Home

Rechtbank Noord-Nederland, 12-11-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4739, 6671161 CV EXPL 18-1126

Rechtbank Noord-Nederland, 12-11-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:4739, 6671161 CV EXPL 18-1126

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
12 november 2019
Datum publicatie
21 november 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:4739
Zaaknummer
6671161 CV EXPL 18-1126

Inhoudsindicatie

asbestverontreiniging straalgrit

inventarisatie in strijd met de normen

toerekenbare tekortneming

ontbinding overeenkomst

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaaknummer / rolnummer: 6671161 \ CV EXPL 18-1126

Vonnis van de kantonrechter van 12 november 2019

in de zaak van

de vennootschap onder firma

OOSTEN PROJECT MANAGEMENT,

gevestigd te Franeker,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

gemachtigde: aanvankelijk mr. E.E. Zaunbrechler-Boschloo, thans mr. W. Knoester,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

STRAAL- EN COATINGBEDRIJF FRYSLAN B.V.,

gevestigd te Franeker,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

gemachtigde: mr. P. van Bommel te Franeker.

Partijen zullen hierna OPM en SCBF genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het incidenteel vonnis van 12 juni 2018, waarbij het SCBF is toegestaan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Holland Mineraal B.V. (hierna te noemen Holland Mineraal) en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eurogrit B.V. (hierna te noemen Eurogrit) in vrijwaring op te roepen,

-

de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie,

-

de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie,

-

de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie,

-

de conclusie van dupliek in reconventie,

-

een akte houdende uitlating producties van SCBF.

1.2.

Ten slotte is vonnis in de hoofdzaak bepaald. De (gevoegde) vrijwaringszaken (zaak-/rolnummer: 7035982 \ CV EXPL 18-5325) zijn - nadat Holland Mineraal en Eurogrit beide een conclusie van antwoord hadden genomen - aangehouden tot het vonnis in de hoofdzaak is gewezen.

2 De feiten in conventie en in reconventie

2.1.

SCBF is een straal- en coatingbedrijf gevestigd aan de Edisonstraat 22 te Franeker. Voor de straalwerkzaamheden gebruikt SCBF een straalhal met een vloeroppervlak van 30x10 meter. Deze straalhal heeft een hoogte van 10 meter.

2.2.

SCBF heeft in september 2017 bij Holland Mineraal twee ton 'Excellent grit fijn' besteld ad € 554,18 inclusief btw. Dit straalgrit was afkomstig van Eurogrit. Dit grit is op

29 september 2017 aan SCBF geleverd en door SCBF gebruikt voor straalwerkzaamheden.

2.3.

Op 5 oktober 2017 heeft Eurogrit aan haar klanten, waaronder Holland Mineraal, bekend gemaakt dat er asbestvezels waren gevonden in het door haar geleverde straalgrit. Holland Mineraal heeft deze brief op 6 oktober 2017 doorgezonden naar haar klanten, waaronder SCBF. In een schrijven van 7 oktober 2017 heeft Eurogrit (onder de naam Sibelco) tevens aangegeven bereid te zijn de kosten van een asbestdeskundige voor het uitvoeren van een asbestanalyse te zullen vergoeden.

2.4.

Op 10 oktober 2017 heeft de Inspectie SZW het navolgende nieuwsbericht gepubliceerd:

Informatie voor bedrijven over gebruik straalmiddel Eurogrit

Nieuwsbericht | 10-10-2017 | 16:49

Mogelijk 140 bedrijven hebben gewerkt met het straalmiddel Eurogrit, waarin asbestvezels zijn aangetroffen. Het straal middel is geleverd door het bedrijf Eurogrit BV uit Dordrecht. Straalgrit wordt gebruikt om roest te verwijderen c.q. te voorkomen. De kans bestaat dat werknemers zijn blootgesteld aan asbest. In ieder geval kan er sprake zijn van onzekerheid. De Inspectie SZW, Inspectie Leefomgeving en Transport en de Omgevingsdiensten werken samen om de problematiek goed in kaart te brengen en maatregelen te nemen.

Deze informatie van de Inspectie SZW is specifiek voor de bedrijven die hebben gewerkt met dit straalgrit of het straalgrit op de bedrijfslocatie hebben opgeslagen.

