Home

Rechtbank Oost-Brabant, 01-03-2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:986, C/01/303949 / HA ZA 16-102

Rechtbank Oost-Brabant, 01-03-2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:986, C/01/303949 / HA ZA 16-102

Inhoudsindicatie

Contradictoir. Letselschade. Verkeersongeval tussen brandweerauto en motorfiets. Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer.

Samenvatting:

Contradictoir. Letselschade. Verkeersongeval op een kruising tussen motorfiets en brandweerauto die met zwaailicht en sirene door rood licht rijdt. De motorrijder had de brandweerauto voor moeten laten gaan (art.50 RVV). De brandweer kan niettemin (mede) aansprakelijk zijn indien de brandweerauto de kruising met zodanig hoge snelheid is opgereden dat de motorrijder onvoldoende gelegenheid werd geboden om de brandweerauto op te merken en voorrang te verlenen. Dat hiervan sprake was, staat niet vast. De Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer bevat interne aanbevelingen waarop de motorrijder zich niet rechtstreeks kan beroepen. De aanbeveling in deze richtlijn om bij het passeren van een rood verkeerslicht niet sneller dan 20 km per uur te rijden kan wel een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of de bestuurder van de brandweerauto zich in dit geval gevaarzettend heeft gedragen als bedoeld in artikel 5 WVW. Naar oordeel van de rechtbank staat niet vast dat de brandweerauto sneller dan 20 km per uur heeft gereden en staat wel vast dat de motorrijder te hard en door oranje (of rood) licht de drukke kruising is opgereden. Vordering afgewezen.

Uitspraak

vonnis

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

zaaknummer / rolnummer: C/01/303949 / HA ZA 16-102

Vonnis van 1 maart 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. A.B. Noordhof te Eindhoven,

tegen

1. de publiekrechtelijke rechtspersoon

DE VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-ZUIDOOST,

zetelend te Eindhoven,

2. de naamloze vennootschap

ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,

zetelend te Apeldoorn,

gedaagden,

advocaat mr. F.J. David te Eindhoven.

Partijen zullen hierna [eiser] , de brandweer en Achmea worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 11 mei 2016

-

het proces-verbaal van comparitie van 14 november 2016.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald. Door een grote werkvoorraad bij de rechtbank heeft het wijzen van dit vonnis omstreeks twee maanden vertraging opgelopen.

2 De feiten

Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van de volgende vaststaande feiten.

2.1.

Op zondag 22 juni 2014 rond 16.20 uur reed [eiser] (toen 22 jaar oud) op zijn Harley-Davidson motorfiets op de Eindhovenseweg te Waalre in de richting van Valkenswaard. Hij is de met verkeerslichten beveiligde kruising met de Julianalaan opgereden met de bedoeling deze kruising rechtdoor over te steken richting de Valkenswaardseweg. Op dat moment kwam vanuit de Julianalaan - vanuit de positie van [eiser] gezien van rechts - een brandweerauto met sirene en zwaailicht aan de kruising oprijden. Deze brandweerauto was kort daarvoor uitgerukt naar aanleiding van een zogenaamde ‘prioriteit 1’ melding over een heidebrand.

2.2.

[eiser] heeft geremd, is met zijn motorfiets onderuit gegaan en vervolgens tegen de linkerzijde (het linker voorwiel) van de brandweerauto aangebotst. [eiser] liep bij dit ongeval ernstig letsel op waarvoor hij omstreeks twee maanden in een ziekenhuis heeft moeten verblijven en vervolgens nog enige tijd in een revalidatiecentrum. Hij had onder meer vele botbreuken en ernstige brandwonden op zijn benen. Het herstel is redelijk goed verlopen.

2.3.

De brandweerauto is voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Achmea.

2.4.

De politie heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van het ongeval. Er is een ongevalsanalyse gemaakt en er zijn twaalf getuigen gehoord alsmede de bestuurder van de brandweerauto als verdachte.

2.5.

De officier van justitie heeft in september 2014 besloten de bestuurder van de brandweerauto niet strafrechtelijk te vervolgen wegens overtreding van de geldende verkeersregels omdat deze bestuurder naar het oordeel van de officier van justitie handelde conform de voorwaarden die daarvoor zijn gesteld in de Brancherichtlijnen optische en geluidssignalen brandweer.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (1) voor recht zal verklaren dat de brandweer en Achmea aansprakelijk zijn voor de gevolgen van het ongeval van 22 juni 2014 en de hieruit door [eiser] geleden en nog te lijden schade, vermeerderd met wettelijke rente, op te maken bij staat, en (2) Achmea zal veroordelen tot vergoeding en betaling van dat bedrag, (3) met veroordeling van de brandweer en Achmea in de kosten de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.

[eiser] legt hieraan ten grondslag dat de bestuurder van de brandweerauto aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW en dat hij schadevergoeding kan vorderen van Achmea op grond van artikel 6 WAM.

3.3.

Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eiser] kort gezegd dat de bestuurder van de brandweerauto de in de ‘Brancherichtlijn optische en geluidssignalen brandweer’ opgenomen veiligheidsnorm heeft overschreden door met een te hoge snelheid (van ongeveer 28 km per uur) het rode verkeerslicht te negeren en de kruising op te rijden, terwijl het overige verkeer slecht zicht had op het verkeer komend vanuit de Julianalaan en bij groen licht geen verkeer van rechts behoefde te verwachten. De bestuurder van de brandweerauto heeft hierdoor een gevaarlijke situatie doen ontstaan en het overige wegverkeer in gevaar gebracht, aldus [eiser] , die zich voor wat betreft de snelheid van de brandweerauto beroept op de ongevalsanalyse van de politie.

3.4.

Ter zitting heeft de raadsman van [eiser] de totale schade (zeer) voorlopig geschat op een bedrag van omstreeks € 80.000,-, onder andere omvattend een vergoeding voor de schade die [eiser] lijdt doordat hij een jaar studievertraging heeft opgelopen.

3.5.

De brandweer en Achmea voeren gemotiveerd verweer. Onder meer betwisten zij de door [eiser] gestelde toedracht van het ongeval. Zij voeren aan dat de brandweer geen verwijt kan worden gemaakt en dat [eiser] geen beroep kan doen op de door hem aangehaalde (intern werkende) Brancherichtlijn. Zij beroepen zich er op dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met artikel 50 Rv door de brandweerauto niet voor te laten gaan en dat hij door zijn roekeloze rijgedrag in strijd heeft gehandeld met artikel 5 WVW, zodat de schade voor zijn eigen rekening en risico dient te blijven.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing