Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-02-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1583, C/15/324618 HARK 22-19

Rechtbank Noord-Holland, 03-02-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1583, C/15/324618 HARK 22-19

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 februari 2022
Datum publicatie
25 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:1583
Zaaknummer
C/15/324618 HARK 22-19

Inhoudsindicatie

Wrakingskamer. Verzoek toegewezen nu de rechter, objectief gezien, de vrees voor de schijn van partijdigheid bij verzoeker heeft doen ontstaan.

Uitspraak

Wrakingskamer

zaaknummer: C/15/324618 HA RK 22-19

beslissing van 3 februari 2022

op het verzoek tot wraking ingediend door

de vennootschap onder firma [naam vof], en haar vennoot [naam vennoot], uit [plaats]

gemachtigde: Van Rheenen Politiek onderzoek & Adviesbureau en W. van Rheenen,

hierna: verzoeker.

Het verzoek is gericht tegen:

mr. M.P.E. Oomens,

hierna: de rechter.

1 Procesverloop

1.1

Verzoeker heeft ter zitting van 27 januari 2022 mondeling de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Bestuursrecht Algemeen / VK, aanhangige zaak (voorlopige voorziening hangende beroep) HAA 21/6497, hierna te noemen de hoofdzaak. De wederpartij in deze hoofdzaak is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer.

1.2

De rechter heeft niet in de wraking berust.

1.3

Het verzoek is diezelfde dag behandeld op de openbare zitting van de wrakingskamer. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde W. van Rheenen. De rechter in de hoofdzaak is verschenen en heeft mondeling op het verzoek gereageerd. De wederpartij in de hoofdzaak heeft telefonisch laten weten van de geboden gelegenheid geen gebruik te maken.

2 Het standpunt van verzoeker

2.1

Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat de rechter de indruk heeft gewekt dat haar oordeel al vaststaat. Hij verwijst hiertoe naar de opmerking van de rechter dat de gemachtigde van verzoeker ‘hardleers’ is. Ook het verdere verloop van de zitting wekte volgens de gemachtigde van verzoeker de indruk van vooringenomenheid aan de zijde van de rechter. Zo concludeerde de rechter ter zitting al dat zij de wederpartij volgde in zijn standpunt. Ten tweede heeft de rechter geen gelegenheid gegeven aan verzoeker om aan het begin van de zitting zijn standpunt uiteen te zetten. Dit is wel gebruikelijk. Ook stapte de rechter er overheen dat de bezwaarcommissie een compromis heeft voorgesteld. Dit een en ander wekt volgens verzoeker de indruk dat de rechter vooringenomen is.

3 De reactie van de rechter

3.1

De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat van (schijn van) vooringenomenheid geen sprake is. De rechter heeft verklaard dat zij op de zitting de gemachtigde van verzoeker op enig moment heeft gevraagd om te reageren op het standpunt van de wederpartij. Hierbij herhaalde de gemachtigde van verzoeker zich meerdere malen. De rechter heeft toegelicht dat zij de gemachtigde van verzoeker heeft willen voorhouden dat zij het anders zag dan verzoeker en dat zij hem wakker wilde schudden. De rechter wilde een reactie van verzoeker uitlokken, zodat zij er wellicht toch anders tegenaan zou gaan kijken. Toen de gemachtigde van verzoeker zijn eerder ingenomen standpunt wederom herhaalde, heeft de rechter gezegd dat de gemachtigde van verzoeker ‘wat hardleers’ is. Toen de gemachtigde van verzoeker daarop te kennen gaf dat hij het niet netjes vond dat zij hem ‘hardleers’ vond, heeft de rechter gezegd dat zij dat inderdaad niet zo had moeten zeggen. Hieruit volgt volgens de rechter echter nog niet dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid. De behandeling van de hoofdzaak is hierna ook gewoon voortgezet. Verder heeft de rechter desgevraagd verklaard dat zij aan het begin van de zitting in de hoofdzaak niet de voorgenomen volgorde van behandeling aan partijen heeft meegedeeld. De rechter begrijpt dat het daardoor wellicht niet duidelijk voor verzoeker was dat hij later op de zitting nog de gelegenheid zou krijgen om zijn gronden nader toe te lichten. De rechter benadrukt verder dat de zitting ook nog (lang) niet was afgelopen op het moment dat het wrakingsverzoek werd gedaan en dat dus diverse onderwerpen nog niet waren besproken. De rechter concludeert daarom tot afwijzing van het verzoek.

4 De beoordeling

5 Beslissing