Wat zijn de belangrijkste zaken die deze bedrijven nu moeten doen

Alle straalwerkzaamheden met het product Eurogrit moeten direct gestopt worden als dit nog niet is gebeurd.

Alle 140 bedrijven die mogelijk met het product Eurogrit hebben gewerkt hebben een brief van de Inspectie SZW ontvangen. Hierin wordt gevraagd om binnen 2 werkdagen alle werklocaties door te geven waar met het product gewerkt is.

De bedrijven moeten mogelijke plekken van blootstelling én mogelijk blootgestelde werknemers in kaart brengen. Dat geldt niet alleen voor werknemers van straalbedrijven, maar ook voor werknemers van de bedrijven waar gestraald is.

De arbeidsplaats en/of het mogelijke verspreidingsgebied moet gezien worden als een locatie waar asbest daadwerkelijk aanwezig is of is vrijgekomen. Dit tot het tegendeel is aangetoond.

Het verspreidingsgebied moet dan worden afgezet en/of de ruimte waarbinnen met het grit is gewerkt moet worden afgeschermd/afgesloten onder de vermelding dat daar gevaar voor blootstelling aan asbest aanwezig is.

Conform artikel 4.54a Arbeidsomstandighedenbesluit moet vervolgens worden overgegaan tot het inventariseren van de vermeende besmetting (aard en omvang bepalen) en moet de risicoklasse worden bepaald. Dit moet worden uitgevoerd door een gecertificeerde asbestinventarisatie-instelling, zie ascert.nl.

Voor zover uit de inventarisatie blijkt dat asbest is aangetroffen, moet men dit asbest conform de regelgeving (conform de risicoklasse) laten verwijderen. Zo nodig - dat wil zeggen als de verwijdering op basis van het inventarisatierapport in risicoklasse 2 of 2A valt - door een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf: ascert.nl.

Straalmiddel verontreinigd met asbest is een afvalstof geworden.

Als werkgever dient u uw verantwoordelijkheid te nemen om uw werknemers zorgvuldig te informeren over wat er gevonden is en indien nodig nazorg verlenen. Uw bedrijfsarts kan u verder informeren.

De Inspectie SZW heeft opdracht gegeven om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar blootstellingsrisico's voor werknemers in verschillende scenario's. De resultaten van dit onderzoek zullen openbaar worden gemaakt.

Als werknemers zijn blootgesteld aan asbest dan moet dit worden opgenomen in het personeelsdossier van de betreffende werknemers.

2.5.

De Inspectie SZW heeft bij brief van 18 oktober 2017 SCBF geïnformeerd dat zij een van de afnemers van het verontreinigde straalgrit was. SCBF moest op grond daarvan inventarisatie- en saneringswerkzaamheden van haar bedrijfsruimte(n) laten uitvoeren.

2.6.

OPM is een gecertificeerde asbestinventarisatie-instelling.

2.7.

OPM heeft op verzoek van SCBF op 9 oktober 2017 een drietal bulkmonsters genomen van het asbestverdachte straalgrit. Uit de analyseresultaten van deze monsters bleek dat er asbestvezels (type chrysotiel) aanwezig waren in (een kuubzak met) straalgrit in de bedrijfshal.

2.8.

Naar aanleiding van de analyseresultaten van deze monsters heeft op 10 oktober 2017 een gesprek plaatsgevonden tussen OPM en SCBF, waarna OPM, eveneens op 10 oktober 2017, een opdrachtbevestiging aan SCBF heeft toegestuurd voor een verontreinigingsonderzoek op basis van de NEN 2991 voor een bedrag van € 6.910,00 exclusief btw (inclusief SEM analyse en (brief)rapportage). Daarbij zouden 40 kleefmonsters en zes luchtmonsters worden genomen.

2.9.

OPM heeft vervolgens in de avond van 10 oktober 2017 voormeld verontreinigings-/blootstellingsonderzoek uitgevoerd. Daarnaast heeft OPM, op verzoek van SCBF, twee aanvullende monsters genomen (uit de voorraadbunker en uit een stofzak).

De genomen monsters zijn ter analyse aangeboden aan een daartoe geaccrediteerd laboratorium, waar de monsters zijn geanalyseerd.

2.10.

