Home

Rechtbank Oost-Brabant, 08-10-2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:5276, 9263116 / EJ VERZ 21-288

Rechtbank Oost-Brabant, 08-10-2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:5276, 9263116 / EJ VERZ 21-288

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
8 oktober 2021
Datum publicatie
14 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2021:5276
Zaaknummer
9263116 / EJ VERZ 21-288

Inhoudsindicatie

Deelgeschil letselschade. De verzoeken worden afgewezen, omdat het hele geschil tussen partijen wordt voorgelegd. Indien op de verzoek wordt beslist, is het hele geschil tussen partijen beslecht en bestaat er geen ruimte meer voor onderhandelingen. De deelgeschilprocedure is daarvoor niet bedoeld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch

Zaaknummer / rekestnummer: C/01/9263116 / EJ VERZ 21-288

Beschikking van de kantonrechter in een deelgeschil letselschade van 8 oktober 2021

in de zaak van

1 [eiser sub 1] ,

2. [eiser sub 2] ,

3. [eiser sub 3] ,

4. [eiser sub 4] ,

allen wonende te [wooplaats] ,

verzoekers,

gemachtigden mr. P. Mannaart en mr. F. Heetebry (ARAG SE Nederland) te Leusden,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

DURA VERMEER BOUW ZUID B.V.,

gevestigd te ’sHertogenbosch,

verweerder,

gemachtigde mr. R.S. Ariëns te Amsterdam.

Partijen worden hierna [eisers] en Dura Vermeer genoemd. Waar nodig zullen verzoekers afzonderlijk respectievelijk de heer [eiser sub 1] , mevrouw [eiser sub 2] , [eiser sub 3] en [eiser sub 4] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met producties van [eisers] van 2 juni 2021;

-

het verweerschrift met producties van Dura Vermeer, ingekomen op de griffie op 27 augustus 2021;

-

de brief van [eisers] van 27 augustus 2021 met een aanvullende productie

-

de mondelinge behandeling op 3 september 2021.

1.2.

Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan partijen meegedeeld dat de beschikking in deze zaak zal worden gegeven op 15 oktober 2021. De beslissing in deze zaak wordt bij vervroeging uitgesproken.

2 Het geschil

2.1.

In deze zaak speelt - kort samengevat - het volgende.

In augustus 2019 zijn de heer [eiser sub 1] en mevrouw [eiser sub 2] met hun zoons [eiser sub 3] en [eiser sub 4] in hun door Dura Vermeer gebouwde nieuwbouwwoning in [wooplaats] gaan wonen. Op 5 september 2020 is bij de zonnepanelen op het dak van de woning brand ontstaan. De brand heeft zich naar binnen toe uitgebreid en grote brandschade veroorzaakt aan de zolderverdieping van de woning. Ook is er veel water- en rookschade ontstaan op de eerste verdieping en op de begane grond. Na onderzoek is gebleken dat oorzaak van de brand is gelegen in een ondeugdelijke installatie van de zonnepanelen.

De woningbrand heeft een grote impact gehad op de heer [eiser sub 1] , mevrouw [eiser sub 2] en op hun zoons. Zij stellen dat het voor hen een traumatische ervaring is geweest. In hun ogen had de brand voorkomen kunnen worden, als Dura Vermeer - kort gezegd - had geluisterd naar hun eerdere klachten over de werking van de zonnepanelen op het dak. Dura Vermeer had daarin volgens [eisers] aanleiding moeten zien om nader onderzoek te doen naar de veiligheid van de installatie. Dat Dura Vermeer de klachten niet serieus heeft genomen en niet heeft gehandeld, rekent [eisers] haar zwaar aan.

De opstal- en inboedelverzekering van [eisers] heeft de materiële schade (grotendeels) vergoed. [eisers] meent echter ook recht te hebben op een immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW. [eisers] stelt in zijn persoon te zijn aangetast nu er een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer is gemaakt, waarvoor hij Dura Vermeer verantwoordelijk houdt. De heer [eiser sub 1] , mevrouw [eiser sub 2] en [eiser sub 3] en [eiser sub 4] menen ieder recht te hebben op een smartengeldvergoeding van € 7.500,-.

2.2.

[eisers] verzoekt de kantonrechter in dit deelgeschil daarom te beslissen:

  1. dat Dura Vermeer een immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW aan verzoekers dient te betalen;

  2. dat deze door Dura Vermeer te betalen immateriële schadevergoeding € 7.500,- per verzoeker groot is, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;

  3. dat de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv dienen te worden begroot op € 9.086,58, te vermeerderen met de verschuldigde griffiekosten, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag en dat Dura Vermeer wordt veroordeeld tot betaling daarvan aan ARAG SE binnen 14 dagen na betekening van de beschikking.

2.3.

Dura Vermeer voert hiertegen verweer. Zij betwist dat haar handelen valt te kwalificeren als een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW.

2.4.

Op de stellingen van partijen wordt, voor zover nodig, hierna verder ingegaan.

3 De beoordeling

4 De beslissing