Home

Rechtbank Noord-Nederland, 07-04-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1412, LEE 21/3335

Rechtbank Noord-Nederland, 07-04-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1412, LEE 21/3335

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
7 april 2022
Datum publicatie
4 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1412
Zaaknummer
LEE 21/3335

Inhoudsindicatie

Mijnbouwschade. Waardedaling. Mondelinge uitspraak. Het beroep is ingediend en ontvangen na het verstrijken van de beroepstermijn. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht, op grond waarvan het beroepschrift te laat zou zijn ingediend. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar. Het beroep is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/3335

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2022 in de zaak tussen

en

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Procesverloop

In het besluit van 18 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag tot vergoeding van waardedaling afgewezen.

In het besluit van 9 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1.1.

De rechtbank stelt vast – zoals ook door eiser is erkend – dat het beroep na afloop van de wettelijke termijn van zes weken is ingediend. De termijn voor het indienen van het beroep eindigde op 20 augustus 2021. Het beroepschrift is gedateerd op 1 augustus 2021, maar pas op 27 september 2021 ontvangen door de rechtbank. Uit het poststempel op de envelop, waarin het beroepschrift verstuurd is, blijkt dat het beroep op 24 september 2021 op de post is gedaan.

1.2.

Als redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege. Er is dan sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.

1.3.

Eiser heeft toegelicht dat hij het beroepschrift daadwerkelijk op 1 augustus 2021 heeft geschreven, maar dat hij vervolgens vergeten is dit naar de rechtbank te sturen.

1.4.

De rechtbank overweegt dat het in dit geval gaat om een ruime overschrijding van de beroepstermijn. Niet is gebleken dat er bijzondere omstandigheden speelden, gedurende de beroepstermijn, die hebben gemaakt dat eiser geen beroepschrift kon indienen voor afloop van de beroepstermijn. Dit betekent dat de rechtbank geen andere keuze heeft dan het beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren.

Conclusie en gevolgen

Bent u het niet eens met deze uitspraak?