De resultaten van haar onderzoek heeft OPM op 12 oktober 2017 in een rapportage verwerkt. Het rapport van OPM luidt (voor zover van belang):

1 Samenvatting, conclusie en aanbevelingen

Door SCBF is aan Oosten Project Management opdracht verleend voor het uitvoeren van een risicobeoordeling (NEN 2991) van de bedrijfshal, gelegen aan de Edisonstraat 22 te Franeker.

Om een eventuele verontreiniging met asbest een wettelijk kader te geven om te saneren/reinigen is besloten het NEN 2991 onderzoek als onderdeel van een asbestinventarisatie te laten zijn. Hierbij dient dus te worden opgemerkt dat de asbestinventarisatie niet het hoofddoel van het in opdracht gegeven onderzoek is geweest.

De asbestinventarisatie is uitgevoerd conform de eisen zoals gesteld in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, zoals opgenomen in bijlage XIIIa bij de Arbeidsomstandighedenregeling. Op 9 oktober 2017 zijn een drietal bulkmonsters in de bedrijfshal genomen. Het blootstellingsonderzoek is op 10 oktober 2017 uitgevoerd. In totaal is/zijn twee asbesthoudende bronnen waargenomen.

Tijdens het blootstellingsonderzoek zijn zes luchtmonsters en veertig kleefmonsters genomen en aan het laboratorium ter SEM-analyse aangeboden.

Het blootstellingsonderzoek is onder geconditioneerde omstandigheden uitgevoerd.

(…..)

Op basis van deskresearch, veldwerk en laboratoriumanalyses kan worden geconcludeerd dat op de volgende locatie(s) asbesthoudend(e) materia(a)l(en) is/zijn aangetroffen.

Bron Bron Locatie (…..) Hoeveelheid (…..) Risico

nr. klasse

1 Straalgrit In één van de Ca. 1,5 m3 1

kuubzakken

2 Verontreiniging In de straalhal Ca. 300 m2 2

2.11.

Op pagina 13 en 14 van het rapport staat met betrekking tot deze beide locaties vermeld:

Bron Straalgrit Bron.nr. 1

Locatie In één van de kuubzakken

Verdieping Begane grond

Asbestsoort(en) Chrysotiel Monster M1

nr. Percentage (%) positief

Identificatiecode 1741959/1/1.1

analysecertificaat

Hoeveelheid Ca. 1,5 m3

Binding Niet hechtgebonden

Beschadiging -

Verwering -

Bereikbaarheid Goed

Risicoklasse 1

Verwijderingsmethode Containment

Opmerkingen Geen

(…..)

Bron Verontreiniging Bron.nr. 2

Locatie In de straalhal

Verdieping Begane grond

Asbestsoort(en) Chrysotiel Monster KM22 en

nr. KM23

Concentratie +/++

Identificatiecode 1742027/1/1.1

analysecertificaat

Hoeveelheid Ca. 300 m2

Binding Niet hechtgebonden

Beschadiging ++

Verwering -

Bereikbaarheid Goed

Risicoklasse 2

Verwijderingsmethode Containment

Opmerkingen De straalhal heeft een hoogte van ca. 10 m1

Het wordt aanbevolen de bron op korte termijn te saneren.

2.12.

Bijlage 5 bij het rapport geeft de plattegrond van het bedrijfspand en de locaties van de genomen monsters weer:

2.13.

Bijlage 6 bij het rapport geeft als resultaten van het NEN 2991 onderzoek (voor zover van belang):

Samenvatting NEN 2991 onderzoek

Aanleiding van het onderzoek is het aantreffen van een mogelijke asbestverontreiniging door middel van werkzaamheden met asbesthoudend straalgrit in een bedrijfshal.

Aan de hand van onderstaande bevindingen kan geconcludeerd worden dat:

1. In geen van de zes genomen luchtmonsters zijn na analyse asbestvezels aangetroffen.

Geconcludeerd kan worden dat er in de binnenlucht tijdens de monsterneming géén asbestvezels zijn aangetroffen.

2. Visueel is er in een deel van de bedrijfshal asbesthoudend materiaal aangetroffen: In kuubzakken en in de bedrijfshal.

3. Uit de analyseresultaten van de genomen kleefmonsters komt naar voren dat er in twee kleefmonsters asbestvezels zijn aangetroffen.

Op basis van deze analyseresultaten mag worden geconcludeerd dat de straalhal als asbest verontreinigd dient te worden beschouwd.

