de rechter maakt dat zij zich door de onhandige plaatsing in de zittingszaal van twee grote beeldschermen tijdens de mondelinge behandeling niet heeft kunnen concentreren en waardoor verzoekster zich benadeeld voelt. Verzoeksters vrees dat een veilige digitale verbinding niet kan worden gegarandeerd levert evenmin een wrakingsgrond op. Alle door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden bijeengenomen zijn naar het oordeel van de wrakingskamer ook onvoldoende om te oordelen dat aan voornoemd criterium voor wraking van een rechter is voldaan.

2.9.

Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

3 De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.

Deze beslissing is gegeven door de mr. T. van de Woestijne, voorzitter, mr. J.A.M. van den Berk en mr. V.R. de Meyere, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.L. van Huijkelom en in openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.