Home

Rechtbank Noord-Holland, 02-03-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1690, 8749095 CV EXPL 20-7592 en 9157726 CV EXPL 21-2538

Rechtbank Noord-Holland, 02-03-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1690, 8749095 CV EXPL 20-7592 en 9157726 CV EXPL 21-2538

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
2 maart 2022
Datum publicatie
15 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:1690
Zaaknummer
8749095 CV EXPL 20-7592 en 9157726 CV EXPL 21-2538

Inhoudsindicatie

Tussenvonnis ambtshalve toetsing. Bank mag zich uitlaten over naleving informatieplicht en kredietwaardigheidstoets.

Uitspraak

vonnis

Handel, Kanton en Insolventie

Zittingsplaats Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 8749095 CV EXPL 20-7592 (hoofdzaak) en 9157726 CV EXPL 21-2538 (vrijwaringszaak)

Uitspraakdatum: 2 maart 2022

Tussenvonnis van de kantonrechter in de hoofdzaak van:

de naamloze vennootschap

INTERBANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres,

gemachtigde mr. J.G.C. Scheurink,

tegen

[gedaagde in de hoofdzaak, tevens eiseres in de vrijwaringszaak] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

gemachtigde mr. E.H.J. Slager,

en in de vrijwaringszaak van

[gedaagde in de hoofdzaak, tevens eiseres in de vrijwaringszaak] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. E.H.J. Slager,

tegen

[gedaagde in de vrijwaringszaak] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. J. ’t Hart.

Partijen zullen hierna InterBank, [de vrouw] en [de man] genoemd worden.

1 Het verdere procesverloop in de hoofdzaak

1.1.

Het procesverloop blijkt uit het vonnis in incident van 10 februari 2021.

1.2.

[de vrouw] heeft vervolgens een conclusie van antwoord genomen. InterBank heeft vervolgens schriftelijk gereageerd op de conclusie van antwoord, waarna [de vrouw] een schriftelijke reactie heeft gegeven. [de vrouw] heeft daarbij ook producties overgelegd. InterBank heeft bij akte gereageerd op de producties van [de vrouw] .

2 Het procesverloop in de vrijwaringszaak

2.1.

[de vrouw] heeft [de man] bij dagvaarding van 26 februari 2021 in vrijwaring opgeroepen. [de man] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend.

2.2.

[de vrouw] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [de man] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Tot slot heeft [de vrouw] nog schriftelijk gereageerd voor wat betreft de tegenvordering.

3 De feiten

3.1.

[de vrouw] en [de man] zijn in 2009 met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk hebben [de vrouw] en [de man] via bemiddeling van de Nederlandse Kredietmaatschappij een kredietovereenkomst gesloten met InterBank. De overeenkomst vermeldt als contractdatum 24 augustus 2015. In de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Persoonlijke Lening (09-2013) van InterBank van toepassing verklaard. Op grond van de overeenkomst zijn [de vrouw] en [de man] hoofdelijk aansprakelijk voor terugbetaling van het geleende bedrag, verhoogd met een kredietvergoeding van € 12.844,00. [de vrouw] en [de man] dienden het totaalbedrag van € 62.844,00 te betalen in 120 maandelijkse termijnen van € 523,70. InterBank heeft maandelijks termijnbedragen automatisch bij [de vrouw] en [de man] geïncasseerd.

3.2.

Op 16 september 2015 heeft InterBank het kredietbedrag van € 50.000,00 op verzoek van [de vrouw] en [de man] uitgekeerd aan DNV.

3.3.

Tijdens hun huwelijk zijn [de vrouw] en [de man] ook een lening aangegaan van € 25.000,00 bij Nationale Nederlanden.

3.4.

In 2016 zijn [de vrouw] en [de man] gescheiden. Zij hebben op 19 juli 2016 een echtscheidingsconvenant gesloten. Daarin is onder meer het volgende bepaald:“(…) Er is een lening waar nog 72000 euro op open staat (peildatum 25 juni 2016)Afgesproken is dat de vrouw 20000 euro terug gaat betalen.Afgesproken is dat de man 52000 euro terug gaat betalen.(…)”

3.5.

Vanaf juni 2018 zijn de automatische overschrijvingen aan InterBank herhaaldelijk gestorneerd.

3.6.

Met behulp van de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Haarlem heeft [de man] een minnelijke regeling getroffen met zijn schuldeisers, waaronder InterBank.

3.7.

InterBank heeft [de vrouw] op 19 juni 2020 per brief aangeschreven om een betalingsachterstand van € 3.046,87 aan InterBank over te maken. Omdat [de vrouw] daar niet toe is overgegaan, heeft InterBank vervolgens bij brief van 3 juli 2020 het gehele openstaande saldo van € 36.000,54 bij [de vrouw] opgeëist. [de vrouw] betwist dat zij die brief heeft ontvangen.

4 De vordering in de hoofdzaak

5 Het verweer in de hoofdzaak

6 De vordering in de vrijwaringszaak

7 Het verweer en de voorwaardelijke tegenvordering in de vrijwaringszaak

8 De beoordeling in de hoofdzaak

9 De beoordeling in de vrijwaringszaak

10 De beslissing