Bij het betreden van de straalhal treedt een potentieel blootstelling aan asbestvezels op.

(…..)

Bij het aantreffen van één of meer monsters in de categorie + of ++ wordt het aantal monsters rondom de "hot spot" uitgebreid totdat er geen + of ++ monsters meer worden aangetroffen.

2.14.

Voor de verwijdering van het door OPM aangetroffen asbest heeft OPM het bedrijf Flory benaderd. Flory heeft vervolgens in opdracht van SCBF de gehele straalhal (3.000 m3) gesaneerd.

2.15.

OPM heeft voor de door haar verrichtte werkzaamheden bij facturen van

12 oktober 2017 en 17 oktober 2017 bedragen van respectievelijk € 8.887,45 (inclusief btw) en € 205,70 (inclusief btw) aan SCBF in rekening gebracht. SCBF heeft deze facturen, ondanks aanmaningen, onbetaald gelaten.

2.16.

OPM heeft in november 2017 in een schriftelijke toelichting (productie 10 bij conclusie van antwoord) aangegeven (voor zover van belang) :

(…..)

Bepalen van de saneringscontour in de straalhal:

Uit de analyse resultaten van de kleefmonsters blijkt dat kleefmonsters 22 en 23 asbest bevatten. Kleefmonster 22 geeft een weergave van + (100-1000 asbestvezels/cm2 oppervlak) en kleefmonster 23 geeft een weergave van ++ (>1000 asbestvezels/cm2 oppervlak). Beide kleefmonsters zijn in de straalhal genomen. De NEN 2991 zegt over de weergaven het volgende:

Bij het aantreffen van één of meer monsters in de categorieën + of ++ wordt het aantal monsters rondom de hotspot uitgebreid.

Op kleefmonster 21 en kleefmonster 24 is in dezelfde straalhal geen asbest aangetroffen. Deze kleefmonsters worden beschouwd als de uitbreiding van kleefmonsters 22 en 23. Het gedeelte van de straalhal tussen kleefmonsters 22, 23 en 21, 24 dienst als verontreinigd (voorheen besmet) te worden beschouwd. Het gebruik van het verontreinigde straalgrit sterk doet vermoeden dat in de aangetroffen omstandigheid in de straalhal een blootstelling kan optreden. In samenspraak met SCB Fryslan BV is besloten om niet meer tijd en kosten te besteden aan het uitbreiden van het verontreinigingsonderzoek in de straalhal, heeft Oosten Project Management gehoor gegeven aan het verzoek van haar opdrachtgever. SCB Fryslan BV heeft hiertoe mede besloten omdat snelheid tot saneren een hogere prioriteit had gezien de mogelijkheid tot omzetderving door uitstel van het in behandeling nemen van reeds geplaatste (straal)orders. Omdat niet zonder een ernstig risico op verspreiding van asbest(vezels) vanuit de hotspots naar de omgeving (ook buiten de straalhal) een fysieke scheiding gemaakt kon worden tussen de verontreinigde delen en de niet verontreinigde delen heeft Oosten Project Management uit veiligheids- en gezondheidsredenen de gehele straalhal als met asbest verontreinigd opgenomen. De overige delen van de bedrijfshal konden zonder enige restricties worden betreden en gebruikt.

(…..)

De twee kleefmonsters met de weergave + en ++ in de straalhal, de ernstige kans op verspreiding van asbest(vezels) (secundaire emissie) door het aanbrengen van een fysieke scheiding in de straalhal en met het verzoek van de opdrachtgever om niet meer tijd en kosten te besteden aan aanvullend onderzoek in de straalhal, wordt daarmee het saneren van meer dan slechts en alleen de twee locaties van de positief geanalyseerde kleefmonsters geheel gerechtvaardigd.

2.17.

[dhr. A] , directeur/schade-expert van TOP expertise, heeft bij brief van 17 november 2017 aan de gemachtigde van SCBF meegedeeld:

Op 8 november 2017 hebben wij de kwestie met uw cliënt besproken en hebben wij een inspectie uitgevoerd aan de straalhal. Na bestudering van de beschikbare stukken zijn wij tot de conclusie gekomen dat het niet noodzakelijk was geweest om de complete straalhal te saneren. Het asbestinventarisatiebureau had het verspreidingsgebied rondom de aangetroffen vervuilingen (twee locaties in het midden van de straalhal) beter in kaart moeten brengen. Rondom het besmette gebied had dan een tent aangebracht kunnen worden. Het saneringsgebied was dan beperkt gebleven tot de binnenzijde van de tent. De kosten voor de sanering zouden dan 10 à 20% zijn geweest van de thans bij uw cliënt in rekening gebrachte kosten.

2.18.

SCBF heeft zowel Holland Mineraal als Eurogrit aansprakelijk gesteld voor alle door haar geleden en nog te lijden schade. Beide partijen zijn in vrijwaring opgeroepen.

2.19.

Voor de zaak SCBF tegen Eurogrit betreffende de vordering van gestelde onderzoekskosten gemaakt door OPM is door [dhr. B.] MSc MRE van AT Osborne op 7 november 2018 een notitie opgesteld (productie 26 bij conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie). De conclusie op pagina 1 vermeldt (voor zover van belang):

Het rapport dat is opgesteld door OPM (…..) wijkt af van verplichte onderdelen zoals opgenomen in bijlage XIIIa van artikel 4.27 van de Arboregeling alsmede aan hoger gelegen wet- en regelgeving. Tevens is de norm NEN 2991 niet correct gevolgd en geïnterpreteerd. Hieruit volgt het oordeel dat de gehele straalhal met een oppervlakte van 300 m2 verontreinigd is met asbest niet op juiste wijze is aangetoond door middel van onder andere de verplichte monstername en analyseresultaten.

Op pagina 7 (eerste alinea) van deze notitie staat vermeld (voor zover van belang):

Kleefmonsters per ruimte of gebied buiten de straalhal waren dan ook overeenkomstig de NEN 2991 niet noodzakelijk. Het vervolgonderzoek had zich juist moeten richten op een 'gericht' inkaderingsonderzoek, door middel van het nemen van representatieve kleefmonsters of gebied overeenkomstig de NEN 2991, in en om de aangrenzende ruimte(n) (straalhal) waar straalgrit is gebruikt.

En op pagina 8 (laatste alinea) van deze notitie staat vermeld (voor zover van belang):

Volgens paragraaf 4.3 van de 2991:2005+C1:2012 (…..) kan worden geconcludeerd dat er sprake is van twee 'hot spots'. Volgens de NEN 2991 norm had het inventarisatiebedrijf het aantal kleefmonsters rondom de twee hotspots moeten uitbreiden met aanvullende kleefmonsters. Hierdoor had het verontreinigde gebied ingekaderd kunnen worden om de omvang van het te saneren gebied beperkt te houden. Het inventarisatiebedrijf OPM heeft nu op basis van twee hot spots de gehele straalhal met een oppervlakte van 300 m2 als verontreinigd met asbest aangemerkt, terwijl dat op basis van de onderzoeksresultaten en de gehanteerde NEN 2991 norm niet nodig was. OPM heeft in dit geval de NEN 2991 norm niet op correcte wijze toegepast en is daardoor tot een onjuiste conclusie gekomen dat de gehele straalhal met een oppervlakte van 300 m2 onder risicoklasse gesaneerd zou moeten worden. De omvang van het te saneren gebied onder risicoklasse 2 had juist door het correct volgen van de norm drastisch beperkt kunnen worden. (…..)

2.20.

JVW Consult heeft naar aanleiding van de notitie van AT Osborne op verzoek van OPM op 28 mei 2019 een rapport uitgebracht (productie 1 bij conclusie van dupliek in reconventie). OPM heeft JVW Consult een aantal vragen gesteld, die door JVW Consult zijn beantwoord. Het rapport vermeldt onder meer (voor zover van belang):

3.2.

Kunt u in het licht van de specifieke omstandigheden van dit geval een oordeel geven over de juistheid van de gehanteerde onderzoeks- en analysemethoden?

OPM was en is een gecertificeerd asbestinventarisatiebureau en bevoegd om een asbestinventarisatie uit te voeren conform het certificatieschema. (…..) Op grond van het certificatieschema was OPM verplicht om strikt conform de hierin vastgelegde voorschriften het onderzoek (asbestinventarisatie) uit te voeren.

Kleefmonsters die worden genomen conform de NEN 2991 dienen te worden geanalyseerd conform de NEN-ISO 16000-27 (…..).

Toch kon OPM er niet onderuit om het onderzoek en de analyses uit te (laten) voeren conform het certificatieschema vanwege het expliciete bevel van het Ministerie van SZW.

Ook de grote tijdsdruk waaronder het onderzoek moest worden uitgevoerd speelde in dit geval een belangrijke rol. Hiermee zou worden voorkomen dat SCB vermijdbare schade zou lijden tengevolge van de door SZW bevolen sluiting van de bedrijfshal.

Alles overziende ben ik van mening dat OPM in het licht van de specifieke en unieke omstandigheden alsmede in het licht van het bevel van SZW, niet anders kon doen dan het onderzoek en de analyses (laten) uitvoeren zoals zij uiteindelijk heeft gedaan.

3.5.

Zou het mogelijk zijn om de verontreinigingscontour in de straalhal te verkleinen teneinde het risico van verspreiding van respirabele asbestvezels in de ruimte en / of het gebouw te beperken?

Het lijkt mij zeer onwaarschijnlijk dat de verontreinigingscontour in de straalhal verkleind zou kunnen worden door het nemen van aanvullende kleefmonsters.

Immers: in de straalhal zijn straalwerkzaamheden uitgevoerd met behulp van asbesthoudend straalgrit.

Daaraan toegevoegd merk ik op dat de kans dat hierbij omvangrijke hoeveelheden asbestvezels zijn vrij gekomen, toen als 'hoog' worden beoordeeld. Dit is ook gebleken uit het rapport van TNO "Beoordeling van blootstelling aan asbest voor werknemers (en omwonenden) tijdens en na toepassing van met asbest verontreinigd straalgrit' van TNO d.d. 25 oktober 2018 (…..). Hierbij is komen vast te staan dat tijdens straalwerkzaamheden met het asbesthoudende straalgrit van Eurogrit zeer hoge concentraties asbestvezels kunnen zijn vrijgekomen (maximaal gemeten niveau: 46 mln v/m3).

Het was verder hoogst aannemelijk dat de tijdens de straalwerkzaamheden vrijgekomen asbestvezels zich ook hebben gehecht aan de muren en plafonds van de straalhal.

Het opnieuw betreden van de straalhal om aanvullende (kleef)monsters te nemen nadat de analyseresultaten van de kleefmonsters bekend waren geworden, zou hebben kunnen leiden tot het opnieuw in de lucht brengen van asbestvezels ("re-emissie"). Het eventueel nemen van een aanvullende serie kleefmonsters zou dan dienen te geschieden onder volledige asbestcondities.

Dit zou hebben geleid tot een zeer waarschijnlijk ongewenste vertraging in de afronding van het onderzoek.

3.6.

Is het volgens uw professionele opvatting begrijpelijk nu in deze ruimte een verontreiniging met asbest op de vloer is aangetoond door middel kleefmonsters?

(…..)

Indien op de vloer van de straalhal asbestvezels zijn aangetroffen afkomstig van de straalwerkzaamheden, ligt het weer voor de hand dat deze vezels ook kunnen zijn neergeslagen op de wanden en plafond van de straalhal. Om dit onweerlegbaar vast te stellen, zou het begrijpelijk zijn geweest om in tweede aanleg (nadat de resultaten van de kleefmonsters van de vloer bekend waren geworden) enkele kleefmonsters op de wanden en het plafond van de straalhal te nemen. Dit zou zeer tijdrovend zijn en dus ook kostbaar zijn geweest omdat de straalhal uitsluitend betreden kon worden onder volledige asbestcondities. (…..)

3.7.

Hoe beoordeelt u het rapport van AT Osborne?

(…..)

 Tenslotte merk ik op dat AT Osborne het onderzoek en de rapportage zeer nauwkeurig

heeft vergeleken met de officiële richtlijn (certificatieschema en NEN 2991). Hierbij is echter voorbij gegaan aan de zeer uitzonderlijke situatie rond de asbesthoudende straalgritproblematiek dat in Nederland nog nooit eerder is voorkomen. Dat houdt ook in dat de officiële richtlijnen (normen) niet zijn ontworpen op deze situatie zodat voor een enigszins betrouwbaar onderzoeksresultaat volop geïmproviseerd moest worden. AT Osborne is hier aan voorbijgegaan.

3 De vordering en het verweer in conventie

4 De vordering en het verweer in reconventie

5 De overwegingen in conventie en in reconventie

6 De beslissing